WEEK 5 – DAG 2

Ochtendvoeding

Gn. 1:26 En God zeide: Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis, opdat zij
heersen over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over het vee en over
de gehele aarde en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt.

Hnd. 4:31 (...) zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en spraken het woord van God met

vrijmoedigheid.
Wanneer het Woord komt, brengt het kracht. Het Woord brengt licht, leven en kracht.
Wanneer we het levende Woord verkondigen, is er de kracht. Deze kracht is niet een
gelegenheidskracht; het is een constante kracht. Het is niet de kracht als van een champignon; het is de
groeiende kracht. Wat we in onze arbeid doen is als het zaaien van een anjer zaadje. Geleidelijk zal er een
spruit verschijnen. Uiteindelijk zal het tot bloei komen, zaad voortbrengen, en een tweede reproductie
voortbrengen. Dit is de kracht van het leven.
We willen dat het Woord gezaaid wordt en groeit op de akker van de gemeente. Jaar na jaar zal het
groeien en vermenigvuldigen. Niets zal zo voorspoedig zijn als dat wat in de gemeenten is. Het zal voorspoedig
zijn en het zal voor eeuwig voortgaan, want de kracht hier is niets anders dan leven. Dit leven komt uit het
Woord. Het Woord brengt het leven binnen en het leven blijft en reproduceert. Ik heb de volle overtuiging dat
het wederopbouwwerk van de Heer in dit land nog steeds zal voortgaan omdat het geen beweging is die uit de
mens voortkomt. Het is het bewegen van het groeien van het goddelijke leven. Het zaad is hier gezaaid, het
Woord is gekomen, en het leven is hier. Waar het Woord is, is de kracht in leven. (Life-study of Hebrews, blz.
25-26)

Lezen voor vandaag

Omdat God een sprekende God is, heeft Hij de mens, toen Hij deze schiep naar Zijn beeld, de capaciteit
gegeven om net als Hijzelf te spreken.
We hebben niet alleen Gods beeld in liefde, licht, heiligheid, en rechtvaardigheid, maar we
vertegenwoordigen Hem ook en dragen Zijn beeld in onze capaciteit om te spreken. Volgens Genesis 1:26
schiep God ons niet alleen zo dat we Zijn beeld hebben maar nog meer dat we voor Hem regeren.
Hij schiep ons zodat we Hem zullen vertegenwoordigen. De meest belangrijke vereiste van een
vertegenwoordiger is dat hij moet kunnen spreken. Als iemand vandaag een vertegenwoordiger stuurt, maar
deze vertegenwoordiger is stom, en niet in staat om te spreken, dan zal er uiteindelijk geen overeenkomst
worden gesloten omdat er geen discussie kan worden gevoerd. Vandaag kunnen wij God vertegenwoordigen
omdat we kunnen spreken. Wij kunnen spreken omdat we als God zijn.
God schiep de mens met twee uitmuntende kenmerken: één daarvan is dat Hij een geest in de mens
schiep, en de andere is dat Hij de mens met een sprekend orgaan schiep.
We moeten weten wat voor soort woorden God wilde dat de mens zou spreken toen Hij hem schiep
met de capaciteit om te spreken. Wilde Hij dat de mens slechts de woorden van mensen zou spreken? God
schiep de mens om Hem te vertegenwoordigen. Een vertegenwoordiger moet de woorden spreken van degene
die hij vertegenwoordigt. Als vertegenwoordigers van God, vertegenwoordigen we God; daarom moeten we
de woorden van God spreken. We moeten voor God spreken en God voort spreken; deze God is het woord.
Nadat we tot wedergeboorte zijn gebracht in onze geest, zijn wij als geredde personen de kinderen van
God. Als zodanig moet het als we onze mond openen Gods spreken zijn; wij spreken wat God ook spreekt.
Daar wij allemaal uit God zijn geboren, moeten we in ons de 'God' toon hebben; wat we ook spreken,
we spreken over God. In Amerika zijn er mensen met verschillende huidskleur. Onder deze rassen zijn Aziaten
uiterlijk moeilijk te onderscheiden. Hoe kan iemand dan het verschil vertellen? Dat komt door het luisteren
naar hun spreken. Wanneer zij beginnen met praten, weten we gelijk wie er Chinees en wie er Koreaans is. We
spreken de woorden van degene uit wie we zijn geboren. Omdat we uit God zijn geboren, spreken we van
nature de woorden van God. Daar Gods woord God Zelf is, is het dat als we Gods worden spreken, we God
spreken. (CWWL, 1985, deel 5, “Speaking for God,” blz. 203-207)
Ter aanvulling lezen: CWWL, 1985, deel 5, “Speaking for God,” hfst. 3-4
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________

GODS ECONOMIE IN GELOOF
Week 5: Spreken door de geest van geloof

Gods economie in geloof © 2022 Living Stream Ministry 25

WEEK 5 – DAG 1

Ochtendvoeding

Heb. 1:1 Nadat God vroeger vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de

profeten, heeft Hij in het laatst van deze dagen tot ons gesproken in de Zoon.

Ps. 119:105 Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad.
Joh. 6:63 De Geest is het die levend maakt (...). De woorden die Ik tot u heb gesproken, zijn geest

en zijn leven.
Het is een straf om niet het spreken van God te hebben. In de dagen van 1 Samuel 3 was het Woord
van God schaars. Dat was een straf voor de familie en het huis van Eli de priester. Wanneer je onder Gods
zegen bent, zal God elke minuut spreken. Gods spreken tegen jou bewijst dat je onder Zijn zegen bent. Spreekt
God tegen jou? Dat betekent dat HIj echt, levend en bewegend is.
De levende God deelt Zichzelf door spreken in ons uit. God wil Zichzelf in ons overdragen. Dit wordt
hoofdzakelijk door spreken volbracht. Hoe meer Hij tegen je spreekt, hoe meer Zijn goddelijke element wordt

uitgedeeld en overgedragen in je wezen. Als je eenmaal Zijn spreken hoort, kun je nooit dezelfde blijven. (Life-
study of Hebrews, blz. 21-22)

Lezen voor vandaag

Wanneer God spreekt, schijnt het licht. Het eerste element met Gods Woord is licht. Je hoeft het niet
te verklaren of uit te leggen. Het licht schijnt, want het Woord brengt licht voort. Het goddelijke Woord is de
beste verlichter, de beste lichtdrager. We kunnen dit allemaal bewijzen door onze ervaring. Wanneer wij Zijn
Woord horen, zijn we onder Zijn schijnen en dit schijnen brengt ons licht. Met dit licht is er het begrijpen,
visioen, en de juiste wijsheid, kennis en uitleg. Als je het licht hebt, heb je de kracht om te zien, het inzicht, en
het visioen. Wanneer je het licht hebt, heb je de kennis, het begrip en de wijsheid. Dit geeft je de woorden
terwijl je niet kunt zwijgen.
Het Woord brengt ook ons leven. De Heer Jezus zei dat de woorden die Hij sprak geest en leven zijn
(Joh. 6:63). "In het begin was het Woord (...). In Hem was het leven" (Joh. 1:1, 4). In het Woord is leven.
Wanneer we het Woord aanraken worden we opgewekt.
Vandaag zijn er zoveel levend omdat ze gevuld zijn met het Woord. Ik ben zo blij om te zien dat er in
deze eeuw, een zeer boze eeuw, jonge mensen zijn die zichzelf verkocht hebben aan het Heilige Woord. Voor
velen van jullie is het Woord het meest kostbare in jullie hart. Dit is een goed teken dat de Heer onder jullie
aan het bewegen is. Zijn spreken is met ons en Zijn Woord is in ons. Vandaag bruist iedereen in het
gemeenteleven vanwege het Woord van het leven. We hebben het levende Woord.
Het leven dat in het Woord is omvat heel veel. Het omvat heiligheid, liefde, nederigheid,
vriendelijkheid, en geduld. Leven omvat alle goddelijke eigenschappen en alle menselijke deugden. Probeer
niet om nederig te zijn, want nederigheid is als een vogel. Zodra je het probeert te vangen, vliegt het weg.
Probeer niet om je vrouw lief te hebben of je te onderwerpen aan je man. Je kunt het niet. Neem eenvoudig het
Woord. Het Woord brengt leven, en dit leven resulteert in liefde en onderwerping. Nederigheid, liefde, en
onderwerping worden allemaal gevonden in dit leven. We kunnen deze deugden niet verkrijgen door onze
inspanningen of ons werk. Zij zijn allemaal in het goddelijke leven.
Hoe kunnen we het leven hebben? Neem eenvoudig het Woord en het leven komt. Wanneer het leven
komt, zullen ook alle goede dingen erbij komen. In dit leven is nederigheid en schoonheid van het menselijke
wezen. Vanaf dat God de mens schiep naar Zijn beeld, is er zeker schoonheid in de menselijkheid. Maar deze
schoonheid van de menselijkheid kan alleen gevonden worden in het goddelijke leven, en het goddelijke leven
is in het goddelijke Woord. Wanneer het Woord komt, komt het leven, en de schoonheid komt met het leven.
Kijk naar de mensen in de gemeente; iedereen is knap en mooi. Als dezelfde mensen niet in het gemeenteleven
zouden zijn, zouden zij een verschijning van schorpioenen, schildpadden of apen hebben. Ik ben waarlijk
verliefd geworden op de mensen in de gemeente. Zelfs de ouderen zijn zo lieflijk. Deze schoonheid, deze
lieflijkheid, komt van het leven, en het leven komt van het Woord. Wanneer God spreekt is het leven daar. Dit
leven is zo rijk. (Life-study of Hebrews, blz. 22-25)
Ter aanvulling lezen: Life-study of Hebrews, boodschap 2; CWWL, 1990, deel 1, “The Apostles’ Teaching,”
hfst. 1
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________

MORGENWACHT

KRISTALLISATIE-STUDIE VAN 1 EN 2 SAMUËL
Week 7: David is een beeld van Christus, de echte David – de Koning van het komende koninkrijk van God. Kristallisatie-studie van 1 en 2 Samuël © 2022 Living Stream Ministry 65


WEEK 7 – DAG 1
Ochtendvoeding
1 S. 21:4 Daarop antwoordde de priester David: Ik heb geen gewoon brood voorhanden, maar er
is wel heilig brood (…).
1 S. 21:6 Toen gaf de priester hem het heilige brood, omdat er geen ander was dan het toonbrood
dat men gewoon is voor het aangezicht des Heren weg te nemen (…).
Mt. 1:6 En Isaï verwekte David, de koning (…)
Toen de farizeeers tegen (Jezus) zeiden dat het volgens de wet niet geoorloofd was om aren te plukken
op de sabbat, zei Hij: “Hebt u niet gelezen wat David deed toen hij honger had, en zij die bij hem waren? Hoe
hij het huis van God inging en de toonbroden at, die hij niet mocht eten, en ook zij niet die bij hem waren,
behalve alleen de priesters?” (Mt. 12:3-4). Het woord van de Heer laat zien dat Hij de echte David is. In de
verleden tijd, toen David en zijn volgers werden verworpen, gingen zij het huis van God binnen en aten de
toonbroden waardoor zij ogenschijnlijk de levitische wet braken. Nu werden de echte David en Zijn volgers
ook verworpen en namen het heft in handen door te eten, ogenschijnlijk tegen de sabbat regels in. Zoals David
en Zijn volgers niet schuldig werden gehouden, moeten ook Christus en Zijn volgens niet worden veroordeeld.
Koning David was een voorafbeelding van Christus, de echte David. David had volgers, en Christus, de echte
David, had ook discipelen als Zijn volgers. Koning David en Zijn volgers werden verworpen door het volk, en
de echte David en Zijn volgers werden ook verworpen. Zoals David en zijn volgers hongerig waren, zo waren
ook Christus en Zijn discipelen hongerig. Dit geeft aan dat David en Zijn volgers een voorafbeelding van
Christus en Zijn discipelen waren. (The Conclusion of the New Testament, blz. 720-721)
Lezen voor vandaag
Het woord van Christus in Matteüs 12:3-4 duidt op een eeuw verandering van het priesterschap naar
het koningschap. In het verleden bracht de komst van David een eeuw verandering teweeg van de eeuw van
het priesterschap naar de eeuw van de koningen, waarbij de koningen boven de priesters kwamen te staan. In
de eeuw van de priesters moest de leider van het volk luisteren naar de priester (Nu. 27:21-22). Maar in de
eeuw van de koningen moest de priester zich aan de koning onderwerpen (1 S. 2:35-36). Daarom was wat
koning David met zijn volgers deed niet illegaal. Nu is door de komst van Christus de eeuw ook veranderd en
deze keer van de eeuw van de wet naar de eeuw van genade, waarin Christus boven alles is. Wat Hij ook doet
is juist. De zaak van het houden van de sabbat behoort tot het oude tijdperk van de wet. Maar in het tijdperk
van genade heeft Christus het laatste woord. Dit is geen zaak van de wet maar van Christus. (The Conclusion
of the New Testament, blz. 721)
De Heer leek te zeggen tegen de farizeeën: “Je moet Mij en Mijn discipelen niet veroordelen. Het is
niet langer de wet die het laatste woord heeft, maar Ik, de Christus, Ik geef jullie het laatste woord. Ik ben de
echte Koning, de echte David. Ik ben ook de Christus die de eeuw van genade heeft binnengebracht. Dus wat
Ik ook zeg of doe is het definitieve besluit.” De farizeeën zouden de Bijbel moeten kennen, maar hier verloren
zij duidelijk de zaak. Hoe sterk was de verdediging van de Heer! (Life-study of Matthew, blz. 397)
David was de achtste zoon van zijn vader en werd gekozen en gezalfd door God (1 S. 16:10-13). Het
nummer acht duidt op opstanding. Dat David als de achtste zoon werd gekozen door God laat zien dat zijn
relatie met Christus in opstanding was. Verder was hij een man naar Gods hart (1 S. 13:14) en bracht hij Gods
koninkrijk binnen voor Christus.
David was de laatste van de generatie van de vaders. Hij was ook de eerste van de generatie van de
koningen. Hij was de afsluiting van één eeuw en het begin van de volgende. Hij werd het keerpunt van twee
eeuwen omdat hij het koninkrijk van God binnenbracht en nauw met Christus verbonden was. (Mt. 1:6,
voetnoot 1, RcV)
In dit geslachtsregister (in Matteüs) wordt alleen David “de koning” genoemd omdat door hem het
koninkrijk met het koningschap werd binnengebracht. (Mt. 1:6, voetnoot 2, RcV)
Ter aanvulling lezen: Life-study of Matthew, boodschap 32; The Conclusion of the New Testament, boodschap
67; Life-study of 1 & 2 Samuel, boodschap 14

OULINE:

KRISTALLISATIE-STUDIE VAN 1 EN 2 SAMUËL
Kristallisatie-studie van 1 en 2 Samuël © 2022 Living Stream Ministry 61
Week 7
David is een beeld van Christus, de echte David – de Koning van het komende koninkrijk van God
Bijbelverzen: 1 S. 21:1-6; 2 S. 7:16; 23:1-7; Am. 9:11-12; Mt. 1:6; 12:1-4
DAG 1
I. David is een beeld van Christus, de echte David – 1 S. 21:1-6; 2 S. 23:1-7; Mt. 12:1-4:
A. David is het meest volledige beeld van Christus geopenbaard in het Oude Testament, en beslaat de
langste periode; het Nieuwe Testament onthult ook duidelijk dat David een beeld van Christus is –
Mt. 12:3.
B. In overeenstemming met het principe in Matteüs 12, dat Christus groter is dan alle voorbeelden,
groter dan alle dingen en personen in het Oude Testament die Hem uitbeelden, is Christus de grotere
David:
1. Het woord van de Heer in Matteüs 12:3-4 duidt aan dat Hij de echte David is:
a. David had volgelingen, en Christus, de echte David, had ook discipelen als Zijn volgelingen.
b. Dit alles duidt er op dat David en zijn volgelingen een beeld waren, een voorafbeelding,
van Christus en Zijn discipelen.
2. Het woord van de Heer in Matteüs 12:3-4 duidt ook op een verandering van de eeuw van het
priesterschap naar het koningschap:
a. De komst van David veranderde de eeuw van de eeuw van de priesters naar de eeuw van
de koningen, waarin de koningen boven de priesters stonden.
b. Door de komst van Christus werd ook de eeuw veranderd, dit keer van eeuw van de wet
naar de eeuw van genade, waarin Christus boven alles staat.
c. In Matteüs 1:6 wordt David "de koning" genoemd omdat door hem het koninkrijk met het
koningschap werd binnengebracht; hij was keerpunt tussen twee eeuwen, het einde van een
tijdperk en het begin van een ander tijdperk.

KRISTALLISATIE-STUDIE VAN 1 EN 2 SAMUËL
Week 7: David is een beeld van Christus, de echte David

– de Koning van het komende koninkrijk van God
Kristallisatie-studie van 1 en 2 Samuël © 2022 Living Stream Ministry 65
WEEK 7 – DAG 1
Ochtendvoeding
1 S. 21:4 Daarop antwoordde de priester David: Ik heb geen gewoon brood voorhanden, maar er
is wel heilig brood (…).
1 S. 21:6 Toen gaf de priester hem het heilige brood, omdat er geen ander was dan het toonbrood
dat men gewoon is voor het aangezicht des Heren weg te nemen (…).
Mt. 1:6 En Isaï verwekte David, de koning (…)
Toen de farizeeers tegen (Jezus) zeiden dat het volgens de wet niet geoorloofd was om aren te plukken
op de sabbat, zei Hij: “Hebt u niet gelezen wat David deed toen hij honger had, en zij die bij hem waren? Hoe
hij het huis van God inging en de toonbroden at, die hij niet mocht eten, en ook zij niet die bij hem waren,
behalve alleen de priesters?” (Mt. 12:3-4). Het woord van de Heer laat zien dat Hij de echte David is. In de
verleden tijd, toen David en zijn volgers werden verworpen, gingen zij het huis van God binnen en aten de
toonbroden waardoor zij ogenschijnlijk de levitische wet braken. Nu werden de echte David en Zijn volgers
ook verworpen en namen het heft in handen door te eten, ogenschijnlijk tegen de sabbat regels in. Zoals David
en Zijn volgers niet schuldig werden gehouden, moeten ook Christus en Zijn volgens niet worden veroordeeld.
Koning David was een voorafbeelding van Christus, de echte David. David had volgers, en Christus, de echte
David, had ook discipelen als Zijn volgers. Koning David en Zijn volgers werden verworpen door het volk, en
de echte David en Zijn volgers werden ook verworpen. Zoals David en zijn volgers hongerig waren, zo waren
ook Christus en Zijn discipelen hongerig. Dit geeft aan dat David en Zijn volgers een voorafbeelding van
Christus en Zijn discipelen waren. (The Conclusion of the New Testament, blz. 720-721)
Lezen voor vandaag
Het woord van Christus in Matteüs 12:3-4 duidt op een eeuw verandering van het priesterschap naar
het koningschap. In het verleden bracht de komst van David een eeuw verandering teweeg van de eeuw van
het priesterschap naar de eeuw van de koningen, waarbij de koningen boven de priesters kwamen te staan. In
de eeuw van de priesters moest de leider van het volk luisteren naar de priester (Nu. 27:21-22). Maar in de
eeuw van de koningen moest de priester zich aan de koning onderwerpen (1 S. 2:35-36). Daarom was wat
koning David met zijn volgers deed niet illegaal. Nu is door de komst van Christus de eeuw ook veranderd en
deze keer van de eeuw van de wet naar de eeuw van genade, waarin Christus boven alles is. Wat Hij ook doet
is juist. De zaak van het houden van de sabbat behoort tot het oude tijdperk van de wet. Maar in het tijdperk
van genade heeft Christus het laatste woord. Dit is geen zaak van de wet maar van Christus. (The Conclusion
of the New Testament, blz. 721)
De Heer leek te zeggen tegen de farizeeën: “Je moet Mij en Mijn discipelen niet veroordelen. Het is
niet langer de wet die het laatste woord heeft, maar Ik, de Christus, Ik geef jullie het laatste woord. Ik ben de
echte Koning, de echte David. Ik ben ook de Christus die de eeuw van genade heeft binnengebracht. Dus wat
Ik ook zeg of doe is het definitieve besluit.” De farizeeën zouden de Bijbel moeten kennen, maar hier verloren
zij duidelijk de zaak. Hoe sterk was de verdediging van de Heer! (Life-study of Matthew, blz. 397)
David was de achtste zoon van zijn vader en werd gekozen en gezalfd door God (1 S. 16:10-13). Het
nummer acht duidt op opstanding. Dat David als de achtste zoon werd gekozen door God laat zien dat zijn
relatie met Christus in opstanding was. Verder was hij een man naar Gods hart (1 S. 13:14) en bracht hij Gods
koninkrijk binnen voor Christus.
David was de laatste van de generatie van de vaders. Hij was ook de eerste van de generatie van de
koningen. Hij was de afsluiting van één eeuw en het begin van de volgende. Hij werd het keerpunt van twee
eeuwen omdat hij het koninkrijk van God binnenbracht en nauw met Christus verbonden was. (Mt. 1:6,
voetnoot 1, RcV)
In dit geslachtsregister (in Matteüs) wordt alleen David “de koning” genoemd omdat door hem het
koninkrijk met het koningschap werd binnengebracht. (Mt. 1:6, voetnoot 2, RcV)
Ter aanvulling lezen: Life-study of Matthew, boodschap 32; The Conclusion of the New Testament, boodschap
67; Life-study of 1 & 2 Samuel, boodschap 14
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________
________________________________________

outline

KRISTALLISATIE-STUDIE VAN 1 EN 2 SAMUËL

Kristallisatie-studie van 1 en 2 Samuël © 2022 Living Stream Ministry 21

Week 3

Geestelijke principes, levenslessen en heilige waarschuwingen zoals gezien in de geschiedenis van Samuël

Bijbelverzen: 1 S. 1:10-11, 18-20, 27-28; 2:30, 35-36; 3:1-21; 4:11-22; 7:3-17; 12:23

DAG 1
I. Samuël behoorde tot de stam van Levi (1 Kr. 6:33-38) maar kwam niet uit het huis van Aäron,
de familie van de priesters die door God aangesteld waren; Samuël diende de Heer als een
priester door de nazireeërgelofte en niet door geboorte:
A. Gods beweging als antwoord op het gebed van Hanna bracht een overwinnende nazireeër voort
die absoluut voor de vervulling van Gods verlangen was; zelfs al voor zijn geboorte werd
Samuël toegewijd door zijn moeder om zo'n persoon te zijn – 1 S. 1:10-11, 19-20.
B. God verlangt er naar dat al Zijn kinderen nazireeërs zijn; je bent een nazireeër door heiliging,
afzondering, door absoluut en tot het uiterste voor God te zijn, dat betekent dat je niets anders
voor ogen hebt dan God alleen en niets anders dan Zijn tevredenheid – het getuigenis van Jezus,
dat is de getuigende gemeente als het getuigenis en de uitdrukking van Christus – Nu. 6:1-2;
Ps. 73:25-26; Op. 1:2, 9-13; 19:10; verw. Ex. 38:21:
1. Een nazireeër die zich onthoudt van wijn en alles wat aan die bron gerelateerd is, is een
beeld van het onthouden van allerlei aards vermaak en plezier, en het nemen van Christus
als je vermaak en plezier; eten van de boom van het leven, ofwel genieten van Christus als
onze levensvoorziening, behoort de belangrijkste zaak te zijn in het gemeenteleven – Nu.
6:3-4; Op. 2:7; Ri. 9:12-13.
2. Een nazireeër die zijn hoofd niet scheert betekent dat hij het hoofdschap van de Heer en alle
plaatsvervangend gezag dat door God is aangesteld niet verwerpt maar hier juist absoluut
aan onderworpen is – Nu. 6:5; Rom. 13:1-2a; Ef. 5:21, 23; 6:1; Heb. 13:17; 1 Pe. 5:5.
3. Een nazireeër die niet verontreinigd mocht worden door de dood van een familielid, maar
moest blijven in afzondering om heilig te zijn voor God, betekent dat een nazireeër
natuurlijke genegenheid overwint – Nu. 6:7.
4. Een nazireeër die niet bij een dode mocht komen of verontreinigd mocht worden door de
plotselinge dood van iemand naast hem, betekent dat een nazireeër is afgezonderd van de
dood – Nu. 6:6-9; Op. 3:4; Lv. 11:31; 5:2; verw. 1 Joh. 5:16.

II. In de tijd van Samuël was het priesterschap naar de orde van Aäron diep gevallen; God had
dit echter voorzien; naast Zijn aanstelling van het huis van Aäron als priesters had Hij een
aanvullende regeling– de gelofte van de nazireeër in Numeri 6 – voor het geval het aangestelde
priesterschap ontoereikend was:
A. Toen het huis van Aäron viel, werd deze aanvullende regeling gebruikt; Samuël werd een
priester door toewijd, afgezonderd en afgestaan te worden aan de Heer – 1 S. 1:11, 27-28.
B. In de tijd van Eli was God arm wat betreft het priesterschap, zodat Hanna Samuël aan de Heer
afstond; wanneer de situatie abnormale is, wordt de Heer arm wat betreft Zijn bestuur en is er
behoefte aan iemand die zichzelf vrijwillig aan de Heer afstaat.
C. Nadat Hanna Samuël aan Eli had gegeven, loofde zij God voor Zijn verlossing die door Zijn
geweldige daden bewerkt was; haar gebed had te maken met Gods beweging in Zijn economie
en geeft aan dat ze iets van Gods economie had gezien – 1 S. 2:1-10.

DAG 2
III. Samuël groeide op onder toezicht van Eli; in zijn jeugd diende Samuël de Here voor het
aangezicht van Eli (1 S. 2:11b, 18-19) en leerde Eli hem de manier om God te dienen:
A. God riep Samuël drie keer; "Toen begreep Eli, dat de Here de jongen riep. Daarom zeide Eli tot
Samuël: Ga heen, leg u weer neer, en als Hij u roept, zeg dan: spreek Here, want uw knecht
hoort. (...) Toen kwam de Here, bleef daar staan en riep als de vorige keren: Samuël, Samuël!
En Samuël zeide: Spreek, want uw knecht hoort" – 1 S. 3:1-10:

1. Dit was iets heel positiefs dat Samuël leerde van Eli; als dienaren van de Heer moeten we
in gemeenschap met Hem blijven, en altijd luisteren naar Hem – Lc. 1:34-38; 10:38-42.
2. Onze levens zijn afhankelijk van de woorden van de Heer, en ons werk is afhankelijk van
Zijn geboden (Op. 2:7; 1 S. 3:9-10; verw. Js. 50:4-5; Ex. 21:6); het leven van de gelovigen
is geheel afhankelijk van het spreken van de Heer (Ef. 5:26-27).
3. Het spreken van de Heer stelt ons in staat het doel van Zijn eeuwige economie te vervullen
om een bruid als Zijn wederhelft te verkrijgen – Op. 2:7; Ef. 5:26-27; Hl. 8:13-14.
B. Terwijl Samuël in opleiding was observeerde hij de achteruitgang van het in verval geraakte
priesterschap van Aäron:
1. Hij zag de ark van God die onrechtmatig meegenomen werd door de oudsten van het volk
en door de Filistijnen werd veroverd, met als gevolg dat Gods heerlijkheid uit Israël vertrok;
hij zag Gods zware oordeel over het huis van Eli, dat bestond uit de dood van Eli en van
zijn twee boosaardige zonen, Chofni en Pinechas – 1 S. 2:12-36; 4:11-22.
2. Gods zware oordeel over het huis van Eli was voorspeld door een man van God (1 S. 2:27-
36); daarna werd dit zware oordeel bevestigd door het woord van Jehova dat werd
uitgesproken door Samuël (1 S. 3:11-18).
3. Gods doel met het door Samuël aan Eli laten vertellen over het komende oordeel zou kunnen
zijn om een onuitwisbare indruk op deze jonge priester te maken; dit was Gods wijsheid –
1 S. 3:17-18.
4. Dit verzwakte Samuël niet in zijn toekomstige priesterschap als nazireeër; het werd juist
een voortdurende waarschuwing voor hem tijdens zijn priesterlijke dienst en hielp hem
zuiver te blijven in zijn dienst aan God gedurende zijn hele leven.

DAG 3
IV. Samuël was iemand die de eeuw veranderde naar de eeuw van het koninkrijk met het
koningschap; dit was heel belangrijk, niet alleen in de geschiedenis van Israël, maar zelfs in de
geschiedenis van de mensheid:
A. Samuël kwam niet in opstand tegen het huis van Aäron, en hij eigende zich niets onrechtmatig
toe uit het huis van Aäron; in de tijd dat Samuël opgroeide regelde God de omstandigheden om
hem te vervolmaken en om zijn capaciteiten te ontwikkelen om alles te kunnen doen dat nodig
was voor God om de eeuw te veranderen naar de eeuw van de koning met het koninkrijk.
B. Als priester verving, en in zekere zin beëindigde Samuël het oude priesterschap naar de orde
van Aäron; God gebruikte Samuël om de eeuw te veranderen, niet door rebellie of revolutie,
maar door de manier van goddelijke openbaring om het koningschap in te luiden.
C. Samuël was een man van openbaring, en hij deed alles in overeenstemming met wat "Hij
openbaarde Zich (...) aan Samuël door het woord des Heren" (1 S. 3:21); bovendien was Samuël
een man naar Gods hart – een kopie van Gods hart; als zo iemand zou hij nooit iets opstandigs
doen.
V. Samuël was in wezen en persoon in overeenstemming met God, niet alleen in zijn handel,
wandel en werk; Samuëls wezen en Gods hart waren één; daarom kunnen we zeggen dat
Samuël, een man in overeenstemming met God, de handelende God op aarde was:
A. Gods gedachten waren Samuëls overdenkingen; hij had geen andere gedachten of
overwegingen; zijn leven en werk dienden om alles wat in Gods hart was ten uitvoer te brengen.
B. Samuël zalfde Saul en David tot koning (1 S. 10:1; 16:1, 13); dit was in overeenstemming met
Gods verordening dat Samuël voortdurend Zijn gezalfde moest voorgaan om toezicht te houden
op de koning en te zien wat de koning deed.
C. Dit geeft aan dat Samuël, de handelende God op aarde, groter was dan de koning; Samuël was
hiertoe in staat omdat God hem vele jaren op een unieke wijze had vervolmaakt voor Zijn
economie:
1. Samuël kon door God worden gebruikt om Zijn economie uit te voeren omdat hij een man
in overeenstemming met God en Gods hart was, niet zelfzuchtig of uit op eigen gewin –
verw. Mt. 16:24; Lc. 9:23-25.

2. Zijn hart ging alleen uit naar dat wat in Gods hart was en naar Gods uitverkorenen; zijn hart
was een weerspiegeling van Gods hart – verw. Fil. 2:19-22; 2 Kor. 3:16-18.
3. Samuël vond dat niet bidden voor Gods volk, Zijn persoonlijke schat en eigendom, een
zonde was tegen Jehova – 1 S. 12:23; Ex. 19:5.
D. Hoewel het niet makkelijk was voor Samuël om voor God te staan in zijn specifieke situatie,
zorgde hij voor Gods belang en veranderde hij de eeuw; volgens het Oude Testament staat Samuël
op hetzelfde niveau als Mozes als het gaat om kiezen voor God en voor Zijn belang – Jr. 15:1.

DAG 4

E. "Daarna zette Samuël voor het volk het recht van het koningschap uiteen, schreef dit in een
oorkonde en legde die neer voor het aangezicht des Heren" – 1 S. 10:25a:
1. Mozes gaf de wet aan het volk Israël. maar vóór Samuël hadden ze nog geen set van statuten
of een grondwet.
2. Samuël leerde het volk de statuten, de grondwet, de praktijk daarvan, de gebruiken, de
manieren, de verordeningen en de regels van hoe Gods koninkrijk op aarde in de praktijk
kon worden gebracht.

VI. God begon een nieuw tijdperk door Samuël, een jonge nazireeër, op te wekken als een trouwe
priester om het vervallen priesterschap te vervangen – 1 S. 2:35:
A. Samuël werd door God aangesteld om het woord van God te spreken om het onderwijs van het
woord van God door het oude priesterschap te vervangen; in het priesterschap is de eerste en
belangrijkste taak voor een priester het spreken voor God.
B. Het borstschild met de Urim en de Tummim dat gedragen werd door de hogepriester waren de
middelen die God gebruikte om tot Zijn volk te spreken (Ex. 28:30); door het verval van het
priesterschap was Gods speken bijna verloren gegaan (1 S. 3:1, 3a).
C. God bediende Zijn uitverkorenen met Zijn woord door Samuël aan te stellen als profeet in het
verhoogde priesterschap (1 S. 3:20-21), en Hij oefende Zijn gezag uit over Zijn uitverkorenen
door Samuël op te wekken als richter (1 S. 7:15-17).
D. Samuël, als de laatste richter, beëindigde de tijd van de richters, en, als de nieuwe priester, bracht
het koningschap binnen, dat werd versterkt door het verhoogde profeetschap.
E. God had een levende persoon, een profeet, nodig om voor Hem te spreken; volgens Gods
bepaling is Samuël de eerste profeet omdat hij het profeetschap binnenbracht voor Gods spreken
– Hnd. 2:34; 13:20; Heb. 11:32.

DAG 5 & DAG 6
VII. Samuël was één met God op aarde; als de handelende God op aarde, de vertegenwoordiger
van God in de hemel om te heersen over Zijn volk op aarde, had Samuël in zijn bediening vijf
statussen – 1 S. 7:3:
A. Samuël diende als een nazireeër, toegewijd aan God, absoluut voor Gods vervulling van Zijn
economie – 1 S. 1:11, 28a.
B. Samuël diende als een priester die God eerde en God tevreden stelde om het oude en in verval
geraakte priesterschap te vervangen, en hij was trouw om te handelen namens God, zelfs om
koningen aan te stellen en te bevestigen voor het goddelijke bestuur op aarde – 1 S. 2:30, 35-
36; 7:3-17; Ri. 9:9, 13.
C. Samuël diende als een profeet die door God was aangesteld (1 S. 3:20) om Gods woord te
spreken en het onderwijs van het oude priesterschap te vervangen in een tijd waarin het woord
van Jehova schaars was en visioenen niet talrijk waren (1 S. 1-10, 19-21).
D. Samuël diende als een richter in de werkelijkheid van het koningschap om het richten van het
volk door het oude en in verval geraakte priesterschap te vervangen – 1 S. 7:15-17.
E. Samuël diende als een man van gebed, die bad voor Gods uitverkorenen, zodat ze op Gods weg
bewaard zouden worden, één zouden zijn met God, niet ten prooi zouden vallen aan de afgoden
van de volken, en van God zouden genieten als Eben-Haëzer (dat betekent "de steen die hulp
verleent" – 1 S. 7:12) zodat Gods verlangen in Zijn wil voor hen vervuld kon worden (1 S. 7:3-
17; 8:6; 12:19-25; 15:11b).

 

KRISTALLISATIE-STUDIE VAN 1 EN 2 SAMUËL

Week 3: Geestelijke principes, levenslessen en heilige waarschuwingen zoals gezien in de geschiedenis van Samuël

Kristallisatie-studie van 1 en 2 Samuël © 2022 Living Stream Ministry 25

WEEK 3 – DAG 1

Ochtendvoeding

 

1 S. 1:11 (...) dan zal ik die voor zijn gehele leven de Here geven en geen scheermes zal op zijn

hoofd komen.

1 S. 1:27-28 Om deze jongen heb ik gebeden, en de Here heeft mij gegeven, wat ik van Hem gebeden
heb. Daarom sta ik hem aan de Here af; zolang hij leeft, zij hij aan de Here afgestaan. (...)
Gods beweging met Zijn antwoord aan Hanna was om een nazireeër voort te brengen die absoluut was
voor het volbrengen van Zijn verlangen. Een nazireeër is iemand die absoluut aan God is toegewijd. Een
nazireeër kan nooit zijn haar afscheren en nooit wijn drinken. In de Bijbel symboliseert lang haar het
hoofdschap, het gezag. Dat een nazireeër die zijn haar lang houdt, is een teken dat (net zoals een vrouw haar
man als haar hoofd neemt) hij God als het Hoofd neemt en God als zijn Echtgenoot beschouwt. Op deze manier
is een nazireeër iemand die zich aan God onderwerpt, God als het hoofd, het gezag, neemt. Om deze reden bad
Hanna dat als de Heer haar een zoon zou geven, er geen scheermes op zijn hoofd zou komen (1 S. 1:11). In de
Bijbel symboliseert het drinken van wijn het genieten van het wereldse genot. Een nazireeër heeft geen
interesse in werelds genot. Zelfs voordat hij was geboren, was Samuël door zijn moeder toegewijd om zo'n
persoon te zijn. Dit is iets groots, omdat het Samuël was die de nieuwe eeuw inleidde. (Life-study of 1 & 2
Samuel, blz. 12)

Lezen voor vandaag

In zijn jeugd, misschien in zijn tweede of derde levensjaar, werd Samuël door zijn moeder aan Jehova
‘geofferd’ om haar belofte aan God te vervullen (1 S. 1:21-28, 11).
In 2:1-10 hebben we het gebed van de offerende moeder. In haar gebed prijst zij God voor Zijn
behoudenis door Zijn wonderbaarlijke daden. Haar gebed was gerelateerd aan Gods beweging in Zijn
economie en laat zien dat zij een zeker besef van Gods economie had. (Life-study of 1 & 2 Samuel, blz. 13)
De Heer had in Numeri 6 iets aan Mozes toegevoegd. Dit was Zijn speciale voorziening tegen het
vervallen priesterschap. De Heer had alleen het huis van Aäron, van de stam van Levi, aangewezen en
aangesteld om priesters te zijn. De rest van de Levieten die in de tabernakel hadden gediend, bestond niet uit
priesters.
Gods voornemen was om van het hele volk Israël een koninkrijk van priesters te maken. Maar door
het falen van Israël, koos de Heer de Levieten als een stam van priesters om een volk van priesters in Israël te
vervangen. Maar niet de gehele stam Levi werd door de Heer uitverkoren. Alleen degenen van het huis van
Aäron zouden priesters worden. Maar het huis van Aäron was uiteindelijk volledig en diep gevallen ten tijde
van de zonen van Eli (1 S. 2:12-17). De Heer voorzag de situatie. Naast Zijn bepaling van het huis van Aäron
als priesters, maakte Hij een toevoeging in Numeri 6. Deze toevoeging was gegeven voor het geval er een
tekortkoming in de aangestelde priesters was. Toen het huis van Aäron in verval raakte, werd deze toevoeging
in praktijk gebracht.
Het principe van de nazireeër is een vrijwillige toewijding. Het is niet door de Heer aangewezen,
aangesteld of gekozen worden maar door jezelf vrijwillig aan Hem toe te wijden. Ten tijde van Eli, was de
Heer bijzonder arm als we naar het priesterschap kijken. Daarom schonk Hanna Samuël aan de Heer. Ze zei
tegen de Heer dat als Hij haar een zoon gaf, zij hem aan de Heer zou teruggeven. Wanneer de situatie abnormaal
is, is de Heer arm ten opzichte van Zijn bestuur, en dan is er behoefte aan iemand om zich vrijwillig aan de
Heer te geven.
Samuël was van de stam van Levi (1 Kr. 6:33-38), uit het gebergte Efraïm (1 S. 1:1-2). Hij kwam niet
uit het huis van Aäron. Maar hij werd een priester door toegewijd te zijn, afgezonderd te zijn en aan God
geschonken te zijn. Samuël werd een priester door via de zijdeur binnen te komen, niet door de hoofdingang.
Hij werd een priester volgens de toevoeging gegeven in Numeri 6, niet volgens een aanstelling of bepaling.
Door het principe van een nazireeër werd hij een vrijwillig toegewijd persoon om de aangestelde priester te
vervangen. (Truth Lessons—Level One, deel 1, blz. 122-123)
Ter aanvulling lezen: Truth Lessons—Level One, deel 1, les 10
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________

 

 

Crystallization-Study of 1 and 2 Samuel

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL WEEK 2 Outline

The Hannah Ministry

I. We have to realize what the Lord's recovery is; the Lord's recovery is to build up Zion, which typifies the overcomers as the reality of the Body of Christ to consummate the holy city, the New Jerusalem:

II. The first book of Samuel shows us in typology the bringing in of Christ as the King (typified by David) with His kingdom:

III. The first book of Samuel stands for a ministry that brings in the King with His kingdom; we may call this "the Hannahministry":

IV. Hannah's experience shows that we need to pour out our soul before the Lord in the midst of our bitterness (1 Sam. 1:6, 10, 15-16); in Exodus 15 the children of Israel came to the bitter waters of Marah; when the people murmured against Moses, he "cried out to Jehovah, and Jehovah showed him a tree; and he cast it into the waters, and the waters became sweet" (vv.22-25):

KRISTALLISATIE-STUDIE VAN 1 EN 2 SAMUËL
Week 2: De Hanna-bediening . Kristallisatie-studie van 1 en 2 Samuël © 2022 Living Stream Ministry 15

WEEK 2 – DAG 1

Ochtendvoeding

Ps. 48:3 Schoon door zijn verhevenheid, een vreugde voor de ganse aarde is de berg Sion, (...) de

stad van de grote Koning.

Ps. 50:2 Uit Sion, de volkomen schoonheid, verschijnt God in lichtglans.
Op. 14:1 En ik zag en zie, het Lam stond op de berg Sion en met hem honderdvierenveertigduizend,
die zijn naam en de naam van zijn Vader hadden, geschreven op hun voorhoofden.
In het Oude Testament was er de oude stad Jeruzalem met Sion als haar middelpunt. Jeruzalem was gebouwd op een bergketen. De berg Sion was één van de bergen waarop Jeruzalem was gebouwd. Het
gemeenteleven is het Jeruzalem van vandaag; in het gemeenteleven moet er een groep overwinnaars zijn, en
deze groep overwinnaars zijn het Sion van vandaag. Volgens Openbaring 14 staan de overwinnaars met de Heer op de berg Sion (vs. 1-5). Feitelijk zijn de overwinnaars in beeldspraak het Sion van vandaag. Zonder
Sion (de overwinnaars), kan Jeruzalem (het gemeenteleven) niet bewaard en onderhouden worden. (CWWL, 1993, deel 2, “The Training and the Practice of the Vital Groups,” blz. 274)
Lezen voor vandaag

Sion is de hoge piek, het middelpunt, het verhogende, de bekrachtiging, de verrijking, en de werkelijkheid van de gemeente, de heilige stad. Een plaatselijke gemeente moet een aantal overwinnaars hebben, en deze overwinnaars zijn het hoogtepunt en middelpunt van die plaatselijke gemeente. Zij zijn de verhogende, de versterkende, de verrijkende, en de werkelijkheid van die plaatselijke gemeente. De overwinnaars als Sion zijn het hoogtepunt, het middelpunt, en de werkelijkheid van de gemeente.

De overwinnaars als het Sion van vandaag zijn voor de voleinding van de heilige stad (de gemeente). Zij moeten de opbouw van de plaatselijke gemeente voleindigen en voltooien, en om het voleindigde Nieuwe
Jeruzalem in eeuwigheid in te luiden (Op. 21:1-2). Om de opbouw van het Lichaam te voltooien, heeft de Heer overwinnaars nodig, en de opbouw van het Lichaam voleindigt in het Nieuwe Jeruzalem. Om deze reden is er
een oproep voor overwinnaars aan het einde van de Bijbel, in het laatste boek. De manier om vandaag vitaal gemaakt te worden is om de oproep van de Heer om een overwinnaar te worden te beantwoorden. (CWWL,
1993, deel 2, “The Training and the Practice of the Vital Groups,” blz. 274-275)
Jeruzalem is groot, terwijl Sion klein is. De sterkte van Jeruzalem is Sion. Telkens als er iets over Gods hartsverlangen genoemd wordt, wordt Sion genoemd. Elke keer als het Oude Testament spreekt over de relatie
tussen Sion en Jeruzalem, laat het ons zien dat de kenmerken, het leven, de zegen, en de totstandkoming van Jeruzalem uit Sion voortkomt. In 1 Koningen 8:1 waren de oudsten in Jeruzalem, en de ark van het verbond in Sion. Psalm 51:20 zegt dat God wel doet aan Sion en de muren van Jeruzalem bouwde. Psalm 102:22 zegt dat de naam van de Heer in Sion was en dat Zijn lof in Jeruzalem. Psalm 128:5 zegt dat de zegen vanuit Sion komt opdat het goede in Jeruzalem te zien zal zijn. Psalm 135:21 zegt dat de Heer te Jeruzalem woont maar dat de Heer vanuit Sion werd geprezen. In Jesaja 41:27 werd het woord eerst tegen Sion gezegd en vervolgens verkondigd aan Jeruzalem. Joël 3:17 zegt dat toen God in Sion woonde, Jeruzalem heilig zou zijn. Vandaag zoekt God de honderd vierenveertigduizend vanuit de in verval geraakte gemeente, die op de berg Sion zullen staan (Op. 14). Zoals door de Heer eens zelf gedaan, moeten deze overwinnaars hun bloed vergieten voordat het leven naar anderen kan stromen. Namens de gemeente nemen deze overwinnaars de positie van de overwinning in en lijden verdrukking en worden geminacht. De overwinnaars van God moeten de prijs betalen en het kruis toestaan om alles van de oude schepping gaf te snijden en met de poorten van hades af te rekenen (Mt. 16:18).

Ben je bereid om hartzeer door te maken om het hart van God te winnen? Ben je bereid om verslagen te worden zodat de Heer de overwinnaar kan zijn? Wanneer je gehoorzaamheid is vervuld, zal God met alle
ongehoorzaamheid afrekenen (2 Kor. 10:6). (CWWN, deel 11, blz. 762-763)
Ter aanvulling lezen: The Training and the Practice of the Vital Groups, inleiding, hfst. 1; CWWN, deel 11, blz. 760-766
Verlichting en inspiratie: _________________________________________

WEEK 2 – DAG 2

Ochtendvoeding

Op. 21:2-3 En ik zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem (...). En ik hoorde een luide stem vanuit
de troon zeggen: Zie, de tabernakel van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen (...).

Kol. 4:2 Volhardt in het gebed, terwijl u daarin waakzaam bent met dankzegging.
We moeten er in het gemeenteleven naar streven om de hoogste piek te bereiken, het Sion van vandaag,
de werkelijkheid van het Lichaam van Christus totdat we, inclusief Sion, voleindigen in het Nieuwe Jeruzalem.
Wij zijn God-mensen die dingen doen en die niet alleen hun bestaan hebben in overeenstemming met
Gods hart maar ook volgens de Geest die door een proces gegaan en voleindigd is door dood en opstanding.
We moeten nagaan of we alles volgens de Geest doen en of we ons wezen volgens zo'n Geest hebben.
De werkelijkheid van het Lichaam van Christus is de optelsom, het totaal, van zo'n leven door een
groep God-mensen. Dit soort leven zal deze eeuw beeindigen, de eeuw van de gemeente, en zal Christus zzz. Ex ex
terugbrengen om de aarde in bezit te nemen en over deze aarde te heersen met deze God-mensen in het tijdperk
van het koninkrijk. (CWWL, 1994-1997, deel 1, “The Practical Points concerning Blending,” blz. 113, 138)

Lezen voor vandaag

In de huidige eeuw van de gemeente zullen de God-mensen die vervolmaakt en volwassen geworden
zijn, het Sion zijn, de overwinnaars, de vitale groepen in de gemeenten. Maar in de nieuwe hemel en de nieuw
aarde zal het hele Nieuwe Jeruzalem Sion zijn. Sion is de plaats waar God is, in het Heilige der Heiligen. Het
Nieuwe Jeruzalem zal het Heilige der Heiligen zijn. Haar afmetingen zijn de afmetigen van een kubus, twaalf
duizend stadia in lengte, twaalf duizend stadia in breedte en twaalf stadia in hoogte (Op. 21:16). Dit is het
Heilige der Heiligen, omdat het Heilige der Heiligen in het Oude Testament zowel in de tabernakel en de
tempel een kubus was die gelijk was in lengte, breedte en hoogte (Ex. 26:2-8; 1 K. 6:20).
Wat zullen we doen in het licht van deze openbaring? Er is geen andere manier om deze hoge piek te
bereiken dan door gebed. Wat de Heer wil en wat Hij zal opbouwen in het boek Openbaring is Sion, de
overwinnaars. Dit is de innerlijke werkelijkheid van de geestelijke openbaring in het Heilige Woord van God.
Het wederopbouwwerk van de Heer is de opbouw van Sion. (CWWL, 1994-1997, deel 1, “The Practical Points
concerning Blending,” blz. 138-140)
De aarde behoort aan de Heer, maar vandaag is de aarde onrechtmatig in beslag genomen; maar in
deze in beslag genomen aarde is er de gemeente als de plaats, een berg, welke een springplank is voor de Heer
om de hele aarde terug te winnen.
Psalm 24:7 zegt: “Heft, poorten, uw hoofden omhoog, en verheft u, gij aloude ingangen, opdat de
Koning der ere inga.” Als de berg Sion moeten we onze deuren open hebben zodat Christus kan binnen komen.
Volgens een artikel, waarvan ik geloof dat dit nauwkeurig was, was deze psalm geschreven toen David de ark
terugbracht naar Sion. Het was in zo'n situatie met zo'n achtergrond dat David Psalm 24 schreef. Sion was er
zowel als de poorten en de deuren. Toen zei David: “Heft, poorten, uw hoofden omhoog, en verheft u, gij
aloude ingangen, opdat de Koning der ere inga. Wie is toch de Koning der ere? De Here, sterk en geweldig,
de Here, geweldig in de strijd” (Ps. 24:7-8). Dit is Christus. De ark was een beeld van Christus. De ark die
binnenkomt is een beeld van de Christus die binnenkomt.
Zelfs vandaag moeten we nog steeds zeggen: “Heft, poorten, uw hoofden omhoog, en verheft u, gij
aloude ingangen.” We moeten allemaal zo open zijn naar de Heer. Als de gemeente, als Sion, niet absoluut
open is naar Hem, hoe kunnen we dan verwachten dat de aarde naar Hem open is? Dus vandaag moeten we
reageren en zeggen: “Ja, open de deuren; laten we allemaal wijd open zijn naar Hem. Kom binnen, O kom
binnen, Heer! Voordat U naar de aarde komt, kom de gemeente binnen, kom binnen om deze kleine berg, de
berg Sion, volledig te bezitten.” (CWWL, 1969, deel 3, “Christ and the Church Revealed and Typified in the
Psalms,” blz. 46)
Ter aanvulling lezen: CWWL, 1994-1997, deel 1, “The Practical Points concerning Blending,” hfst. 2, 5
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________

WEEK 2 – DAG 3

Ochtendvoeding

1 S. 1:11 Toen deed zij een gelofte en zeide: Here der heerscharen, indien Gij werkelijk naar de
ellende uwer dienstmaagd omziet en mij gedenkt en uw dienstmaagd niet vergeet, maar
aan uw dienstmaagd een mannelijke nakomeling geeft, dan zal ik die voor zijn gehele
leven de Here geven en geen scheermes zal op zijn hoofd komen.
In 1 Samuël 1:1-20 hebben we een woord over de oorsprong van Samuël. We moeten niet denken dat
Samuël eenvoudig door zijn vader Elkana, werd verwekt. Feitelijk kwam Samuël uit Gods economie voort.
God had Zijn eeuwige economie, maar de uitvoering van Zijn economie werd in twijfel gebracht. God had
bepaald dat de afstammelingen van Aäron priesters zouden zijn voor het uitvoeren van Zijn economie, maar
dit priesterschap werd oud en raakte in verval. Gods hartsverlangen was om iemand te verkrijgen om dit
priesterschap te vervangen.
Om zo'n persoon te verkrijgen, moest God Elkana en Hanna in een huwelijk bij elkaar brengen. Elkana
had twee vrouwen. Volgens de soevereine God had de tweede vrouw, Peninna, kinderen maar Hanna had geen
kinderen. Vers 6 zegt: “Haar mededingster echter tergde haar voortdurend om haar tot drift te prikkelen, omdat
de Here haar moederschoot toegesloten had.” Dit dwong Hanna wanhopig te bidden niet alleen voor zichzelf
maar voor God. Zij beloofde God dat als Hij haar een mannelijk kind zou geven, zij dit kind terug zou geven
door de belofte van een nazireeër. God was blij met het gebed van Hanna en haar belofte en opende haar
schoot. Hanna werd zwanger, baarde een kind, en noemde hem Samuël. Hieruit kunnen we zien dat de
oorsprong van Samuël niet uit de mens was. God was de ware oorsprong, die Zijn volk soeverein en in het
geheim motiveert. (Life-study of 1 & 2 Samuel, blz. 9-10)
Lezen voor vandaag

Temidden van de chaos van het in verval geraakte Israël, bleven Elkana en Hanna in de lijn van leven
dat door God bepaald was voor Zijn eeuwige doel. De lijn van het leven is de lijn die Christus voortbrengt
voor het genot van Gods volk zodat God Zijn koninkrijk op aarde kan hebben, welke het Lichaam van Christus
is, het organisme van de Drie-enige God.
We moeten volgens de weerklank van Gods hart bidden. Het gebed van Hanna was zo'n gebed. God
had een Samuël nodig, maar Hij had de medewerking van Hanna nodig die tot Hem zou bidden: “Heer, ik heb
een zoon nodig.” Dit gebed was zeer menselijk, maar tegelijkertijd was het een samenwerking met de
goddelijke beweging voor Gods economie.
Na het gebed van Hanna, was het voor God makkelijk om iets te doen, de samenwerking van de mens
werd een basis waardoor Hij kon bewegen. De werkende God was het antwoord op het gebed van Samuëls
moeder dat in overeenstemming was met Gods verlangen en voornemen voor Zijn beweging onder Zijn
uitverkorenen.
Gods reactie op het gebed van Hanna was in het principe dat God de medewerking van de mens nodig
heeft in Zijn beweging in Zijn economie. Dit is het principe van vleeswording.
God kon Hanna motiveren als een persoon die één was met God in de lijn van het leven. Als hij zo'n
persoon kan winnen, heeft Hij een weg op aarde. Ik hoop dat ten minste een aantal van ons de hedendaagse
Hanna's zullen zijn die tegen de Heer zeggen: “Heer, als U iets wil volbrengen wat op Uw hart is voor Uw
doel, hier ben ik. Ik blijf in de lijn van leven voor het uitvoeren van Uw economie.” God heeft vele Hanna's
nodig, personen die Samuëls kunnen voortbrengen om de eeuw te veranderen.
De oorsprong van Samuël was in het bijzonder zijn God zoekende moeder met haar gebed (1 S. 1:9-
18). Haar gebed was een weerklank van Gods harts verlangen. Haar gebed was een menselijke samenwerking
met de goddelijke beweging voor het uitvoeren van Gods eeuwige economie.
Gods beweging met Zijn antwoord aan Hanna was om een nazireeër voort te brengen die absoluut was
voor het volbrengen van Zijn verlangen.
De Heer Jezus, zowel Petrus en Johannes, waren nazireëers. Feitelijk is iedereen die in de lijn van het
leven blijft een nazireëer. Als wij de huidige nazireëers willen zijn, moeten we God als ons Hoofd en als onze
Echtgenoot nemen, ons aan Hem onderwerpen en geen verlangen hebben naar werelds vermaak. (Life-study
of 1 & 2 Samuel, blz. 10-12)
Ter aanvulling lezen: Life-study of 1 & 2 Samuel, boodschap 1-2; CWWN, deel 56, blz. 411-413; CWWL, 1954,
deel 1, blz. 418-421
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________

WEEK 2 – DAG 4

Ochtendvoeding

Ps. 24:9-10 Heft, poorten, uw hoofden omhoog, en verheft ze, gij aloude ingangen, opdat de Koning der ere inga. Wie is Hij toch, de Koning der ere? De Here der heerscharen, Hij is de Koning der ere. (sela)

Op. 11:15 (...) Het koninkrijk van de wereld van onze Heer en van zijn Christus is gekomen, en Hij zal regeren tot in alle eeuwigheid.
Er zijn veel punten in de geschiedenis van Israël die overeenkomen met de geschiedenis van de
gemeente. Kort nadat Israël het land binnenging, werden zij geregeerd door richteren. Hun leven als natie was
op een zeer laag niveau. We zien hen continu in de zonden vallen en getuchtigd worden door hun vijanden.


Wanneer zij het uitriepen naar God, wekte God een richter op om hen te verlossen en vervolgens kwam er herstel. Dit gebeurde keer op keer. Wanneer de kracht van de richteren groot was, was hun verlossing ook groot, maar wanneer hun kracht weg viel, viel het volk opnieuw in de handen van hun vijanden. Hier zien we een groot principe dat Gods volk zichzelf niet kan regeren; zij kunnen niet onafhankelijk zijn van God en
tegelijkertijd onafhankelijk zijn van satan. Zij moeten of buigen voor Gods gezag of onder de kracht van satan
zijn; er is geen tussen weg. Wanneer zij niet onder het gezag van God waren, raakte zij volledig hun positie
als Gods volk kwijt. Maar prijs God, Zijn volk was niet altijd onder satans kracht; er was herstel. (CWWN, deel
46, blz. 1177)

Lezen voor vandaag

Dit is de geschiedenis van Israël, en de geschiedenis van de gemeente. Terugkijkend kunnen we zien
dat wanneer de gemeente een zeer lage conditie bereikt, God een man naar Zijn keus voorbereidt, Zijn Geest
op hem uitstort en hem de opdracht geeft waardoor de gemeente weer wordt opgewekt. Maar na een periode
gaat de gemeente opnieuw achteruit; er wordt opgewekt en weer gevallen, verval en herstel volgen elkaar keer
op keer op. Als ik had geleefd aan het einde van de tijd van de richteren, wat zou er in mijn hart zijn geweest, waar zou ik naar hebben verlangt en wat zou mijn verwachting zijn geweest?

Ik zou de geschiedenis van de afgelopen jaren kennen, terwijl nu de dingen opnieuw op een laagtepunt zijn, maar wat zou mijn hoop zijn en waar zou ik voor bidden? Zou ik niet vragen dat er een andere richter zou opstaan om de natie op te richten?
Ik ben een lid van de gemeente en ik heb haar geschiedenis van keer op keer opgewekt worden en weer in
verval raken gezien. Ik heb over de opwekking van Luther gelezen en van de doodsheid die volgde, de opwekking door Wesley en de terugval die volgde, de grote golf van leven die door Darby en andere broeders werden binnen gebracht en van het verval dat daarop volgde. Al deze jaren heeft de gemeente de geschiedenis van Israël onder de richteren herhaald. Maar waar moet ik nu op hopen? Moet ik niet op iets hopen dat geheel nieuw is?
Op dit punt komen we bij het eerste boek van Samuël. De geschiedenis van de richteren moet niet
altijd door blijven gaan; dit is niet Gods gedachte. Gods gedachte gaat uit naar het koninkrijk en niet naar meer
richteren. God wil een koninkrijk met een Koning binnen brengen. Hij gebruikte de richteren op de weg hier naar toe, maar Zijn gedachte waren op David gericht en Zijn doel was een Koning. Hier zien we dus het belang van 1 Samuël. Dit komt tussen de weg en het doel in. Het komt tussendoor en geeft een periode van transitieweer. Voor het grootste gedeelte was dit geen tijd van grote opwekking noch van grote terugval. Hetzelfde geldt voor ons vandaag. De tijd van de richteren is voorbij. Het had haar beperkingen, terwijl het koninkrijk voor altijd zal blijven. Gods gedachte is niet dat de gemeente in een cyclus van terugval en opwekking zal blijven. God gaat ons niet veel mensen geven die gemeente zullen opwekken;

Hij gaat ons Zijn Koning brengen.
Het eerste boek van Samuël staat voor een bediening, een bediening die de Koning binnen brengt. We hebben geen richter, maar iemand die zowel priester als profeet was. Het is erg makkelijk om ons te richten op mensen die een opwekking brengen; zij werden in het verleden door God gebruikt, maar hebben geen deel in het werkelijke doel van God, in het binnen brengen van de Koning. God wil Samuëls. (CWWN, deel 46, blz.
1177-1178)
Ter aanvulling lezen: Truth Lessons—Level One, deel 1, les 10; Life-study of the Psalms, boodschap 11
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________

WEEK 2 – DAY 4

morning nerishment

ps. 24:9-10 Lift up your heads, gates, and lift them up, you ancient entrances, that the King of honor. Who is He, the King of Glory? The Lord of Hosts, He is the King of honour. (sala)

 

Revelations 11:15 (...) The kingdom of the world from our Lord and from his Christ has come, and He will reign forever and ever.
There are many points in the history of Israel that correspond to the history of the Township.

Shortly after Israel entered the land, they were ruled by judges. Their life as a nation was at a very low level. We see them continually falling into sin and being chastised by their enemies.


When they cried out to God, God raised up a judge to deliver them and then there came recovery. This happened again and again. When the power of the judges was great, so was their redemption great, but when their strength fell, the people fell again into the hands of their enemies. Here we see a great principle that God's people cannot govern themselves; they cannot be independent of God and at the same time be independent of satan. They must either bow to God's authority or under the power of satan to be; there is no in-between. When they were not under the authority of God, she completely touched their position as God's people. But praise God, His people were not always under Satan's power; there was recovery. (CWWN, part 46, p. 1177)

Read for today

This is the history of Israel, and the history of the church. Looking back we can see that when the church reaches a very low condition, God prepares a man of His choice, His Spirit
pours out on him and gives him the command whereby the church is resurrected again. But after a while does the congregation deteriorate again; there is resurrection and fall again, decay and recovery follow each other again up time and time again. If I had lived at the end of the time of the judges, what would have been in my heart, what would I have longed for and what would have been my expectation?

 

I would like the history of the past years, while now things are at a low point again, but what would be my hope and what should i pray for? Wouldn't I ask that another judge arise to raise up the nation?

 

I am a member of the congregation and I have its history of being resurrected and in again and again seen decay. I have read of Luther's revival and of the death that followed, the
revival by Wesley and the relapse that followed, the great wave of life sent by Darby and other brethren were brought in and of the decay that followed. All these years, the municipality has the history of Israel under the judges repeated. But what should I hope for now? Shouldn't I hope for something completely
is new?

At this point we come to the first book of Samuel. The history of the judges must not always keep going; this is not God's thought. God's thought is on the kingdom and no more
to direct. God wants to bring in a kingdom with a King. He used the judges on the road here toward it, but His mind was upon David, and His aim was a King. So here we see the importance
of 1 Samuel. This comes in between the road and the target.

It comes in between and gives a period of transition weather. For the most part this was not a time of great revival nor great fallback. It the same goes for us today. The time of the judges is over. It had its limitations, while it kingdom will remain forever.

God's thought is not that the church is in a cycle of relapse and revival will continue.

God isn't going to give us many people that will raise up church;

He's going to be us bring king.
The first book of Samuel represents a ministry, a ministry that brings in the King. We have no judge, but one who was both priest and prophet. It's very easy to target people bringing a revival; they were used by God in the past, but have no part in the real purpose of God, in bringing in the King. God wants Samuel. (CWWN, vol. 46, p. 1177-1178)

 

Additional reading: Truth Lessons—Level One, part 1, lesson 10; Life-study of the Psalms, message 11
Lighting and inspiration: _______

WEEK 2 – DAG 5

Ochtendvoeding

Op. 12:5 En zij baarde een zoon, een mannelijk kind, die alle naties zal hoeden met een ijzeren

staf; en haar kind werd weggerukt naar God en naar zijn troon.

Op. 12:10 En ik hoorde een luide stem in de hemel zeggen: Nu is de behoudenis gekomen en de
kracht en het koninkrijk van onze God en het gezag van zijn Christus; want de aanklager
van onze broeders, die hen dag en nacht vóór onze God aanklaagde, is neergeworpen.
Peninna had kinderen en Hanna niet. Deze twee vrouwen vertegenwoordigen twee fundamenteel
verschillende principes; zij vertegenwoordigen twee fundamenteel verschillende bedieningen. Hanna's
bediening was eenvoudig het binnen brengen van een Koning, niet om veel kinderen te hebben. De bediening
van Peninna was het voortbrengen van veel kinderen, een bediening met veel resultaat. Peninna en haar
kinderen zijn Gods volk, maar geen van allen had ook maar iets te maken met Gods Koning. (CWWN, deel 46,
blz. 1179)

Lezen voor vandaag

Hanna huilde, vaste, bad en weende tot de Heer voor een zoon die absoluut aan de Heer gegeven zou
worden om Hem te dienen. Deze zoon zou de Koning binnen brengen. Als je nog steeds in het bereik van de
richteren bent kun je gezegend zijn en resultaten hebben, maar Gods ogen zijn niet op jou gericht. Als dit niet
de laatste dagen waren, zouden we hopen dat Peninna nog veel meer kinderen zou hebben. Als het klopt wat
ik zeg, dan zijn we in de laatste dagen en Zijn Gods ogen op hen gericht die van betekenis zijn om de Koning
binnen te brengen. Laten we onszelf afvragen: “Wat is onze bediening? Hebben we deel aan deze bijzondere
bediening, de bediening van Hanna?” Sommigen denken alleen aan een opwekking. Maar de bediening die de
Koning binnen brengt is belangrijker.
De weg van Hanna was geen makkelijke weg, en werd zelfs nog moeilijker gemaakt door de
vergelijkingen en het bespotten van Peninna. Zij die Hanna's willen zijn moeten zichzelf voorbereiden op
vervolging, minachting, wenen en vasten. Een prijs moet betaald worden omdat deze bediening door testen en
lijden tot stand komt; het moet in ons gewerkt worden. Anderen kunnen eten en drinken en voor hun kinderen
zorgen, maar hier was iemand die vaste en weende. Het gaat niet om hoeveel mensen we kunnen redden maar
of God Zijn groep van overwinnaars verkrijgt. God wil een volk verkrijgen die in staat is om te bidden en het
koninkrijk binnen te brengen.
Het gebed van Hanna bewerkte de geboorte van Samuël. Onze gebeden moeten resulteren in het
voortbrengen van overwinnaars. Wat hebben we in dit opzicht gedaan?
Vanaf de geboorte van Samuël zien we een lijn van profeten die ook priesters konden zijn om de
Koning binnen te brengen. Hanna bracht een zoon voort, een profeet. God had best wel veel gedaan met Hanna;
Hij leidde haar door veel moeilijke omstandigheden. Het resultaat was dat Hij iemand vond die eten en drinken
en alle andere dingen kon laten staan. Zij kwam tot een punt waar ze niet verder kon zonder een zoon; zij
kwam tot een punt waar ze per se een zoon moest hebben. De zoon in 1 Samuël 1 is het mannelijk kind van
Openbaring 12, die de Koning en het koninkrijk binnen brengt. (CWWN, deel 46, blz. 1179-1180)
Wanneer God Zijn houding tegenover een bepaalde zaak verandert, doet Hij dat door middel van een
bedeling. Iedere bedeling luidt een nieuwe handelwijze van God in. De belangrijkste bedeling vinden we in
Openbaring 12. Hij wil dit tijdperk afsluiten en het tijdperk van het koninkrijk inluiden. Dit is geen gewoon of
alledaags voornemen. Hoe kan Hij dit tijdperk afsluiten en een nieuw tijdperk inluiden? Daar moet Hij een
speciaal instrument voor hebben. Dit is wat God in deze tijd verlangt te doen.
De opname van het mannelijke kind maakt een eind aan het tijdperk van de gemeente, en luidt het
tijdperk van het koninkrijk in. Het mannelijke kind stelt God in staat om te bewegen. Zonder het mannelijke
kind en de opname, zou God geen beweging in een bepaalde bedeling kunnen hebben.
God wacht nu op het mannelijke kind. Alleen de opname kan de gebeurtenissen van Openbaring 12:10
versnellen. (De heerlijke gemeente, blz. 167-168, 171)
Ter aanvulling lezen: The Vision of the Universal Woman and the Man-child, hfst. 3, 5, 7, 9; CWWL, 1991-
1992, deel 4, “The Overcomers,” hfst. 1-2, 6
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________

WEEK 2 – DAY 5

morning food

On. 12:5 And she bare a son, a male child, who shall rule all nations with an iron

staff; and her child was snatched up to God and to his throne.

On. 12:10 And I heard a loud voice in heaven saying, Now is salvation come, and the
power and the kingdom of our God and the authority of his Christ; because the accuser
of our brethren, who accused them day and night before our God, has been cast down.
Peninnah had children and Hannah did not. These two women represent two fundamental
different principles; they represent two fundamentally different ministries. Hanna's
ministry was simply to bring in a King, not to have many children. The service
of Peninnah was the production of many children, a ministry with great fruitfulness. peninnah and her
children are God's people, but none of them had anything to do with God's King. (CWWN, part 46,
p. 1179)

Read for today

Hannah wept, fasted, prayed and wept to the Lord for a son who would absolutely be given to the Lord
become to serve Him. This son would bring in the King. If you're still in range of the
judges you can be blessed and have results, but God's eyes are not on you. If not this
were the last days, we would hope that Peninna would have many more children. If it's right what
I say then we are in the last days and God's eyes are upon those who are of significance to the King
to bring in. Let us ask ourselves, “What is our ministry? Do we participate in this special
ministry, the ministry of Hannah?” Some only think of a revival. But the service that the
Bringing in king is more important.
Hannah's way was not an easy one, and was made even more difficult by the
similes and mockery of Peninnah. Those who want to be Hanna's must prepare themselves for
persecution, contempt, weeping, and fasting. A price has to be paid because this operation through testing and
suffering comes about; it has to be worked in us. Others can eat and drink and for their children
worry, but here was one who fasted and wept. It's not about how many people we can save but
whether God obtains His group of overcomers. God wants to obtain a people who are able to pray and
to enter the kingdom.
Hannah's prayer brought about the birth of Samuel. Our prayers must result in the
producing victors. What have we done in this regard?
From the birth of Samuel we see a line of prophets who could also be priests to the
Bringing in King. Hannah brought forth a son, a prophet. God had done quite a lot with Hannah;
He led her through many difficult circumstances. As a result, He found someone who could eat and drink
and leave everything else alone. She got to a point where she couldn't go on without a son; she
got to a point where she had to have a son per se. The son in 1 Samuel 1 is the male child of
Revelation 12, bringing in the King and the kingdom. (CWWN, Vol. 46, pp. 1179-1180)
When God changes His attitude toward a particular matter, He does so through a
dispensation. Each dispensation heralds a new course of action from God. We find the most important dispensation in
Revelation 12. He wants to close this era and usher in the era of the kingdom. This is not an ordinary or
everyday intention. How can He close this age and usher in a new age? There He must be one
have a special tool for it. This is what God desires to do today.
The rapture of the male child ends the age of the church, and it heralds
era of the kingdom. The male child enables God to move. Without the masculine
child and the rapture, God could have no movement in a certain dispensation.
God is now waiting for the man-child. Only the rapture can record the events of Revelation 12:10
accelerate. (The Glorious Church, pp. 167-168, 171)
Read additionally: The Vision of the Universal Woman and the Man-child, chap. 3, 5, 7, 9; CWWL, 1991-
1992, vol. 4, “The Overcomers,” chap. 1-2, 6
Lighting and inspiration:

WEEK 2 – DAG 6

Ochtendvoeding

1 S. 1:10 En bitter bedroefd bad [Hanna] tot de Here en weende zeer.
Ex. 15:23 En zij kwamen in Mara, maar zij konden het water van Mara niet drinken, omdat het bitter was. Daarom noemde men die plaats Mara.

Ex. 15:25 En [Mozes] riep luide tot de Here, en de Here wees hem een stuk hout; hij wierp het in

het water; toen werd het water zoet (...)
Exodus 15:22 vertelt ons dat de kinderen van Israël drie dagreizen de woestijn introkken. Daar drie
het getal van opstanding is, duidt dit op een wandel in opstanding, een wandel in nieuwheid van leven. Het is
betekenisvol dat de reis van de Schelfzee naar Mara precies drie dagen was. Het feit dat het drie dagreizen
waren is een afspiegeling van een wandel in opstanding. (Life-study of Exodus, blz. 347-348)
In Exodus 15 bereikte het volk Israël het water van Mara; toen het volk murmureerde tegen Mozes,
“riep [hij] luide tot de Here, en de Here wees hem een stuk hout; hij wierp het in het water; toen werd het water
zoet” (Ex. 15:22-25). Het hout dat de Heer aan Mozes liet zien is een beeld van de boom van het leven.
Openbaring 2:7 spreekt over “de boom van het leven"; in het Grieks is het woord boom gelijk aan het woord
gebruikt voor hout in 1 Petrus 2:24. De boom van het leven in Openbaring 2:7 is een beeld van de gekruisigde
(zoals aangeduid door het stuk hout – 1 Pe. 2:24) en opgestane (zoals aangeduid door het leven van God – Joh.
11:25) Christus; we kunnen dus zeggen dat het hout dat door Mozes in het bittere water van Mara werd
geworpen de gekruisigde en opgestane Christus was als de boom van het leven.

Lezen voor vandaag

Verleden jaar ervaarden mijn vrouw en ik een ware Mara, een zeer bittere situatie. Maar omdat we in
het bereik van opstanding wandelde, konden we het kruis van de Heer Jezus ervaren en een gekruisigd leven
leiden. We genoten rijkelijk van de genezende boom die in de bittere situatie werd geworpen. Deze boom
zorgde ervoor dat het bittere water zoet werd. Ja, mijn vrouw en ik hebben geleden van de bitterheid in onze
situatie. Maar, uiteindelijk hebben we de zoetheid van de genezende boom met het gekruisigde leven genoten
en toegepast in onze situaties. Dit is de manier om de dood van Christus te ervaren en te genieten in het bereik
van opstanding.
Toen ik in bittere situaties verkeerde, heeft de Heer mij vaak op het kruis van Christus gewezen. Ik
besefte dat ik het kruis moest nemen en een gekruisigd leven moest leiden. Dit redde mij van mijn bittere
situatie en mijn bittere omstandigheden werden geheeld. Maar de Heer heeft mij op hetzelfde moment ook
vaak laten zien dat er bitterheid in mij was. Ik zag dat er zowel in mij als in mijn situatie bitterheid was. Ook
zag ik dat er bitterheid in mijn hele wezen, mijn geest, mijn ziel en mijn lichaam was, en dat ik het kruis van
Christus moest toepassen op elk deel van mijn wezen. Geestelijk, psychologisch en fysiek had ik de toepassing
van het kruis van Christus nodig. Keer op keer heb ik de genezing van de Heer op deze manier ervaren. Terwijl
mijn situatie beter werd, werd ik ook innerlijk genezen. Zowel mijn omstandigheden als mijn wezen, werd
bitterheid in zoetheid veranderd. (Life-study of Exodus, blz. 351-352)
Telkens als wij in bittere omstandigheden verkeren en bitter zijn in ons wezen, moeten we voor de
Heer onze ziel met ons hart uitstorten door eerlijk en oprecht met Hem te zijn; zo'n gebed brengt de
overwinnaars voort die de Koning met het koninkrijk inluiden. Wanneer we bij het ‘bittere water’ komen,
moeten we beseffen dat God ons soeverein en in het geheim motiveert om op een wanhopige manier te bidden,
niet alleen voor onze eigen genezing (Ex. 15:26), maar veel meer voor het voortbrengen van de overwinnende
nazireeërs die met Hem zullen meewerken om de Koning met Zijn koninkrijk binnen te brengen; dan zal de
naam van de Heer heerlijk zijn op de ganse aarde (Ps. 8:2) en het koninkrijk van de wereld zal het koninkrijk
van onze Heer en van Zijn Christus worden, en Hij zal regeren tot in alle eeuwigheid (Op. 11:15).
Ter aanvulling lezen: Life-study of Exodus, boodschap 30; CWWL, 1969, deel 2, “The Crucial Revelation of
Life in the Scriptures,” hfst. 4
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________

WEEK 2 – DAY 6

morning food

1 S. 1:10 And in bitter sorrow [Hannah] prayed to the Lord, and wept greatly.
Ex. 15:23 And they came to Marah, but they could not drink the water of Marah, because it bitter. That is why they called that place Mara.

Ex. 15:25 And [Moses] cried aloud to the LORD, and the LORD showed him a stick of wood; he threw it in

the water; then the water became sweet (...)
Exodus 15:22 tells us that the children of Israel went into the wilderness three days' journey. there three
is the number of resurrection, it signifies a walk in resurrection, a walk in newness of life. It is
significant that the journey from the Red Sea to Mara was exactly three days. The fact that it's three days' journey
were is a reflection of a walk in resurrection. (Life study of Exodus, pp. 347-348)
In Exodus 15, the people of Israel reached the waters of Marah; when the people murmured against Moses,
“he cried aloud to the Lord, and the Lord showed him a stick of wood; he threw it into the water; then it became water
sweet” (Ex. 15:22-25). The wood that the Lord showed to Moses is a picture of the tree of life.
Revelation 2:7 speaks of "the tree of life"; in Greek the word tree is equivalent to the word
used for wood in 1 Peter 2:24. The tree of life in Revelation 2:7 is a picture of the crucified
(as signified by the piece of wood - 1 Pe. 2:24) and resurrected (as signified by the life of God - Jn.
11:25) Christ; so we can say that the wood that Moses put in the bitter waters of Marah
cast the crucified and risen Christ was as the tree of life.

Read for today

Last year my wife and I experienced a true Mara, a very bitter situation. But because we're in
walked the reach of resurrection, we could experience the cross of the Lord Jesus and a crucified life
lead. We richly enjoyed the healing tree thrown into the bitter situation. this tree
made the bitter waters become sweet. Yes, my wife and I have suffered from the bitterness in our
situation. But, in the end we enjoyed the sweetness of the healing tree with the crucified life
and applied in our situations. This is the way to experience and enjoy the death of Christ in the range
of resurrection.
When I was in bitter situations, the Lord often pointed me to the cross of Christ. I
realized that I had to take the cross and live a crucified life. This saved me from my bitter
situation and my bitter circumstances were healed. But the Lord has me too at the same time
often show that there was bitterness in me. I saw that there was bitterness in me as well as in my situation. Also
I saw that there was bitterness in all my being, in my spirit, in my soul and in my body, and I saw the cross of
Christ had to apply to every part of my being. Mentally, psychologically and physically I had the application
of the cross of Christ. Time and again I have experienced the Lord's healing in this way. While
my situation got better, I was also healed inwardly. Both my circumstances and my being, became
bitterness turned into sweetness. (Life study of Exodus, pp. 351-352)
Whenever we are in bitter circumstances and bitter in our being, we must
Lord pour out our souls with our hearts by being honest and sincere with Him; such a prayer brings the
overcomers who usher in the King with the kingdom. When we come to the 'bitter water',
we must realize that God sovereignly and secretly motivates us to pray in a desperate way,
not only for our own healing (Ex. 15:26), but much more for bringing forth the victorious one
Nazirites who will work with Him to bring in the King with His kingdom; then the . will
name of the Lord shall be glorious in all the earth (Psalm 8:2) and the kingdom of the world shall be the kingdom
become our Lord and His Christ, and He will reign forever and ever (Rev. 11:15).
Additional reading: Life study of Exodus, message 30; CWWL, 1969, part 2, “The Crucial Revelation of
Life in the Scriptures,” chap. 4
Lighting and inspiration:

OUTLINE

KRISTALLISATIE-STUDIE VAN 1 EN 2 SAMUËL

Kristallisatie-studie van 1 en 2 Samuël © 2022 Living Stream Ministry 11

Week 2
De Hanna-bediening
Bijbelverzen: 1 S. 1:1–2:11, 18-21, 26

DAG 1 & DAG 2
I. Wij moeten ons realiseren wat het wederopbouwwerk van de Heer is; het wederopbouwwerk van
de Heer is het opbouwen van Sion, wat een beeld is van de overwinnaars als de werkelijkheid
van het Lichaam van Christus om de heilige stad, het Nieuwe Jeruzalem, te voleindigen:
A. Sion was de stad van koning David (2 S. 5:7), het middelpunt van de stad Jeruzalem, waar de
tempel als Gods woonplaats op aarde was gebouwd (Ps. 48:3; 9:12; 74:2; 76:3b; 135:21; Js. 8:18).
B. In het Oude Testament zien we de stad Jeruzalem met Sion als het middelpunt; in beeldspraak is het
gemeenteleven het hedendaagse Jeruzalem; binnen het gemeenteleven moet een groep overwinnaars
zijn, die de vervolmaakte en volwassen geworden God-mensen zijn. Deze overwinnaars zijn het
hedendaagse Sion – verw. Op. 14:1-5.
C. Als het hoogtepunt en de schoonheid van de heilige stad Jeruzalem (Ps. 48:3; 50:2), is Sion een
beeld van de overwinnaars als de hoge piek, het middelpunt, de verhevenheid, de versterking, de
verrijking, de schoonheid en de werkelijkheid van de gemeente (Ps. 48:3, 12-13; 20:3; 53:7a; 87:2).
D. De eigenschappen, het leven, de zegen en de vestiging van Jeruzalem komen uit Sion – 1 K. 8:1;
Ps. 51:20; 102:22; 128:5; 135:21; Js. 41:27; Jl. 3:17.
E. De overwinnaars als Sion zijn de werkelijkheid van het Lichaam van Christus en voleindigen de
opbouw van het Lichaam in de plaatselijke gemeenten om de voleindigde heilige stad te vestigen,
het Nieuwe Jeruzalem, het ultieme Heilige der Heiligen als Gods woonplaats in eeuwigheid (Op.
21:16; verw. Ex. 26:2-8; 1 K. 6:20); in de nieuwe hemel en de nieuwe aarde wordt heel Jeruzalem
Sion, met alle gelovigen als de overwinnaars (Op. 21:1-3, 7, 16, 22).
F. In het boek Openbaring is Sion, de overwinnaars, waar de Heer naar verlangt en wat Hij zal
opbouwen; dit is de innerlijke werkelijkheid van de geestelijke openbaring in het Heilige Woord
van God; wij behoren zeker wanhopig te bidden tegen elke prijs en net als Paulus deze prijs te
betalen – Ef. 6:17-18; Kol. 4:2; Fil. 3:8-14.
G. Onze reactie op de roep van de Heer voor overwinnaars in deze tijd is dat wij vitaal worden; vitaal
zijn, betekent dat we levend en actief zijn in eenheid met onze levende en handelende God; Gods
beweging op aarde voor de uitvoering van Zijn eeuwige economie is uiteindelijk door de
overwinnaars.
H. Op deze onrechtmatig in bezit genomen aarde is de berg van Jehova, de berg Sion, die volkomen
open voor de Heer en volkomen in Zijn bezit is; de overwinnaars, die worden uitgebeeld door Sion,
zijn het bruggenhoofd waardoor de Heer als de Koning der heerlijkheid zal terugkomen om de hele
aarde in bezit te nemen als Zijn koninkrijk – Ps. 24:1-3, 7-10; Da. 2:34-35; 7:13-14; Jl. 3:11; Op.
11:15; 19:13-14.
I. Er is geen andere manier om de hoge piek van Gods eeuwige economie, de werkelijkheid van het
Lichaam van Christus, te bereiken, anders dan door te bidden; wanneer wij de overwinnaars
worden, als de werkelijkheid van het Lichaam van Christus om de bruid van Christus te zijn, zal
dit deze eeuw, de eeuw van de gemeente, beëindigen. Dit zal Christus terugbrengen als de Koning
der heerlijkheid om deze aarde in bezit te nemen, en te regeren samen met Zijn overwinnaars in de
eeuw van het koninkrijk – Op. 19:7-9; 20:4-6; Ps. 24:7-10.

DAG 3 & DAG 4
II. 1 Samuël laat ons in beeldspraak zien hoe Christus als de Koning (uitgebeeld door David) komt
met Zijn koninkrijk:
A. Onder Eli werd het priesterdom van Aäron oud en tanend (1 S. 2:12-29), en verlangde God naar
een nieuw begin voor het volbrengen van Zijn eeuwige economie:
1. De inhoud van Richteren bestaat voornamelijk uit de Israëlieten die op God vertrouwden,
daarna God in de steek lieten, werden verslagen door hun vijanden, en zich in hun ellende

Kristallisatie-studie van 1 en 2 Samuël © 2022 Living Stream Ministry 12
bekeerden tot God; toen zij zich wendden tot de Heer, stelde Hij een richter aan die hen
bevrijdde uit de hand van hun bezetters, maar zodra de richter stierf keerden zij weer terug
naar hun kwade wegen en werden zij opnieuw verdorven (Ri. 1:1-2; 2:11–3:11); dit werd een
cyclus die zich zevenmaal herhaalde in Richteren.
2. Al heel lang herhaalt de gemeente de geschiedenis van het volk Israël onder de richteren, maar
vandaag wil God mensen zoals Samuël, overwinnende nazireeërs (Nu. 6:1-9 met voetnoten,
RcV), die Christus zullen binnenbrengen, de ware David, als de regerende Koning met Zijn
duizendjarig koninkrijk, waarin de overwinnaars zullen "stralen als de zon in het koninkrijk
van hun Vader" (Mt. 13:43).
3. Vandaag moeten wij zien op de Heer voor iets nieuws, een nieuwe opwekking waardoor deze
eeuw van de eeuw van de gemeente in het midden van de satanische chaos veranderd wordt
naar de eeuw van de Koning en Zijn duizendjarig koninkrijk.
B. Vóór de geboorte van Samuël zette God achter de schermen bepaalde dingen in gang; enerzijds
sloot Hij de moederschoot van Hanna toe; anderzijds maakte Hij dat Peninna haar voortdurend
tergde "om haar tot drift te prikkelen, omdat de Here haar moederschoot toegesloten had" (1 S.
1:5-6); jaar na jaar, wanneer Hanna opging naar het huis van Jehova, tergde Peninna haar zo dat
Hanna weende en niets wilde eten (1 S. 1:7).
C. Dit dwong Hanna om de Heer te bidden om een mannelijk kind; het initiatief tot het gebed van
Hanna, waarin ze een gelofte deed aan God, lag niet bij Hanna zelf, maar bij God; God was
verheugd met het gebed van Hanna en met haar belofte, en Hij opende haar moederschoot (1 S.
1:10-11, 20); Hanna werd zwanger, kreeg een baby, en noemde hem Samuël (wat betekent "van
God gehoord" of "van God gebeden").
D. God motiveerde Hanna als iemand die één was met Hem in de lijn van leven; de lijn van leven is
een lijn die Christus voortbrengt voor het genot van Gods volk zodat God op aarde Zijn koninkrijk
verkrijgt, de gemeente als het Lichaam van Christus (Mt. 16:18-19; Rom. 14:17-18; Ef. 1:22-23),
het organisme van de Drie-enige God; als God zo iemand kan vinden die één is met Hem op de
lijn van leven, heeft Hij een weg op aarde (1 S. 1:1–2:11, 18-21, 26).
E. Feitelijk was er geen mens betrokken bij het ontstaan van Samuël; God was de ware oorsprong,
want Hij motiveerde Zijn volk soeverein en in het geheim; het gebed van Hanna was een echo, het
uitspreken van Gods hartsverlangen; het was de menselijke medewerking met de goddelijke
beweging voor het uitvoeren van Gods eeuwige economie:
1. Het gebed van Hanna geeft aan dat Gods beweging met Zijn antwoord op haar gebed er op
was gericht om een nazireeër voort te brengen, een overwinnaar, iemand die absoluut voor de
vervulling van Gods verlangen zou zijn – 1 S. 1:10-20.
2. Een nazireeër is iemand die absoluut toegewijd is aan God, iemand die God neemt als zijn
Koning, Hoofd, en Echtgenoot, en iemand die geen belangstelling heeft voor het wereldse
genot; zelfs al voor zijn geboorte werd Samuël toegewijd door zijn moeder om zo iemand te
zijn.

III. 1 Samuël spreekt van een bediening die de Koning met Zijn koninkrijk binnenbrengt; we kunnen
dat 'de Hanna-bediening' noemen:

DAG 5

A. Peninna en Hanna vertegenwoordigen twee fundamenteel verschillende principes en twee
fundamenteel verschillende bedieningen (1 S. 1:2, 4, 7); Hanna's bediening was alleen om de
Koning voort te brengen, niet om veel kinderen te verkrijgen; Peninna's bediening was juist om
veel kinderen te verkrijgen, ofwel, een bediening met veel resultaat; Peninna en haar kinderen
vertegenwoordigen de meerderheid van Gods volk, maar niemand van hen heeft iets te maken met
het veranderen van de eeuw om Christus terug te brengen als de Koning der heerlijkheid.
B. Hanna's manier was geen makkelijke manier, en het werd zelfs nog moeilijker door de
vergelijkingen en het getreiter van Peninna; zij die een Hanna willen zijn moeten zichzelf
voorbereiden op vervolging, smaad, geween en vasten.
C. Het gaat niet zozeer om de vraag hoeveel mensen we tot behoudenis kunnen brengen, maar vooral
om de vraag of God Zijn groep overwinnaars verkrijgt; God verlangt naar een volk dat in staat is

Kristallisatie-studie van 1 en 2 Samuël © 2022 Living Stream Ministry 13
te bidden en het koninkrijk in te luiden met Christus als de Koning en Zijn overwinnaars als de
mede-koningen.
D. Hanna's gebed was het middel waardoor Samuël werd geboren; onze gebeden moeten als resultaat
hebben dat er overwinnaars worden voortgebracht; we moeten bidden in eenheid met de opgevaren
Christus in Zijn hemelse bediening in de fase van versterking, voor het voortbrengen van de
overwinnaars – Op. 1:4; 3:1; 4:5; 5:6; 2:7, 11, 17, 26-29; 3:5-6, 12-13, 21-22.
E. Hanna kwam op het punt dat ze niet verder meer kon zonder een zoon; ze kwam op een punt dat
ze een zoon moest hebben; de zoon in 1 Samuël 1 is een beeld van het overwinnende collectieve
mannelijke kind in Openbaring 12, degene die de eeuw verandert en de Koning met Zijn koninkrijk
binnenbrengt:
1. Gods meest belangrijke beweging om de komende eeuw in te luiden zien we in het mannelijke
kind in Openbaring 12 dat is samengesteld uit Christus als de leidende Overwinnaar en ons als
de volgende overwinnaars; omdat God deze eeuw wil beëindigen en de eeuw van de Koning
met Zijn koninkrijk wil binnenbrengen, heeft Hij het overwinnende collectieve mannelijke
kind nodig als Zijn instrument.
2. De opname van het mannelijke kind beëindigt de eeuw van de gemeente en is het begin van
de eeuw van het koninkrijk; na deze opname is er een luide stem in de hemel die zegt: "Nu is
de behoudenis gekomen en de kracht en het koninkrijk van onze God en het gezag van zijn
Christus" – Op. 12:10.

DAG 6
IV. Hanna's ervaring laat ons zien dat we onze ziel moeten uitstorten voor de Heer in het midden
van onze bitterheid (1 S. 1:6, 10, 15-16); in Exodus 15 bereikte het volk Israël het water van
Mara; toen het volk murmureerde tegen Mozes, "riep [hij] luide tot de Here, en de Here wees
hem een stuk hout; hij wierp het in het water; toen werd het water zoet" (Ex. 15:22-25):
A. Het hout dat de Heer aan Mozes liet zien is een beeld van de boom van het leven; Openbaring 2:7
spreekt over "de boom van het leven"; in het Grieks is het woord boom gelijk aan het woord
gebruikt voor hout in 1 Petrus 2:24:
1. De boom van het leven in Openbaring 2:7 is een beeld van de gekruisigde (zoals aangeduid
door het stuk hout – 1 Pe. 2:24) en opgestane (zoals aangeduid door het leven van God – Joh.
11:25) Christus; we kunnen dus zeggen dat het hout dat door Mozes in het bittere water van
Mara werd geworpen de gekruisigde en opgestane Christus was als de boom van het leven.
2. Als wij het uitroepen tot de Heer in gebed, laat Hij ons een visioen zien van de gekruisigde en
opgestane Christus als de boom van het leven; door in ons gebed onze ziel uit te storten voor
de Heer werpen wij deze boom in het bittere water van ons wezen; dan verandert dit bittere
water in het zoete water van Zijn aanwezigheid.
B. Hanna's gebed kwam voort uit haar bittere omstandigheden en uit haar bittere wezen (1 S. 1:6, 10);
ze zei tegen Eli: "Ik ben een diepbedroefde vrouw; (...) ik heb mijn hart uitgestort voor het
aangezicht des Heren (...) want door grote zorg en smart gekweld heb ik zo lang gesproken" (1 S.
1:15-16); Psalm 62:9 zegt: "Vertrouwt op Hem te allen tijde, o volk, stort uw hart uit voor zijn
aangezicht; God is ons een schuilplaats. Sela"; zo'n gebed om God aan te raken is samengesteld
uit woorden die direct vanuit het hart komen.
C. Telkens als wij in bittere omstandigheden verkeren en bitter zijn in ons wezen, moeten we voor de
Heer onze ziel met ons hart uitstorten door eerlijk en oprecht met Hem te zijn; zo'n gebed brengt
de overwinnaars voort die de Koning met het koninkrijk inluiden.
D. Wanneer we bij het 'bittere water' komen, moeten we beseffen dat God ons soeverein en in het
geheim motiveert om op een wanhopige manier te bidden, niet alleen voor onze eigen genezing
(Ex. 15:26), maar veel meer voor het voortbrengen van de overwinnende nazireeërs die met Hem
zullen meewerken om de Koning met Zijn koninkrijk binnen te brengen; dan zal de naam van de
Heer heerlijk zijn op de ganse aarde (Ps. 8:2) en het koninkrijk van de wereld zal het koninkrijk
van onze Heer en van Zijn Christus worden, en Hij zal regeren tot in alle eeuwigheid" (Op. 11:15).

KRISTALLISATIE-STUDIE VAN 1 EN 2 SAMUËL

Kristallisatie-studie van 1 en 2 Samuël © 2022 Living Stream Ministry 1

Week 1

De centrale gedachte van 1 en 2 Samuël en de openbaring van de goddelijke Drie-eenheid

Bijbelverzen: 1 S. 1:3, 7, 10-11, 19-24; 2:11, 35; 3:9-11, 21; 7:3-6; 8:4-22; 16:1-3, 13;

2 S. 23:1-3; 24:25

DAG 1
I. De centrale gedachte in 1 en 2 Samuël is dat de vervulling van Gods economie de medewerking van de mens nodig heeft – het principe van vleeswording:
A. Het principe van vleeswording is dat God in de mens komt en Zichzelf vermengt met de mens om de mens één met Hem te maken; zo is God in de mens en de mens is in God, met één leven en één wandel – Joh. 15:4-5; Gal. 2:20.
B. We moeten zeer onder de indruk zijn van het feit dat de vervulling van Gods economie onze medewerking nodig heeft; meewerken met God betekent dat we worden verbonden met God – 1Kor. 6:17; Joh. 15:4-5; 2 Kor. 6:1; 1 Kor. 3:9; 16:10, 16.
C. In 1 en 2 Samuël wordt meewerken met God uitgebeeld in de geschiedenis van Samuëls moeder Hanna, van Samuël zelf en van David, op een positieve manier, en door de geschiedenis van Eli en
Saul, op een negatieve manier.
D. Meewerken met God door het principe van vleeswording is gerelateerd aan het persoonlijke genot
van het goede land, dat een beeld van de allesomvattende en uitgestrekte Christus is – Dt. 8:7-10:
1. 1 en 2 Samuël, als een voortzetting van Jozua, Richteren en Ruth, toont ons de details van het
genieten van het door God gegeven goede land.
2. De beelden in 1 en 2 Samuël laten ons zien hoe de nieuwtestamentische gelovigen kunnen en
moeten genieten van Christus als hun door God toegewezen erfdeel voor de vestiging van Gods koninkrijk, dat de gemeente is – Kol. 1:12; Mt. 16:18-19; Rom. 14:17:
1. In 1 en 2 Samuël werd het goede land, waar zij die met God meewerkten van genoten, het koninkrijk van God.
2. In onze medewerking met God moeten wij van Christus op zo'n manier genieten dat ons genot van Christus het koninkrijk van God wordt, waarin wij in het leven regeren met Christus – Rom. 5:17; 14:17.

DAG 2 & DAG 3
II. We moeten de goddelijke Drie-eenheid zien zoals deze in 1 en 2 Samuël geopenbaard is:
A. Gods doel voor Zijn uitverkoren volk was niet alleen het verslaan van de vijanden en het goede land volledig in bezit nemen, maar ook dat zij een koninkrijk in het land zouden vestigen:
1. Als God Zijn voornemen wil vervullen om een uitdrukking te verkrijgen, heeft een koninkrijk nodig, een bereik waarin Hij tot uitdrukking wordt gebracht – 1 S. 10:25; Mt. 6:10; Lc. 1:33.
2. Het volk Israël werd uit Egypte en door de woestijn geleid, waar ze de tabernakel voor God bouwden; daarna gingen ze het goede land binnen, en werd elke stam een deel van het land toegewezen zodat God een koninkrijk op aarde zou hebben – Joz. 13:1–22:34.
3. 1 en 2 Samuël zijn cruciaal voor de vestiging van het koninkrijk – 1 S. 8:4-22; 10:25; 13:14;
15:28; 16:1-3, 13.
B. Vanwege de ellendige situatie in het boek Richteren was er een dringende en wanhopige behoefte aan iemand zoals Samuël – 1 S. 2:35; 3:21:
1. Samuël was een nazireeër, een priester, een profeet en een richter; deze viervoudige status maakte Samuël bekwaam als degene die een koning kon aanstellen en het koninkrijk kon vestigen.

KRISTALLISATIE-STUDIE VAN 1 EN 2 SAMUËL

Kristallisatie-studie van 1 en 2 Samuël © 2022 Living Stream Ministry 2
2. Het was niet Gods doel om Samuël te maken tot een priester, een profeet en een richter; Gods voornemen was een koninkrijk te vestigen met een koning – 1 S. 8:7; 13:14.
C. 1 en 2 Samuël laten zien dat het aanstellen van de koning en het vestigen van het koninkrijk afhankelijk waren van de betrokkenheid van de goddelijke Drie-eenheid met Zijn volk:
1. Om iemand als Samuël op te wekken en hem zijn opdracht uit te laten voeren, was er behoefte aan de goddelijke Drie-eenheid – 1 S. 1:10-11, 20; 10:1, 6; 16:1-3.

2. Daarom zien we in 1 en 2 Samuël een gedetailleerde openbaring van de goddelijke Drie-eenheid; het cruciale punt in de geschiedenis die we zien in 1 en 2 Samuël is dat er behoefte GBrZo_qennAwas aan de goddelijke Drie-eenheid – 2 S. 22:1-3; 23:1-3; 24:25.

DAG 4

D. De goddelijke Drie-eenheid en de soevereine hand van de Heer worden in 1 Samuël 1 geopenbaard:
1. Temidden van de chaos van een Israël in verval, bleven Elkana en Hanna op de door God bepaalde
weg van het leven voor Zijn eeuwige voornemen – 1 S. 1:1-5, 10-11, 20, 24.
2. Elk jaar ging Elkana met zijn familie naar het huis van God, de tabernakel, die stond in Silo in die tijd, om te aanbidden en offers te brengen aan Jehova – 1 S. 1:3, 21-24:

DAG 5

1. In de verzen 3-7, 10-11, 20 en 24 zijn de offers beelden van Christus als al de offers; de stieren, het meel en de wijn duiden op de Christus die wij ervaren en die wij naar Gods huis 8brengen om aan Hem aan te bieden.
2. Jehova is de grote Ik Ben, en het huis van Jehova is Christus als de belichaming van God om Gods woonplaats van God

 temidden van Zijn volk te zijn – 1 S. 1:10-11.3. Dit gedeelte laat ons voornamelijk Gods huis zien als de belichaming van de Drie-enige. UGod en de offers als het middel voor ons om deze belichaming van God binnen te gaan,] 5namelijk verlossing; in deze verzen zien we Gods belichaming en Gods volledige verlossing – verw. Joh. 1:14, 29; Lc. 1:68; 2:38; Ef. 1:7.
3. De moederschoot van Hanna was door Jehova toegesloten, waardoor ze gedwongen werd een wanhopig, toegewijd en toewijdend gebed te bidden; ze bad, door God soeverein gemotiveerd,
in het geheim voor een mannelijk kind dat absoluut voor de Heer zou zijn – 1 S. 1:5, 10-12, 15.
E. In 1 en 2 Samuël kunnen we zien dat de Drie-enige God met Zijn belichaming en verlossing volledig betrokken was bij het voortbrengen van Samuël en David, zodat Gods koninkrijk kon worden gevestigd:
1. De goddelijke Drie-eenheid is geopenbaard in de zalving van David tot koning – 1 S. 16:1-3, 13:
1. In deze verzen zien we de Drie-enige God als Jehova en de Geest van de Drie-enige God als de Geest van Jehova – 1 S. 16:13.
2. De olie is een beeld van de Geest van God, en de opgeofferde jonge koe is een beeld van Christus als het offer; zo zien we dat de goddelijke Drie-eenheid betrokken was bij de zalving van David, waardoor hij koning over Israël werd – Ps. 89:21.
2. De woorden van het lied van David in 2 Samuël 22:1-3 noemen Jehova als zijn steenrots, vesting, Bevrijder, rots, schild en hoorn van heil; in vers 47 verklaart David: "De Here leeft. Geprezen zij mijn Rots, en verhoogd zij de God mijns heils."
3. In 2 Samuël 23:1-3 – Davids laatste woorden – sprak de Geest van Jehova door hem, en sprak de Rots van Israël tot hem – 2 S. 23:2-3:
1. In deze verzen is de Rots Christus als de basis waardoor God Zijn volk begenadigd.
2. De Geest van Jehova is de Geest van de Drie-enige God – 1 S. 10:6; 16:13.
3. In deze verzen is God in het Hebreeuws Elohim, dat duidt op de Drie-enige God.
4. In 2 Samuël 24:25 zijn de brandoffers een beeld van Christus voor Gods tevredenheid, en zijn de vredeoffers een beeld van Christus voor de vrede tussen God en Zijn volk.

DAG 6
III. Onze huidige situatie en Gods behoefte vandaag zijn in principe identiek aan de situatie en de behoefte in de tijd van Samuël – 1 S. 8:4-22:
A. Er is een dringende behoefte aan sommigen om overwinnende gebeden voor Gods doel te bidden, zoals Hanna deed, en aan gekwalificeerde personen om als Samuël te zijn – een nazireeër, een
priester, een profeet en de laatste richter – die door God werd gebruikt om de verwarde situatie onder Gods volk te beëindigen, de koning aan te stellen en het koninkrijk te vestigen – 1 S. 2:35:
1. Als wij willen bidden om vandaag in Gods behoefte te voorzien, hebben we Christus als de belichaming van de Drie-enige God en als de werkelijkheid van alle offers nodig, en hebben we de vervulling van de tent der samenkomst nodig, de gemeente als Gods woonplaats – Kol.2:9-10; Ef. 2:21-22; Heb. 8:1-2; 10:8-10.
2. In zekere zin is Christus, onze Koning, hier nog niet, en bevinden we ons nog steeds in een verwarde situatie, zoals in de tijd van de richteren – Ri. 21:25.
3. De vervulling van Gods koninkrijk is de komst van het koninkrijk, wat door de Heer Jezus zal worden gevestigd, maar er is behoefte aan iemand zoals Samuël om mee te werken met de goddelijke Drie-eenheid door het koninkrijk binnen te brengen – Mt. 6:33; 1 Kor. 6:17; 16:10; 2 Kor. 6:1.
4. We moeten beseffen hoe zeer de goddelijke Drie-eenheid nodig is om overwinnende gebeden te bidden en om het koninkrijk binnen te brengen – Mt. 6:10, 13; Op. 1:4-7; 8:3-5.
B. De Drie-enige God, met Zijn belichaming, Zijn verlossing, en Zijn Geest, stelt ons samen tot bruikbare personen voor Zijn komst en voor Zijn koninkrijk – 2 Kor. 13:13.
C. Het is cruciaal dat we zien dat de Drie-enige God vandaag betrokken is bij ons, dat Hij in ons werkt om Zijn wil en voornemen tot stand te brengen, en Zijn hartsverlangen tevreden te stellen – Fil.2:13; Heb. 13:21; Ef. 1:5, 9, 11; 5:17; Kol. 1:9; Rom. 12:2; Op. 4:11:
1. Als we dit visioen zien, zal dit onze gedachten over wat het betekent een christen te zijn revolutioneren – Hnd. 26:19; Rom. 12:7-8; 2 Kor. 5:14-15; Ef. 3:16-17.
2. Onze natuurlijke, religieuze, culturele, morele en ethische denkbeelden over het christelijke leven moeten met een visioen van de volledig betrokken Drie-enige God worden vervangen – Mt. 28:19; 2 Kor. 13:13; Ef. 4:4-6; Op. 1:4-7.

 

KRISTALLISATIE-STUDIE VAN 1 EN 2 SAMUËL

Week 1: De centrale gedachte van 1 en 2 Samuël en de openbaring van de goddelijke Drie-eenheid

Kristallisatie-studie van 1 en 2 Samuël © 2022 Living Stream Ministry 5

WEEK 1 – DAG 1

Ochtendvoeding

Rom. 5:17 Want als door de overtreding van de ene de dood heeft geregeerd door die ene, veel meer
zullen zij die de overvloed van de genade en van de gave der gerechtigheid ontvangen, in het leven regeren door de Ene, Jezus Christus.

Rom. 5:21 Opdat, zoals de zonde heeft geregeerd door de dood, zo ook de genade zou regeren door gerechtigheid tot het eeuwige leven, door Jezus Christus onze Heer.

De centrale gedachte van 1 en 2 Samuël is dat de vervulling van Gods economie de medewerking van de mens nodig heeft, zoals geïllustreerd door de geschiedenis van Samuëls moeder Hanna, Samuël en David,
in positieve zin, en door de geschiedenis van Eli en Saul, in negatieve zin. Zo’n samenwerking hangt samen met het persoonlijk genieten van het goede land, dat een beeld is van de alomvattende en uitgestrekte Christus.
1en 2 Samuël zijn dus een voortzetting van Jozua, Richteren en Ruth die ons de details geven over het genot van het door God gegeven goede land. Het goede land waarvan de medewerkers met God genoten, werd het koninkrijk van God, waarin zij als koningen regeerden. Dit is een beeld van het genieten van Christus door de
nieuw-testamentische gelovigen dat resulteert in hun regeren in het eeuwige leven (Rom. 5:21). (Life-study of
1 & 2 Samuel, blz. 5-6)

Lezen voor vandaag

De vervulling van Gods economie vereist onze medewerking. Samenwerken met God betekent met, God verbonden zijn. In een 3-benen race moeten de lopers in paren lopen, waarbij elke partner één been heeft
dat aan één van de benen van zijn partner is gebonden. Om de partners te laten rennen, moeten ze met elkaar samenwerken en niet onafhankelijk bewegen. Dit is een beeld van het juiste christelijke leven. Christen zijn is
verbonden zijn met Christus en één wandel met Hem hebben door één leven. De geboorte van Samuël had te maken met Hanna's samenwerking met God. Het oude priesterschap was oud geworden en tanende, en God wilde een nieuw begin hebben. Voor de geboorte van Samuël heeft
God dingen achter de schermen in gang gezet. Aan de ene kant sloot Hij de moederschoot van Hanna; aan de
andere kant bereidde Hij iemand voor om haar te tergen (1 S. 1:5-7). Dit dwong Hanna om te bidden dat de Heer haar een mannelijk kind zou geven. In haar gebed deed ze een gelofte en zei: “Here der heerscharen, indien Gij werkelijk naar de ellende uwer dienstmaagd omziet en (...) aan uw dienstmaagd een mannelijke
nakomeling geeft, dan zal ik die voor zijn gehele leven de Here geven en geen scheermes zal op zijn hoofd komen” (1 S. 1:11). Dit gebed kwam niet uit Hanna, maar uit God. God koos Hanna omdat zij bereid was met Hem samen te werken. God antwoordde haar gebed en opende haar moederschoot, en Hanna werd zwanger
en baarde een zoon (1 S. 1:20). Vervolgens offerde ze, volgens haar gelofte, haar zoon aan God waarbij ze hem onder voogdij van Eli plaatste. Hieruit zien we dat Hanna, Samuëls moeder, iemand was die heel veel met God samenwerkte. Haar geval laat ons zien wat voor soort mensen God vandaag nodig heeft. In de biografie van Hudson Taylor wordt ons verteld dat hij op een dag in gebed tot de Heer zei dat hij
bereid was zijn leven en alles te geven voor de mensen in China. Deze gelofte werd door God geëerd en dit resulteerde in de oprichting van de “China Inland Mission”, een zeer geestelijk zendingswerk dat veel door God is gebruikt. Hoewel ik mezelf niet vergelijk met Hudson Taylor, kan ik getuigen dat mijn ervaring heel vergelijkbaar was. Aan het eind van mijn tienerjaren, terwijl ik mijn best deed om mijn opleiding te volgen,
nam God mij gevangen en werd ik gered. Onmiddellijk daarna, terwijl ik op straat liep, keek ik naar de hemel en zei ik tegen de Heer dat ik alleen Hem wilde en dat ik Hem wilde dienen en van plaats naar plaats wilde
reizen om de Bijbel te verspreiden en Christus te verkondigen. Hoewel ik het op dat moment niet besefte, deed ik eigenlijk een gelofte aan de Heer. Die gelofte is door Hem geëerd. Vandaag zijn er veel continenten en landen open voor het wederopbouwwerk van de Heer. Er moeten
sommigen zijn die een gelofte doen zoals Hanna. Ik hoop dat veel van de jongeren zo'n gelofte zullen doen. Je moet zeggen: “Heer, ik ben van U. Ik leen mezelf gewoon aan U.” God zal je hart nemen en iets tot stand
brengen om te vervullen wat je Hem belooft. (Life-study of 1 & 2 Samuel, blz. 6-7)
Ter aanvulling lezen: Life-study of 1 & 2 Samuel, boodschap 1 Verlichting en inspiratie: ________________________________________

WEEK 1 – DAG 2

Ochtendvoeding

1 S. 10:25 Daarna zette Samuël voor het volk het recht van het koningschap uiteen, schreef dit in een oorkonde en legde die neer voor het aangezicht des Heren; daarop liet Samuël het gehele volk gaan, ieder naar zijn huis.

Mt. 6:10 Uw koninkrijk komen, uw wil gebeuren, zoals in de hemel, zo ook op aarde.
Samuël luidde een nieuwe eeuw in. Hij veranderde de eeuw van de eeuw van de priesters naar de eeuw van de koningen. Priesters kunnen God dienen, maar ze kunnen Gods koninkrijk en Gods gezag niet
binnenbrengen. Wanneer Gods koninkrijk is gevestigd, kan Zijn gezag worden uitgeoefend en kan Zijn heerlijkheid tot uitdrukking worden gebracht. Het gebed in Matteüs 6:13 zegt: “Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid” [NBG]. Eerst is er het koninkrijk en de uitoefening van gezag, en dan is er de uitdrukking van heerlijkheid. (CWWL, 1954, deel 4, blz. 527)


Lezen voor vandaag

Om ervoor te zorgen dat Gods uitverkoren volk Zijn huis, Zijn uitdrukking zou zijn, was de Drie-eenheid nodig. De Israëlieten gingen het goede land binnen, maar het goede land was gevuld met vijanden. Het boek Richteren onthult de Drie-eenheid omdat de Drie-eenheid nodig was om de vijanden te verslaan. Gods voornemen voor Zijn volk was niet alleen het verslaan van de vijanden en het volledig in bezit nemen van het land, maar dat ze een koninkrijk zouden oprichten. Omdat dit doel niet was bereikt, staat er aan het einde van Richteren dat de kinderen van Israël deden wat goed was in hun eigen ogen omdat er geen koning of koninkrijk was (Ri. 21:25). Wat in die tijd nodig was, was dat er een koninkrijk werd opgericht. Samuël was iemand die het koninkrijk binnenbracht. 1 en 2 Samuël zijn cruciaal voor het voortbrengen van het koninkrijk. Om ervoor te zorgen dat God Zijn bedoeling om een uitdrukking te hebben kon vervullen, had Hij een koninkrijk nodig. Het koninkrijk van God is een bereik waarin God tot uitdrukking gebracht wordt. Toen de Heer zijn discipelen leerde bidden, begon Hij: “Onze Vader die in de hemelen bent, moge uw naam worden geheiligd, uw koninkrijk komen” (Mt. 6:9-10). Het Nieuwe Testament begint met het Evangelie volgens Matteüs, het evangelie van het koninkrijk. In Matteüs 3:2 verkondigde Johannes de Doper: “Bekeert u, want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.” Veel christenen verkondigen tegenwoordig het evangelie van een hemelse villa, maar het Nieuwe Testament verkondigt het evangelie van het koninkrijk (verw. Mt. 4:23; 9:35; 24:14). God heeft een koninkrijk nodig voor Zijn uitdrukking. De Israëlieten werden uit Egypte en door de woestijn geleid, waar ze de tabernakel voor God bouwden. Daarna gingen ze het goede land binnen en kreeg elke stam een deel van het land toegewezen. In Richteren werden de vijanden in zekere mate verslagen zodat de Israëlieten van het goede land konden genieten. Toch was er in Richteren geen uitdrukking van God omdat er geen koning was. Een ieder deed wat goed was in eigen ogen. In Richteren gebruikte God Debora. In 1 en 2 Samuël was de eerste persoon die God gebruikte om Zijn koninkrijk binnen te brengen, een andere vrouw, Samuëls moeder, Hanna. Zij baarde Samuël, die de koning met het koninkrijk binnenbracht. David werd binnengebracht en ingewijd in zijn positie en functie door Samuël, die het gevolg was van het wanhopige gebed van een vrouwelijke zoeker van God. Vanwege de ellendige situatie in Richteren was er een dringende en wanhopige behoefte aan iemand als Samuël. Samuël was een nazireeër, een priester, een profeet en een richter. Deze viervoudige status kwalificeerde Samuël om degene te zijn die de koning kon binnenbrengen en het koninkrijk kon oprichten. Om zo iemand te laten opstaan en zijn opdracht uit te voeren, was er een cruciale behoefte aan de goddelijke

Drie-eenheid. Alleen de Drie-eenheid zou dit kunnen oplossen. Om deze reden is er in 1 en 2 Samuël een gedetailleerde, verfijnde openbaring van de goddelijke Drie-eenheid. Wat er in Richteren gebeurde is wat ruw,
maar in Samuël is de toepassing van de goddelijke Drie-eenheid heel verfijnd. (CWWL, 1983, deel 3, “The Divine Trinity as Revealed in the Holy Word,” blz. 289-291)
Ter aanvulling lezen: CWWL, 1983, deel 3, “The Divine Trinity as Revealed in the Holy Word,” hfst. 1, 3, 8-10 Verlichting en inspiratie: ________________________________________

WEEK 1 – DAG 3

Ochtendvoeding

1 S. 8:5-7 En zeiden tot hem: (...) stel nu een koning over ons aan om ons te richten, als bij alle andere volken.(...) en hij [Samuël] bad tot de Here. De Here zeide tot Samuël: Luister naar het volk, in alles wat zij tot u zeggen, want niet ú hebben zij verworpen, maar Mij hebben zij verworpen, dat Ik geen koning over hen zou zijn. Hoewel Samuël Gods vertegenwoordiger was, had God niet de bedoeling om voor hem een koninkrijk te maken. Volgens de Bijbel besloot God eerder een man, David genaamd, op te wekken, door wie Hij van plan was een koninkrijk op te bouwen. Toen God Abraham koos, was het niet Zijn bedoeling om één persoon of zelfs maar een groep mensen te winnen die Hem zouden zoeken. Het is Gods bedoeling geweest om een koninkrijk te verkrijgen. De voleinding van de openbaring in de Bijbel is een koninkrijk. Openbaring 11:15
Lzegt: “Het koninkrijk van de wereld van onze Heer en van zijn Christus is gekomen.” In de nieuwe hemel en nieuwe aarde met het Nieuwe Jeruzalem zal er het eeuwige koninkrijk van God zijn. Hoewel Samuël uiteindelijk de hoogste positie bereikte, had God Zijn doel nog steeds niet bereikt. Als
een man die volgens Gods hart was, wist Samuël dat er in Gods hart een verlangen naar een koninkrijk was. God wilde dat het koninkrijk niet door Samuël maar door David zou worden binnengebracht. (Life-study of 1
& 2 Samuel, blz. 43-44)

Lezen voor vandaag

Wanneer iemand een hoge positie bereikt, is het altijd de vraag of hij iemand anders zal toelaten om hem te evenaren of boven hem te staan. Als jij Samuël was geweest, zou je dan enige ruimte hebben toegelaten voor iemand om je te evenaren of boven je te staan? Samuël was zuiver en enkelvoudig. Hij was een nazireeër volgens de gelofte van zijn moeder en was geheel niet egoïstisch. Hij heeft nooit geprobeerd iets voor zichzelf
te winnen. Hij had geen hart voor iets anders dan God en Gods uitverkorenen. God hield van Israël en Zijn hart werd gekopieerd in Samuël. Omdat Gods hart in Samuël werd gekopieerd, gaf Samuël niets om zijn eigen belang of gewin. Aan het einde verkreeg Samuël niets anders dan een graf om in begraven te worden. Vanwege de toenmalige situatie stelde Samuël zijn zonen aan als richters, maar in tegenstelling tot Saul was hij niet van plan een koninkrijk
voor hen op te bouwen. Zijn zonen volgden zijn wegen niet, maar waren op winstbejag uit, namen geschenken aan en bogen het recht (1 S. 8:1-3). Toen het volk aan Samuël vroeg om een koning aan te stellen, was hij niet beledigd door iets dat met zijn zonen te maken had; integendeel, hij was beledigd door hun verlangen om GOD te vervangen (1 S. 8:4-7). Omdat hij niet van plan was een koninkrijk voor zijn nakomelingen op te bouwen, was Samuël niet bezorgd voor zijn kinderen, maar voor Gods volk. In zo'n situatie was het gemakkelijk voor God om het koninkrijk in te brengen. God gebruikte Samuël om eerst Saul en daarna David te zalven. Zoals we zullen zien wanneer wij de geschiedenis van Saul beschouwen, had Saul enkel een monarchie. Het koninkrijk van God kwam eerst onder David, toen Gods troon in Jeruzalem werd gevestigd. In Matteüs 21:43 vertelde de Heer Jezus de Joodse leiders dat het koninkrijk van God van hen zou worden weggenomen. Dit geeft aan dat het koninkrijk van God begon in het Oude Testament. Het begon niet met Abraham of met Mozes, maar met David. Daarom zien we bij David geen enkele vorm van monarchie, maar het koninkrijk van God. Terwijl Samuël onder de voogdij van Eli stond, onderwees God hem op een zeer fijne manier, bouwde God hem op, en stelde hem aan als Zijn juiste priester. Als zo'n priester, werd Samuël een richter om Israël te richten, een profeet om voor God te profeteren, en degene die het koningschap inleidde. Door dit koningschap werd het koninkrijk van God op de aarde gevestigd. Dit een beeld van wat onze situatie vandaag zou moeten zijn. We moeten eerst een Samuël zijn en dan een David, die in zo'n mate van Christus geniet dat wat we van Christus genoten hebben een koninkrijk zal worden, namelijk de gemeente. Volgens Matteüs 16:18-19, zijn de gemeente en het koninkrijk identiek aan elkaar. Het koninkrijk is vandaag de gemeente, en binnen de gemeente is er de innerlijke essentie, namelijk het Lichaam van Christus. (Life-study of 1 & 2 Samuel, blz. 44-45, 47, 19) Ter aanvulling lezen: Life-study of 1 & 2 Samuel, boodschap 2-3, 6-7, 9
Verlichting en inspiratie: ________________________________________

WEEK 1 – DAG 4

Ochtendvoeding

1 S. 1:11 Toen deed zij een gelofte en zeide: Here der heerscharen, indien Gij werkelijk naar de ellende uwer dienstmaagd omziet en mij gedenkt en uw dienstmaagd niet vergeet, maar aan uw dienstmaagd een mannelijke nakomeling geeft, dan zal ik die voor zijn gehele leven de Here geven en geen scheermes zal op zijn hoofd komen.

1 S. 1:15 Doch Hanna antwoordde: ik heb mijn hart uitgestort voor het aangezicht des Heren. Te midden van de chaos van het vervallen Israël bleven Elkana en Hanna in de levenslijn die door God was bepaald, niet alleen voor Gods eeuwige behoudenis, maar ook voor Zijn eeuwige doel. Gods behoudenis is voornamelijk voor ons voordeel, terwijl Gods doel gerelateerd is aan de vervulling van Gods verlangen. We
moeten ons afvragen of we hier zijn voor ons eigen voordeel of voor Gods doel. Zelfs de meerderheid van de christenen geven niet om Gods doel. Ik kan van broeder Watchman Nee getuigen dat hij een man was voor Gods doel. Ik zou zijn voorbeeld willen volgen. In het wederopbouwwerk van de Heer zijn we voor Gods doel, en blijven we op de lijn van het leven die door God is bepaald. Gods doel is om het Lichaam, het organisme van de Drie-enige God, te verkrijgen zodat Hij op een collectieve manier volledig tot uitdrukking kan worden
gebracht. (Life-study of 1 & 2 Samuel, blz. 10)

Lezen voor vandaag

1 Samuël begint met een man genaamd Elkana die twee vrouwen had, Hanna en Peninna (1 S. 1:1-2). Elkana hield meer van Hanna. Hanna had echter geen kinderen terwijl Peninna zonen en dochters had. Dit was de soevereine hand van de Heer. Volgens de wet van Mozes, ging Elkana met zijn gezin ieder jaar naar het huis van God, de tabernakel die gedurende die tijd in Silo was, om te aanbidden en aan de Heer te offeren (1 S. 1:3). Omdat Jehova Hanna's moederschoot had gesloten, werd ze gedwongen een wanhopig, toegewijd en
toewijdend gebed te bidden (1 S. 1:10-12, 15). Ze bad voor een mannelijk kind, dat ze niet voor zichzelf zou houden, maar aan de Heer zou geven voor Zijn behoefte. Haar gebed was voor een zoon die vanaf zijn geboorte een nazireeër zou zijn, iemand die absoluut zou zijn voor de Heer. De Heer antwoordde haar gebed en er werd een zoon geboren (1 S. 1:20). Hanna noemde haar zoon Samuël, wat ‘van God gevraagd’ of ‘door God gehoord’ betekent. Als we God vragen, zal Hij ons verzoek horen. Vanaf zijn jeugd was Samuël een nazireeër en diende als priester in het huis van God (1 S. 1:24; 2:11, 18). Terwijl Samuël bij Eli in de tempel verbleef, verscheen God in een visioen aan Samuël (1 S. 3:4-14). Samuël was nog jong, net als de Heer Jezus toen Hij met Zijn ouders naar Jeruzalem ging (Lc. 2:42).
Uiteindelijk werd Samuël een bekende profeet en de richter van Israël (1 S. 3:20; 7:6). Dat Samuël een priester,profeet en richter zou zijn was echter niet Gods doel. God was van plan een koninkrijk op te richten met een koning. Daarom zond God Samuël twee keer om iemand te zalven. Eerst zalfde hij Saul tot heerser over Israël
(1 S. 9:16; 10:1). Later zalfde Samuël David tot koning (1 S. 16:1, 13). David werd binnengebracht door Samuël. Het cruciale punt in deze geschiedenis is dat er behoefte was aan de goddelijke Drie-eenheid. (CWWL,
1983, deel 3, “The Divine Trinity as Revealed in the Holy Word,” blz. 291-292) Dit echtpaar werkte mee aan de beweging van God op aarde voor de vervulling van Gods economie. Ze werden bewogen door de Bewegende, door de unieke, goddelijke Beweger, die zich in het geheim achter de schermen bewoog. Onder Gods soevereine omgang met Hanna werd zij in haar ziel onderdrukt met een last in haar geest om voor Jehova uit te storten. Dit was Gods beweging. Omdat God in haar werkte, kon Hanna geen vrede hebben totdat ze om een zoon bad. God, de Soevereine, bleef haar bewegen en motiveren zodat ze moest bidden. In haar gebed werkte Hanna mee met de beweging van God. Als je dit doet, heb ik de volledige zekerheid dat je degene zult zijn die God zal bewegen. Hij zal tot je komen en je motiveren. (Life-study of 1 & 2 Samuel, blz. 10-11) Ter aanvulling lezen: CWWL, 1983, deel 3, “The Divine Trinity as Revealed in the Holy Word,” hfst. 6
Verlichting en inspiratie: ______________________________

WEEK 1 – DAG 5

Ochtendvoeding

1 S. 1:24 Nadat zij hem gespeend had, (...) bracht [zij] hem, een kleine jongen nog, in het huis des Heren te Silo.

1 S. 1:27-28 Om deze jongen heb ik gebeden, en de Here heeft mij gegeven, wat ik van Hem gebeden heb.
Daarom sta ik hem aan de Here af; zolang hij leeft, zij hij aan de Here afgestaan. (...)
In 1 Samuël 1 zijn de offers beelden van Christus als alle offers. Jehova is de eeuwige grote Ik Ben, en het huis van Jehova is Christus als de belichaming van God om Gods woonplaats onder Zijn volk te zijn.
Bovendien zijn de stieren, het meel en de wijn beelden van de Christus die we ervaren en die we naar het huis van God brengen om aan Hem aan te bieden. Dit deel toont ons voornamelijk het huis van God als de
belichaming van de Drie-enige God en de offers als het middel voor ons om de belichaming van God binnen te gaan, namelijk verlossing. Daarom zien we in deze verzen Gods belichaming en Gods volledige verlossing. (CWWL, 1983, deel 3, “The Divine Trinity as Revealed in the Holy Word,” blz. 293-294)

Lezen voor vandaag

In 1 Samuël 19 zien we de Geest: “Saul [zond] boden om David te halen. Dezen zagen een groep profeten in geestvervoering met Samuël aan hun hoofd. En de Geest Gods kwam over de boden van Saul, zodat ook zij in geestvervoering geraakten” (1 S. 19:20). Vers 23 zegt: “Ook over hem [Saul] kwam de Geest Gods en hij verkeerde, terwijl hij zijn weg vervolgde, in geestvervoering.” Saul wilde David arresteren en vermoorden. Het was geen fysieke kracht maar geestvervoering die Sauls activiteit stopte. Samuël voerde geen
bevel over een leger, maar leidde de geestvervoering. Dit was allemaal het werk van de Geest van God, die de
derde van de Drie-eenheid is die Gods volk bereikt. 2 Samuël 22:1-3 zegt: “David sprak tot de Here de woorden van dit lied (...): O, Here, mijn (...) Rots.”
Vers 47 zegt: “Verhoogd zij de God, de Rots [Hebr.] mijns heils.” 2 Samuël 23:1-3 zegt: “Dit zijn de laatste woorden van David: (...) De Geest des Heren spreekt door mij, zijn woord is op mijn tong; Israëls God spreekt,
Israëls Rots zegt tot mij (...)”. In deze verzen is de rots Christus als de basis voor God om Zijn volk genade te geven. De Geest des Heren is de Geest van de Drie-enige God. God in deze verzen is in het Hebreeuws Elohim, die de Drie-enige God aanduidt. 2 Samuël 24:25 zegt: “David bouwde daar een altaar voor de Here en bracht brandoffers en vredeoffers.” De brandoffers zijn een beeld van Christus voor Gods tevredenheid, en de
vredeoffers zijn een beeld van Christus voor de vrede tussen God en Zijn volk. De Drie-enige God met Zijn belichaming en verlossing was volledig betrokken bij het voortbrengen van Samuël en David, zodat het koninkrijk van God zou worden binnengebracht. Veel christenen spreken tegenwoordig over de komst van de Heer, maar de meesten realiseren zich niet dat er de behoefte is aan sommigen zoals Samuël om Christus de Koning met Zijn koninkrijk binnen te brengen. Samuël bracht David binnen zodat het hemelse koninkrijk op aarde kon worden opgericht voor Gods uitdrukking. De profetie van de Heer over Zijn wederkomst kan alleen worden vervuld door sommigen zoals Hanna en Samuël. Hanna bracht Samuël binnen en Samuël bracht David binnen.
1 Samuël 16:1-3 zegt: “De Here zeide tot Samuël: (...) Vul uw hoorn met olie en ga heen: Ik zend u naar de Betlehemiet Isaï, want onder zijn zonen heb Ik Mij een koning uitgezocht. (...) Gij zult een jonge koe
meenemen (...). Dan zult gij Isaï tot dit offer nodigen.” Vers 13 zegt: “Samuël nam de oliehoorn en zalfde hem [David] te midden van zijn broeders. Van die dag af greep de Geest des Heren David aan.” In deze verzen
zien we de Drie-enige God als de Here en de Geest van de Drie-enige God als de Geest des Heren. De olie uidt op de Geest van God. De geofferde jonge koe duidt op Christus als het offer. Zo was de goddelijke Drie-eenheid dus betrokken bij de zalving van David, waardoor hij de koning over Israël werd. (CWWL, 1983, deel

3, “The Divine Trinity as Revealed in the Holy Word,” blz. 294-295) Ter aanvulling lezen: CWWL, 1984, deel 2, “Elders’ Training, Book 2: The Vision of the Lord's Recovery,” hfst. 10 Verlichting en inspiratie:

WEEK 1 – DAG 6

Ochtendvoeding

Mt. 6:33 Zoekt echter eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen

u erbij gegeven worden.

Op. 11:15 En de zevende engel bazuinde, en er kwamen luide stemmen in de hemel die zeiden: Het
koninkrijk van de wereld van onze Heer en van zijn Christus is gekomen, en Hij zal
regeren tot in alle eeuwigheid. Onze huidige situatie en Gods behoefte vandaag zijn in principe dezelfde als de situatie en de behoefte in de tijd van Samuël. Sommigen moeten vandaag bidden volgens Gods behoefte, zoals Hanna deed. God heeft
sommigen nodig zoals Samuël, die een nazireeër, een priester, een profeet en de laatste richter was. Samuël
was de laatste richter omdat God hem gebruikte om een einde te maken aan de verwarde situatie onder Gods
volk, dat geen koning of koninkrijk had. God heeft zulke mensen nodig die gekwalificeerd zijn om de negatieve
situatie te beëindigen en de koning en het koninkrijk binnen te brengen. De vervulling van het koninkrijk is
het komende koninkrijk, dat door de Heer Jezus binnen gebracht zal worden. Er is echter vandaag behoefte
aan sommigen zoals Samuël om mee te werken door dat koninkrijk binnen te brengen. In zekere zin is Christus
onze Koning er nog niet en bevinden we ons nog steeds in een verwarde situatie, net als in het tijdperk van de
richters. We moeten ernaar streven de laatste richter te zijn. Vooral de zusters moeten ernaar streven om als
Hanna te zijn, en bidden om sommigen als Samuël voort te brengen, die het verwarde tijdperk zullen
beëindigen zodat Christus de Koning met Zijn koninkrijk kan komen. (CWWL, 1983, deel 3, “The Divine
Trinity as Revealed in the Holy Word,” blz. 292-293)

Lezen voor vandaag

We moeten ons realiseren hoezeer de goddelijke Drie-eenheid nodig is om dit te bereiken. Om Hanna
zo'n overwinnend gebed te laten bidden en een definitief antwoord te ontvangen, had ze de tabernakel en de
offers nodig, die duiden op Christus de Zoon als de belichaming van God en de werkelijkheid van alle offers.
Op dezelfde manier hebben wij Christus nodig als de belichaming van God en de werkelijkheid van de offers
om te kunnen bidden om in Gods behoefte te voorzien. We hebben ook de vervulling van de tent der
samenkomst nodig, welke de gemeente als Gods woonplaats is. Hanna bad haar overwinnende gebed niet in
haar huis. We hebben Gods belichaming en Zijn volledige behoudenis in het gemeenteleven nodig. Dan kunnen
we overwinnende gebeden bidden voor Gods doel, om het koninkrijk binnen te brengen. Dit is de ervaring van
de goddelijke Drie-eenheid.
1 en 2 Samuël onthullen dat het binnen brengen van de koning en het stichten van het koninkrijk
afhangen van de betrokkenheid van de goddelijke Drie-eenheid bij Zijn volk. De Drie-enige God is vandaag
nog steeds bij ons betrokken. De Drie-enige God, met Zijn belichaming, Zijn verlossing en Zijn Geest, stelt
ons samen tot bruikbare personen voor Zijn komst en Zijn koninkrijk. We moeten vertrouwen op de
betrokkenheid, het werk, van de goddelijke Drie-eenheid. Als we dit zien, zal dit een revolutie teweegbrengen
in ons concept van wat het betekent om een christen te zijn. Onze natuurlijke, religieuze, culturele, morele en
ethische concepten met betrekking tot het christelijk leven moeten worden vervangen door een visioen van de
volledig betrokken Drie-enige God. (CWWL, 1983, deel 3, “The Divine Trinity as Revealed in the Holy Word,”
blz. 293, 295-296)
We moeten leren samenwerken met de goddelijke Drie-eenheid. De goddelijke Drie-eenheid is het model van ons christelijk leven. Onder de goddelijke Drie-eenheid is er geen strijd. De Vader is blij de Zoon te verhogen, de Zoon is zeer gewillig Zich aan de Vader te onderwerpen, en de Geest is gewillig om over de Zoon te getuigen. Onze “menselijke drie-eenheid” is niet zo. Daarom hebben wij een Redder nodig. Deze Redder is de goddelijke Drie-eenheid, die in onze geest is gekomen. Nadat we zijn gered, moet onze “menselijke drie-eenheid” de inwonende goddelijke Drie-eenheid volgen. In onze behoudenis moeten we samenwerken met de Redder die in ons woont. Uiteindelijk zal ons hele wezen (geest, ziel en lichaam) de
goddelijke Drie-eenheid verheerlijken. Deze samenwerking met de inwonende Drie-eenheid zal resulteren in
Zijn verheerlijking, Zijn uitdrukking en Zijn manifestatie. (CWWL, 1990, deel 2, “Messages to the Trainees in
Fall 1990,” blz. 478-479) Ter aanvulling lezen: CWWL, 1988, deel 1, “Living in and with the Divine Trinity,” hfst. 1
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________

VOLDOEN AAN GODS BEHOEFTE

EN HUIDIGE BEHOEFTEN IN HET HERSTEL VAN DE HEER

(Lord's Day-tweede ochtendsessie)

Bericht Acht

Christus nemen, ervaren en genieten
als onze koning, onze heer, ons hoofd en onze man

voor de opbouw van het lichaam van Christus om het nieuwe Jeruzalem te voltooien
Schriftlezing: Ezech. 1:22, 26-28; 2 Kor. 5:14-15; Rom. 14:7-9; Kol. 2:19; S.S. 1:1-4; 2 Kor. 11:2-3
I. We moeten Christus als onze Koning nemen, ervaren en ervan genieten:
A. Het hoogste punt in onze spirituele ervaring is een heldere hemel met de troon
erboven - Ezech. 1:22, 26-28:
1. Het soort lucht dat we als christenen hebben, hangt af van ons geweten; ons geweten is
verbonden met onze hemel - Rom. 9:1; 2 Kor. 1:12.
2. Wanneer er niets is tussen ons en de Heer en niets tussen ons en één
een ander, onze lucht zal kristalhelder zijn, en we zullen niet alleen een goed geweten hebben, maar
ook een zuiver geweten — Handelingen 24:16; 1 Tim. 1:5, 19; 3:9; 2 Tim. 1:3; vgl. Mat. 5:8; Prov.
22:11; 2 Tim. 2:22.
B. De troon is het centrum van het universum, en het is de heersende aanwezigheid van de Heer; de troon
in onze geest is eigenlijk Christus Zelf - Jes. 22:23; Hebr. 4:16; Rom. 5:21; Openb. 22:1:
1. Als we een heldere hemel hebben, zal de troon aanwezig zijn en zullen we spontaan onder zijn
het regeren en regeren van de troon; dat God de troon in ons heeft, betekent dat Hij
heeft de positie om in ons te heersen - vgl. Dan. 4:17, 25-26; 5:18-31; Is een. 6:1-8.
2. De troon boven een heldere hemel hebben is God toestaan ​​het hoogste en meest te hebben
prominente plaats in ons christelijk leven; in onze spirituele ervaring, om het punt te bereiken
van het hebben van de troon boven een heldere hemel betekent dat we in alles volledig zijn
onderworpen aan Gods gezag en bestuur.
C. In Ezechiël 1:26 is "de gelijkenis van de troon" "als de verschijning van een saffiersteen";
een saffiersteen is blauw van kleur, wat een hemelse kleur is, wat het hemelse aangeeft
situatie, atmosfeer en toestand van Gods heersende aanwezigheid - Ex. 24:10.
D. God verlangt ernaar zich door de mens te manifesteren en door de mens te regeren; Hij wil man
om Hem uit te drukken en Zijn gezag uit te oefenen; Gods volledige redding is voor ons om gered te worden
in het leven en om in het leven te heersen door de overvloed van genade en van de gave van gerechtigheid -
Gen. 1:26; Openb. 11:15; 3:21; 22:3-5; Rom. 5:17, 21.
II. We moeten Christus als onze Heer nemen, ervaren en ervan genieten:
A. We moeten mensen zijn die voor de Heer leven, niet alleen voor de Heer - 2 Kor. 5:9, 14-15:
1. Voor de liefde van Christus om ons te dwingen, betekent dat het ons met geweld beperkt en sluit
tot één lijn en doel, zoals in een smalle, ommuurde weg; op zo'n manier de apostelen
gedwongen waren om niet langer voor zichzelf te leven, maar voor de Heer - vv. 14-15.

2. Voor onszelf leven betekent dat we onder onze eigen controle, leiding en bestuur staan.
ing en dat we zorgen voor onze eigen doelen en doelen; maar de apostelen waren vastbesloten

om de eer te verwerven om de Heer welgevallig te zijn door voor Hem te leven - vv. 9, 14-15;
Kol. 1:10; Hebr. 11:5-6.
3. De liefde van Christus dwingt ons om voor de Heer te leven; voor de Heer leven betekent dat:
dat we absoluut onder de controle, leiding en regering van de Heer staan ​​en dat we
wil aan Zijn eisen voldoen, Zijn verlangens bevredigen en voltooien wat Hij van plan is.

4. Paulus probeerde de Heer te behagen, niet door een werk te doen, maar door in alles voor Hem te leven
aspect van zijn dagelijks leven; evenzo moeten we vandaag niet proberen onszelf te behagen, maar
probeer de Heer te behagen door voor Hem te leven; alles wat we doen moet voor Hem zijn.
B. “Of we nu leven, we leven voor de Heer, en of we nu sterven, we sterven voor de Heer. Daarom
of we nu leven of sterven, we zijn van de Heer. Want hiervoor is Christus gestorven en opnieuw geleefd,
opdat Hij Heer zou zijn..." — Rom. 14:8-9:

1. Christus stierf aan het kruis voor onze gerechtelijke verlossing, en Hij leeft weer in de opstanding
in ons voor onze organische redding, zodat Hij onze inwonende Heer zou zijn, de

Heer Geest in onze geest, als Degene die in ons regeert.
2. Omdat we zijn gekocht met de prijs van het kostbare bloed van Christus, "zijn we"
van de Heer” (vs. 8), en we moeten Hem voortdurend als Heer verheerlijken en Hem de eerste geven
plaats in ons leven en in ons werk; wij zijn degenen die in de Heer werken voor het werk van
de Heer, wat het werk is van de bediening om het organische Lichaam van Christus op te bouwen -
1 Kor. 6:19-20; 15:58; 16:10; Ef. 4:11-12.
C. “Wij prediken niet onszelf maar Christus Jezus als Heer, en onszelf als uw slaven voor
Jezus wil” (2 Kor. 4:5); onder de gelovigen zou er naast Christus geen ander zijn
heer; allen zouden dienaren moeten zijn, zelfs slaven (1 Petr. 5:3; Matt. 20:26-27; 23:10-11).
III. We moeten Christus als ons Hoofd nemen, ervaren en ervan genieten:
A. Ons opgaan in Christus redt ons van de hoop van de universele ineenstorting
dood en duisternis, die werd veroorzaakt door de rebellie van de engelen en de rebellie
van man; de gelovigen nemen deel aan de leiding van Christus door bereid te zijn leiding te geven
opgroeien in het kerkelijk leven, door te groeien in het leven en door te leven onder het licht van Christus - Ef. 1:10;
Johannes 1:4; Openb. 21:23-25; Ef. 5:8-9.
B.

Christus als het Hoofd houden, betekent niet alleen dat we Hem als onze unieke autoriteit beschouwen, maar ook om:
blijf nauw met Hem verbonden, zodat Zijn rijkdommen en levensvoorraad worden uitgedeeld in
ons wezen om ons te laten groeien met de groei van God, opgroeien in Hem in alle dingen
en functionerend vanuit Hem zodat het hele Lichaam de groei van het Lichaam veroorzaakt
de opbouw van zichzelf in liefde - Kol. 2:19; Ef. 4:15-16.

C. Gods buitengewoon grote kracht die momenteel in ons wordt overgedragen, is de overdracht
Christus Zelf beschouwend als de viervoudige kracht van de Drie-enige God (1 Kor. 1:24); de normale,

echte, echte en echte kerk komt voort uit deze grote viervoudige kracht - herrijzend
kracht, opstijgend vermogen, onderwerpingsvermogen en kopkracht - voor de opbouw
van de kerk als Zijn Lichaam (Ef. 1:19-23):
1. Aan de kerk (v. 22) geeft aan dat de goddelijke kracht, die alles omvat wat de Drie-enige

God is doorgegaan, is voor eens en voor altijd in ons geïnstalleerd en wordt getrans-
voortdurend in ons gestoken, waardoor we rijkelijk van Christus genieten en de juiste

kerkelijk leven met de realiteit van het Lichaam van Christus.
2. Het doorgeven van de transcenderende Christus is transfusie in de kerk, de
Lichaam van Christus, wat de Drie-enige God heeft bereikt, bereikt en verkregen in
Christus; dit is niet alleen voor het voortbrengen van de kerk, maar ook voor het groeien, vestigen,
en het opbouwen van de kerk.
D. We moeten de Vader vragen ons te versterken in de innerlijke mens, zodat Christus kan maken
Zijn huis in onze harten door geloof met de kracht die Christus uit de dood heeft opgewekt,
die Christus heeft gezeten aan de rechterhand van God in de hemelse gewesten, die alle dingen onderwierp
onder Zijn voeten, en dat gaf Hem het Hoofd over alle dingen voor de kerk—3:16-17;
1:19-23.

E. God is in staat om overvloedig te doen boven alles wat we vragen of denken over de kerk
als het Lichaam van Christus, volgens deze viervoudige kracht die in ons werkt, zodat God
wordt verheerlijkt in de kerk - 3:20-21.
IV. We moeten Christus als onze Echtgenoot nemen, ervaren en ervan genieten:
A. De romantiek in Hooglied laat zien dat onze relatie met de Heer moet zijn:
persoonlijk—1:4a:
1. We moeten het patroon volgen van Abraham, die de vriend van God was vanwege het verlangen van
God (2 Kron. 20:7; Jes. 41:8; Jakobus 2:23; Gen. 18:1-33), en het patroon van Mozes,
die een metgezel van God was voor de belangen van God (Ex. 33:11).
2. We moeten het patroon volgen van David en Asaf, die het stralende aangezicht van God zochten
in en voor het huis van God - Ps. 27:4, 8; 80:3, 7, 14-19.
3. We moeten het patroon volgen van de Heer Jezus, die leefde in de tegenwoordigheid van God
zonder ophouden — Handelingen 10:38c; Johannes 8:29; 16:32.
4. We moeten het patroon volgen van Petrus, wiens liefde voor de Heer voor hem werd hersteld

weid de schapen van de Heer en volg de Heer tot het martelaarschap zonder enige zekerheid.
dens in zijn natuurlijke kracht - 21:15-19; Marcus 16:7.

5. We moeten het patroon volgen van Paulus, die door de liefde van Christus gedwongen werd om te leven
in de persoon van Christus als een gezant van Christus om Christus welgevallig te zijn -
2 Kor. 2:10; 5:9, 14, 20.
B. De romantiek in Hooglied laat zien dat onze relatie met de Heer moet zijn:
aanhankelijk—1:1-2:
1. De Heer die in ons woont, is onze Vader, en genade is onze moeder - Rom. 8:15-16; Gal.
4:24-26; Is een. 66:12-13.
2. De Heer die in ons woont is onze Echtgenoot (Matt. 9:15; 2 Kor. 11:2-3) en onze Broeder
(Joh. 20:17; Rom. 8:29).

3. De Heer die in ons woont, is onze Vriend (Matt. 11:19; Johannes 15:12-17) en ons Ge-
selor (Jes. 9:6).

4. De Heer die in ons woont, is onze Voorspraak (1 Johannes 2:1), onze Trooster (Johannes 14:16;
16:7, 13), en onze Herder (Ps. 23:1; 1 Petr. 2:25).
C. De romantiek in Hooglied laat zien dat onze relatie met de Heer moet zijn:
privé—1:3-4:
1. We moeten contact opnemen met de Heer en privé tijd met Hem doorbrengen in een geheime, definitieve,

en overheersende manier, ons hele wezen voor Hem openstellend voor Zijn verhelderende en doordringende
zodat we kunnen stralen met God en God laten schijnen — Matth. 6:6; Exo. 33:11; 2 Kor.

3:16-18; Is een. 60:1, 5a; Mat. 14:22-23; Markeer 1:35; Lukas 5:16; 6:12; 9:28.
2. We moeten Christus ervaren en ervan genieten als onze schuilplaats, onze woonplaats, en
ons geheim van toereikendheid - Ps. 90:1; 91:1; 31:20; 18:1-5; Fil. 4:7-13.
3. We moeten om de raad van de Heer vragen met betrekking tot elk probleem dat we tegenkomen; wij
moeten alle zaken aan de Heer voorleggen en dingen overwegen, onderzoeken en bepalen
voor Hem en in gemeenschap met Hem - vgl. Jos. 9:14.
4. In dit opzicht moet elke gelovige zo zwak zijn als hij niet heeft

zijn eigen ideeën, zijn eigen beslissingen nemen of enige actie ondernemen met betrekking tot wat hij tegenkomt
zonder met de Heer in contact te komen en met Hem te overleggen, Hem toe te staan ​​om

de besluiten; dit is het zoetste leven van een christen - 2 Kor. 12:9-10.
5. We hebben geen andere keuze dan in alle dingen gemeenschap met God te hebben, alle dingen te bespreken
met Hem, en Hem toestaan ​​om alle dingen aan te pakken, in alle dingen te spreken en alles tot stand te brengen
beslissing; het is heerlijk voor een christen om afhankelijk te zijn van een ander On

e—God—bij elke
moment en in elke kwestie - Fil. 4:5-7; Prov. 3:5-6; 2 Kor. 1:8-9.

D. De romantiek in Hooglied laat zien dat onze relatie met de Heer moet zijn:
geestelijk — 1:4b:
1. Christus bezoekt ons geestelijk omdat Hij de levengevende Geest in onze geest is; onze geest
is het Heilige der Heiligen, de kamers van de pneumatische Christus als de Heer der heren en
de Koning der koningen - 1 Kor. 15:45b; Rom. 8:16; 1 Kor. 6:17; 2 Tim. 4:22; Openb. 17:14; 19:16.
2. In het boek Efeziërs laat Paulus zien dat om in contact te komen met Christus en van Christus te genieten
voor het Lichaam van Christus moeten we onze geest oefenen — 1:17; 2:22; 3:5, 16; 4:23; 5:18;
6:18.
3. In het boek Romeinen benadrukt Paulus dat wat we ook zijn (2:29; 8:5-6, 9), wat dan ook
we hebben (vs. 10, 16), en alles wat we doen voor God (1:9; 7:6; 8:4, 13; 12:11) moet
wees in onze geest.
4. De Vader zoekt ware aanbidders, degenen die hun geest zullen oefenen om contact te maken
God de Geest door te drinken van het levende water; van het levende water drinken is renderen
echte aanbidding tot God — Johannes 4:23-24, 10, 14; 7:37-38; Is een. 12:1-6.
5. We moeten de gewoonte ontwikkelen om voortdurend onze geest te oefenen door te bidden in de
Heilige Geest om onszelf in de liefde van God (de Vader) te houden, in afwachting van de barmhartigheid van
onze Heer Jezus Christus (de Zoon bij Zijn tweede komst – 2 Tim. 1:16-18) tot in de eeuwigheid
leven (om de totaliteit van het eeuwige leven te worden - het nieuwe Jeruzalem) - Judas 19-21.
V. Het nemen, ervaren en genieten van Christus als onze Koning, onze Heer, ons Hoofd, en

onze Echtgenoot is voor de opbouw van de kerk als het Lichaam van Christus om te consumeren
partner van het nieuwe Jeruzalem — Matth. 16:18; Ef. 4:11-12, 16; Openb. 19:7; 21:2.

MEETING GOD’S NEED

AND PRESENT NEEDS IN THE LORD’S RECOVERY

(Lord’s Day—Second Morning Session)

Message Eight

Taking, Experiencing, and Enjoying Christ
as Our King, Our Lord, Our Head, and Our Husband

for the Building Up of the Body of Christ to Consummate the New Jerusalem
Scripture Reading: Ezek. 1:22, 26-28; 2 Cor. 5:14-15; Rom. 14:7-9; Col. 2:19; S. S. 1:1-4; 2 Cor. 11:2-3
I. We must take, experience, and enjoy Christ as our King:
A. The highest point in our spiritual experience is having a clear sky with the throne
above it—Ezek. 1:22, 26-28:
1. The kind of sky we have as Christians depends on our conscience; our conscience is
connected to our sky—Rom. 9:1; 2 Cor. 1:12.
2. When there is nothing between us and the Lord and nothing between us and one
another, our sky will be crystal clear, and we will have not only a good conscience but
also a pure conscience—Acts 24:16; 1 Tim. 1:5, 19; 3:9; 2 Tim. 1:3; cf. Matt. 5:8; Prov.
22:11; 2 Tim. 2:22.
B. The throne is the center of the universe, and it is the Lord’s ruling presence; the throne
in our spirit is actually Christ Himself—Isa. 22:23; Heb. 4:16; Rom. 5:21; Rev. 22:1:
1. If we have a clear sky, the throne will be present, and we will spontaneously be under
the ruling and reigning of the throne; for God to have the throne in us means that He
has the position to reign in us—cf. Dan. 4:17, 25-26; 5:18-31; Isa. 6:1-8.
2. To have the throne above a clear sky is to allow God to have the highest and most
prominent position in our Christian life; in our spiritual experience, to reach the point
of having the throne above a clear sky means that in everything we are completely
submissive to God’s authority and administration.
C. In Ezekiel 1:26 “the likeness of the throne” is “like the appearance of a sapphire stone”;
a sapphire stone is blue in color, which is a heavenly color, indicating the heavenly
situation, atmosphere, and condition of God’s ruling presence—Exo. 24:10.
D. God desires to manifest Himself through man and to reign through man; He wants man
to express Him and to exercise His authority; God’s complete salvation is for us to be saved
in life and to reign in life by the abundance of grace and of the gift of righteousness—
Gen. 1:26; Rev. 11:15; 3:21; 22:3-5; Rom. 5:17, 21.
II. We must take, experience, and enjoy Christ as our Lord:
A. We must be people who live to the Lord, not merely for the Lord—2 Cor. 5:9, 14-15:
1. For the love of Christ to constrain us means that it forcibly limits us and shuts us
up to one line and purpose, as in a narrow, walled road; in such a way the apostles
were constrained to no longer live to themselves but to the Lord—vv. 14-15.

2. To live to ourselves means that we are under our own control, direction, and govern-
ing and that we care for our own aims and goals; but the apostles were determined

to gain the honor of being well pleasing to the Lord by living to Him—vv. 9, 14-15;
Col. 1:10; Heb. 11:5-6.
3. The love of Christ constrains us to live to the Lord; to live to the Lord means that
we are absolutely under the Lord’s control, direction, and governing and that we
want to fulfill His requirements, satisfy His desires, and complete what He intends.

4. Paul sought to please the Lord not by doing a work but by living to Him in every
aspect of his daily life; likewise, we today should not seek to please ourselves but
seek to please the Lord by living to Him; all that we do must be to Him.
B. “Whether we live, we live to the Lord, and whether we die, we die to the Lord. Therefore
whether we live or we die, we are the Lord’s. For Christ died and lived again for this,
that He might be Lord...”—Rom. 14:8-9:

1. Christ died on the cross for our judicial redemption, and He lives again in resurrec-
tion within us for our organic salvation so that He might be our indwelling Lord, the

Lord Spirit in our spirit, as the One who rules within us.
2. Because we have been bought with the price of the precious blood of Christ, “we are
the Lord’s” (v. 8), and we should continually exalt Him as Lord, giving Him the first
place in our life and in our work; we are those who labor in the Lord for the work of
the Lord, which is the work of the ministry to build up the organic Body of Christ—
1 Cor. 6:19-20; 15:58; 16:10; Eph. 4:11-12.
C. “We do not preach ourselves but Christ Jesus as Lord, and ourselves as your slaves for
Jesus’ sake” (2 Cor. 4:5); among the believers, besides Christ there should be no other
lord; all should be servants, even slaves (1 Pet. 5:3; Matt. 20:26-27; 23:10-11).
III. We must take, experience, and enjoy Christ as our Head:
A. Our being headed up in Christ rescues us from the heap of the universal collapse in
death and darkness, which was caused by the rebellion of the angels and the rebellion
of man; the believers participate in Christ’s heading up by being willing to be headed
up in the church life, by growing in life, and by living under Christ’s light—Eph. 1:10;
John 1:4; Rev. 21:23-25; Eph. 5:8-9.
B. To hold Christ as the Head is not only to take Him as our unique authority but also to
stay intimately connected to Him so that His riches and life supply are dispensed into
our being to cause us to grow with the growth of God, growing up into Him in all things
and functioning out from Him so that all the Body causes the growth of the Body unto
the building up of itself in love—Col. 2:19; Eph. 4:15-16.

C. God’s surpassingly great power that is presently being transmitted into us is the tran-
scending Christ Himself as the fourfold power of the Triune God (1 Cor. 1:24); the normal,

genuine, proper, and real church comes out of this great fourfold power—resurrecting
power, ascending power, subjecting power, and heading-up power—for the building up
of the church as His Body (Eph. 1:19-23):
1. To the church (v. 22) indicates that the divine power, which includes all that the Triune

God has passed through, has been installed into us once for all and is being trans-
mitted into us continually, causing us to enjoy Christ richly and to have the proper

church life with the reality of the Body of Christ.
2. The transmitting of the transcending Christ is to transfuse into the church, the
Body of Christ, what the Triune God has accomplished, attained, and obtained in
Christ; this is not only for producing the church but also for growing, establishing,
and building up the church.
D. We must ask the Father to strengthen us into the inner man so that Christ may make
His home in our hearts through faith with the power that raised Christ from the dead,
that seated Christ at the right hand of God in the heavenlies, that subjected all things
under His feet, and that gave Him to be Head over all things to the church—3:16-17;
1:19-23.

E. God is able to do superabundantly above all that we ask or think concerning the church
as the Body of Christ, according to this fourfold power that operates in us, so that God
is glorified in the church—3:20-21.
IV. We must take, experience, and enjoy Christ as our Husband:
A. The romance in Song of Songs portrays that our relationship with the Lord must be
personal—1:4a:
1. We must follow the pattern of Abraham, who was the friend of God for the desire of
God (2 Chron. 20:7; Isa. 41:8; James 2:23; Gen. 18:1-33), and the pattern of Moses,
who was a companion of God for the interests of God (Exo. 33:11).
2. We must follow the pattern of David and Asaph, who sought the shining face of God
in and for the house of God—Psa. 27:4, 8; 80:3, 7, 14-19.
3. We must follow the pattern of the Lord Jesus, who lived in the presence of God
without ceasing—Acts 10:38c; John 8:29; 16:32.
4. We must follow the pattern of Peter, whose love for the Lord was restored for him to

shepherd the Lord’s sheep and follow the Lord unto martyrdom without any confi-
dence in his natural strength—21:15-19; Mark 16:7.

5. We must follow the pattern of Paul, who was constrained by the love of Christ to live
in the person of Christ as an ambassador of Christ to be well pleasing to Christ—
2 Cor. 2:10; 5:9, 14, 20.
B. The romance in Song of Songs portrays that our relationship with the Lord must be
affectionate—1:1-2:
1. The Lord who indwells us is our Father, and grace is our mother—Rom. 8:15-16; Gal.
4:24-26; Isa. 66:12-13.
2. The Lord who indwells us is our Husband (Matt. 9:15; 2 Cor. 11:2-3) and our Brother
(John 20:17; Rom. 8:29).

3. The Lord who indwells us is our Friend (Matt. 11:19; John 15:12-17) and our Coun-
selor (Isa. 9:6).

4. The Lord who indwells us is our Advocate (1 John 2:1), our Comforter (John 14:16;
16:7, 13), and our Shepherd (Psa. 23:1; 1 Pet. 2:25).
C. The romance in Song of Songs portrays that our relationship with the Lord must be
private—1:3-4:
1. We must contact the Lord and spend time with Him privately in a secret, definite,

and prevailing way, opening our entire being to Him for His enlightening and infus-
ing, so that we can glow with God and shine forth God—Matt. 6:6; Exo. 33:11; 2 Cor.

3:16-18; Isa. 60:1, 5a; Matt. 14:22-23; Mark 1:35; Luke 5:16; 6:12; 9:28.
2. We must experience and enjoy Christ as our hiding place, our dwelling place, and
our secret of sufficiency—Psa. 90:1; 91:1; 31:20; 18:1-5; Phil. 4:7-13.
3. We must ask for the counsel of the Lord related to every problem that we encounter; we
must bring every matter to the Lord and consider, examine, and determine things
before Him and in fellowship with Him—cf. Josh. 9:14.
4. In this respect every believer needs to be weak to the extent that he does not have

his own ideas, make his own decisions, or take any action related to what he encoun-
ters without contacting the Lord and consulting with Him, allowing Him to make

the decisions; this is the sweetest living of a Christian—2 Cor. 12:9-10.
5. We have no alternative but to fellowship with God in all things, discuss all things
with Him, and allow Him to handle all things, speak in all things, and make every
decision; it is glorious for a Christian to be dependent on another One—God—at every
moment and in every matter—Phil. 4:5-7; Prov. 3:5-6; 2 Cor. 1:8-9.

D. The romance in Song of Songs portrays that our relationship with the Lord must be
spiritual—1:4b:
1. Christ visits us spiritually because He is the life-giving Spirit in our spirit; our spirit
is the Holy of Holies, the chambers of the pneumatic Christ as the Lord of lords and
the King of kings—1 Cor. 15:45b; Rom. 8:16; 1 Cor. 6:17; 2 Tim. 4:22; Rev. 17:14; 19:16.
2. In the book of Ephesians, Paul shows that in order to contact Christ and enjoy Christ
for the Body of Christ, we must exercise our spirit—1:17; 2:22; 3:5, 16; 4:23; 5:18;
6:18.
3. In the book of Romans, Paul stresses that whatever we are (2:29; 8:5-6, 9), whatever
we have (vv. 10, 16), and whatever we do toward God (1:9; 7:6; 8:4, 13; 12:11) must
be in our spirit.
4. The Father is seeking true worshippers, those who will exercise their spirit to contact
God the Spirit by drinking of the living water; to drink of the living water is to render
real worship to God—John 4:23-24, 10, 14; 7:37-38; Isa. 12:1-6.
5. We must build up the habit of continually exercising our spirit by praying in the
Holy Spirit to keep ourselves in the love of God (the Father), awaiting the mercy of
our Lord Jesus Christ (the Son at His second coming—2 Tim. 1:16-18) unto eternal
life (to become the totality of the eternal life—the New Jerusalem)—Jude 19-21.
V. Taking, experiencing, and enjoying Christ as our King, our Lord, our Head, and

our Husband is for the building up of the church as the Body of Christ to consum-
mate the New Jerusalem—Matt. 16:18; Eph. 4:11-12, 16; Rev. 19:7; 21:2.

WEEK 8 – DAG 6

Ochtendvoeding

Hl. 1:4 Trek mij achter u mee, laten wij ons spoeden. De Koning voerde mij naar zijn vertrekken, laten wij juichen en ons in u verheugen, uw liefde prijzen boven de wijn! Met recht heeft men u lief!

1 Kor. 15:45 (...) ‘De eerste mens, Adam, werd tot een levende ziel’; de laatste Adam tot een

levendmakende geest.
Toen God ons redde en een relatie met ons opbouwde, deed Hij dit door ons te bezoeken op een persoonlijke en liefdevolle manier. Jezus was zo persoonlijk en liefdevol in de evangeliën! Maar dit was Zijn
bezoek aan Zijn uitverkoren volk in het fysieke leven. Hij was een fysiek mens, maar Hij was nog niet de Geest. Door Zijn dood en in Zijn opstanding werd Hij ‘een andere soort Jezus’. Hij was niet meer fysiek, want Hij werd de levengevende Christus, de levengevende Geest. Toen Christus in het vlees was, kon Hij Zijn discipelen op een uiterlijke en openlijke manier bezoeken,
maar Hij kon Zijn discipelen onmogelijk op een innerlijke en persoonlijke manier bezoeken. Christus bezoekt ons nu op een persoonlijke en geestelijke manier omdat Hij de levengevende, samengestelde, voleindigde, allesomvattende Geest is. (CWWL, 1994-1997, deel 3, “Crystallization-study of Song of Songs,” blz. 263)

Lezen voor vandaag

In Hooglied bekoort de Heer eerst Zijn zoeker en zij volgt Hem samen met al haar metgezellen.Christus najagen voor tevredenheid is de eerste ‘kristal’ in Hooglied. De tweede kristal is de Koning die Zijn zoeker in Zijn binnenste vertrekken brengt. In beeldspraak duiden de binnenste vertrekken van de koning op onze wedergeboren geest als de binnenste vertrekken van Christus. Volgens de leer van het Nieuwe Testament dient onze wedergeboren geest niet alleen als middel
waarmee wij Hem kunnen ontvangen, maar ook als middel waarmee wij Hem kunnen bevatten. 2 Timoteüs 4:22 zegt: “De Heer zij met je geest.” Efeziërs 3:16 zegt dat we kracht moeten ontvangen in de innerlijke mens. De innerlijke mens is onze wedergeboren geest. Efeziërs 2:22 toont aan dat onze geest een woning is, een
woonplaats, voor God. Onze geest is voor God de echte innerlijke vertrekken.
Het christendom verkondigt de fysieke Jezus, maar wij verkondigen de pneumatische Christus, de Christus die de Geest is (2 Kor. 3:17). Deze Persoon is persoonlijk en geestelijk. Christus de Koning brengt Zijn zoekers in Zijn vertrekken, dat wil zeggen, in hun wedergeboren geest, die Zijn woonplaats is. Volgens onze ervaring is onze geest het Heilige der Heiligen; de woonplaats, de innerlijke vertrekken, van de Drie-enige God. In hoofdstuk 1 van Hooglied hebben Hij en wij de persoonlijke en liefdevollegemeenschap.De Koning weet waar we naartoe moeten gaan. Wij moeten naar onze geest gaan. Het innerlijke
vertrekken in elk van de liefhebbers van Christus is de wedergeboren geest die vermengd is met en bewoond wordt door Hem als de leven-uitdelende Geest (Rom. 8:16; 2 Tim. 4:22; Rom. 8:11), en is het het praktische Heilige der Heiligen in elke liefhebber van Christus voor deelname aan en genot van de pneumatische Christus
als de voleindigde Drie-enige God (Heb. 4:16). Eerst redt God ons; vervolgens leert de Heer ons hoe we contact met Hem kunnen hebben in onze geest op een persoonlijke en geestelijke manier. Omdat we van Zijn rijke aanwezigheid willen genieten met Zijn rust en tevredenheid, vertelt Hij ons duidelijk dat Hij alleen bij Zijn kudde, de gemeente, is. De essentie
van de gemeente is het organische Lichaam van Christus, dat zal voleindigen in het Nieuwe Jeruzalem. Nadat we gered werden, bekommerden we ons alleen om onze tevredenheid, maar Christus bekommert zich om Gods tevredenheid; namelijk dat Zijn eeuwige economie wordt volbracht doordat wij de leden van de gemeente zijn,
de essentie van wat het organische Lichaam van Christus is, wat uiteindelijk zal voleindigen in het Nieuwe Jeruzalem.
Als we op een persoonlijke en geestelijke manier gemeenschap hebben met Christus, stuurt Hij onze voeten aan om voorwaarts te gaan in de voetstappen van de kudde. Dan zijn we in de gemeente voor het Lichaam van Christus en voor de voleinding van het Nieuwe Jeruzalem. (CWWL, 1994-1997, deel 3, “Crystallization-study of Song of Songs,” blz. 263-265, 270) Ter aanvulling lezen: Life-study of Ruth, boodschap 4; CWWL, 1967, deel 1, blz. 139-146 Verlichting en inspiratie: __________________________________________

WEEK 8 – DAG 5

Ochtendvoeding

Hl. 1:2-4 Hij kusse mij met de kussen van zijn mond! Want kostelijker dan wijn is uw liefde, heerlijk van geur zijn uw oliën, als uitgegoten olie is uw naam. Daarom hebben de jonge meisjes u lief. Trek mij achter u mee, laten wij ons spoeden. De Koning voerde mij naar zijn vertrekken, laten wij juichen en ons in u verheugen, uw liefde prijzen boven de wijn! Met recht heeft men u lief! In Hooglied 1 verlangt de zoeker naar kussen, niet slechts naar één kus (Hl. 1:2a). Het meest indrukwekkende bij bruiloften in de westerse wereld is wanneer de bruidegom de bruid kust. De bruidegom
neemt de sluier van de bruid weg zodat hij haar met zijn mond kan kussen. Hij kust niet de oren of de neus van de bruid, maar haar mond. Dit is het meest persoonlijke en liefdevolle gebaar. Dit is wat het betekent om Christus na te jagen. Volgens het Nieuwe Testament is de door God bepaalde weg, waarop de mens Hem kan ontvangen op deze persoonlijke en liefdevolle manier, dat we op de eerste plaats in Hem geloven. In Hem geloven betekent Hem als het goddelijke leven in ons ontvangen, zodat we een organische eenheid met God in het goddelijke leven kunnen zijn. Wat wil God dat we doen, nu we Christus in ons hebben ontvangen? Volgens het Nieuwe Testament
moeten we Hem liefhebben (verw. 1 Kor. 2:9) nadat we in Christus geloven en Hem als het goddelijke leven in ons hebben ontvangen. (CWWL, 1994-1997, deel 3, “Crystallization-study of Song of Songs,” blz. 255-256)

Lezen voor vandaag

De zoeker zegt vervolgens: “Kostelijker dan wijn is uw liefde” (Hl. 1:2b). Geen enkele wijn kan tippen aan Zijn ongeëvenaarde liefde. Niets is zo bemoedigend als de liefde van Christus. In vers 3 staat: “(...) als uitgegoten olie is uw naam. Daarom hebben de jonge meisjes u lief.” De naam van Christus duidt op de persoon van Christus, op Zijn wezen, en Christus is de samengestelde Geest die wordt afgebeeld door de zalfolie in Exodus 30 (1 Kor. 15:45b). Dit duidt aan dat de naam van Christus als Zijn persoon de zalfolie is. Christus is samengesteld met God, met de mens, met Zijn dood, met de werkzaamheid van Zijn dood, met Zijn opstanding en met de kracht van Zijn opstanding. Minstens deze zes aspecten zijn samengesteld tot de zalfolie, waardoor Christus in Zijn opstanding als de samengestelde Geest wordt afgebeeld.
Als iemand jouw naam zegt, antwoord je omdat jij de persoon van die naam bent. Christus’ lieflijke naam, Zijn persoon, is de allesomvattende samengestelde Geest.
Zijn liefde is aantrekkelijk, Zijn naam is lieflijk en Zijn persoon is bekorend. Hij heeft miljoenen van Zijn liefhebbers aangetrokken en bekoord om Hem na te jagen en Hij doet dit nu nog steeds. Nadat je Christus als je leven hebt ontvangen, moet je Christus op een heel persoonlijke manier zoeken.
Niemand anders kan dit voor jou doen. De relatie van iedere gelovige met Christus moet persoonlijk en liefdevol zijn. De zoeker zei: “Trek mij” (Hl. 1:4). Ze zei niet: “Trek ons.” Wij willen dat de Heer ons trekt door Zijn persoonlijke en liefdevolle werk. Wij willen dat Hij op een persoonlijke en liefdevolle manier met ons is. Alle
religies, inclusief het christendom, beelden God slechts af als een grote, almachtige, soevereine, majestueuze en zelfs onbenaderbare God; niemand kan of durft God zelfs aan te raken. Het is niet verkeerd om te zeggen dat God majestueus is, maar dit is slechts één eigenschap van het Goddelijke Wezen. Hoe groot, soeverein,
almachtig en majestueus God ook is, toen Hij Zijn relatie met de mens wilde opbouwen, deed Hij dit op een persoonlijke, liefdevolle manier. Hij koos de manier om een mens te worden. We moeten allemaal acht slaan op wat de zoeker zegt: “Hij kusse mij met de kussen van zijn mond!”,
“Kostelijker dan wijn is uw liefde”, “Trek mij achter u mee, laten wij ons spoeden.” Wij moeten op deze persoonlijke en liefdevolle manier naar Hem zoeken en wij moeten een relatie met Hem opbouwen die zo persoonlijk en liefdevol is. (CWWL, 1994-1997, deel 3, “Crystallization-study of Song of Songs,” blz. 256-258, 260)
Ter aanvulling lezen: Life-study of Joshua, boodschap 9; CWWL, 1994-1997, deel 3, “Crystallization-study of Song of Songs,” hfst. 1-2; CWWL, 1991-1992, deel 2, “The Christian Life,” hfst. 15 Verlichting en inspiratie: ______________________________________

WEEK 8 – DAG 4

Ochtendvoeding

Ef. 1:10 Aangaande de bedeling van de volheid der tijden, om alles wat in de hemelen en wat op

de aarde is onder het hoofdschap van Christus samen te brengen.

Ef. 1:22-23 En Hij heeft alles aan zijn voeten onderworpen en Hem als hoofd over alles gegeven aan

de gemeente, die zijn lichaam is, de volheid van Hem die alles in allen vervult.
Door de verschillende tijdperken van God door alle eeuwen heen, zal alles worden samengebracht
onder het hoofdschap van Christus in de nieuwe hemel en op de nieuwe aarde. Dit zal Gods eeuwige bestuur
en economie zijn.
God heeft Christus als Hoofd over alles aan de gemeente gegeven. Het woordje aan in Efeziërs 1:22
duidt op overbrenging. Het wijst erop dat het hoofdschap van Christus wordt overgebracht aan de gemeente.
(Life-study of Ephesians, blz. 73-74)

Lezen voor vandaag

De gemeente kan in het hoofdschap van Christus delen omdat de gemeente het Lichaam van Christus
is. De Koning is niet alleen het Hoofd, maar het Hoofd met het Lichaam. Christus is niet alleen het Hoofd maar
ook het Lichaam (1 Kor. 12:12). Omdat de gemeente het Lichaam is en omdat Christus zowel het Hoofd als
het Lichaam is, kunnen we zeggen dat wij, het Lichaam, in zekere zin ook Christus zijn. Hoewel we niet het
Hoofd zijn, kunnen we wel in het hoofdschap van Christus delen. Wij zijn het Lichaam van het Hoofd en het
Hoofd is het hoofd over alles. Wij zijn niet alleen het hoofd over insecten, katten en honden, maar ook over
presidenten, koningen, generaals en marktleiders. Wij staan boven hen allemaal. (Life-study of Ephesians, blz. 74)
De drievoudige uitdeling van de Drie-enige God is inbegrepen in de overdracht van de overtreffende
Christus en wordt voltooid en voleindigd in de allesomvattende overdracht van de overtreffende Christus.
Deze allesomvattende overdracht brengt ons niet alleen in eenheid met de vleesgeworden en
gekruisigde Christus, maar ook met de opgestane en overtreffende Christus. In eenheid met deze overtreffende
Christus zijn wij alle negatieve dingen overstegen en hebben ze allemaal overtroffen. De vleesgeworden en
gekruisigde Christus heeft God naar de mens gebracht en heeft eeuwige verlossing voor ons volbracht. Maar
de macht van hades en het regeren, het gezag en de heerschappij in de lucht zijn nog steeds een hindernis voor
het door God gekozen volk in hun deelname aan wat Christus voor hen heeft gedaan in Zijn nieuwe verbond.
Door Zijn opstanding en hemelvaart heeft Christus de macht van hades overwonnen en alle macht van
duisternis in de lucht overstegen en overtroffen. In eenheid met deze Christus nemen wij voortdurend deel aan
al Zijn succes in Zijn opstanding en hemelvaart. (CWWL, 1993, deel 2, “The Issue of the Dispensing of the
Processed Trinity and the Transmitting of the Transcending Christ,” blz. 526)
We moeten met kracht gesterkt worden door Zijn Geest naar onze innerlijke mens (Ef. 3:16). Het
woord naar duidt op overdracht. Je ontvangt de goddelijke overdracht van deze viervoudige kracht: de
opstandingskracht, de overtreffende kracht, de onderwerpende kracht en de overstemmende (onder het
hoofdschap brengende) kracht. In Efeziërs 1 was deze kracht richting ons, maar in hoofdstuk 3 worden we
door deze kracht gesterkt naar onze geest, naar onze innerlijke mens. Deze versterkende kracht bevindt zich
niet alleen in ons, maar wordt ook in de hemelen in ons overgebracht.
Het resultaat van deze versterking is dat “Christus door het geloof in uw harten woont” (Ef. 3:17).
Christus is niet alleen in onze geest, maar als een persoon moet Hij ook ons hele innerlijke wezen, ons hart,
bewonen. Christus zal ons hele innerlijke wezen overnemen. Wanneer we gesterkt zijn naar onze innerlijke
mens, naar onze geest, is het voor Christus gemakkelijk om als de inwonende Geest elk innerlijke deel van ons
wezen te verzadigen. Dan kan Christus als de inwonende Geest gemakkelijk ons verstand, ons gevoel en onze
wil overnemen. Dan kan Christus zich in ons wezen vestigen en Zijn woning in onze harten maken. (CWWL,
1970, deel 2, “The Two Greatest Prayers of the Apostle Paul,” blz. 414)
Ter aanvulling lezen: CWWL, 1993, deel 2, “The Issue of the Dispensing of the Processed Trinity and the
Transmitting of the Transcending Christ,” hfst. 4-6
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________

WEEK 8 – DAG 3

Ochtendvoeding

Kol. 1:18 En Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente, Hij die het begin is, de eerstgeborene

uit de doden, opdat Hij in alle dingen de eerste plaats zou innemen.

Kol. 2:19 Terwijl hij (...) vasthoudt aan het hoofd, uit Wie het hele lichaam, door zijn gewrichten

en banden ondersteund en verbonden, opgroeit met de groei van God.
In de goddelijke economie is Christus Degene die de eerste plaats in alle dingen inneemt. Het boek
Kolossenzen openbaart dat Christus de voornaamste is, Diegene die in alle dingen de eerste plaats inneemt
(Kol. 1:18). In zowel de eerste als de tweede schepping neemt Christus de eerste plaats in. We moeten zien dat
Christus in de goddelijke economie de eerste plaats inneemt, de voornaamste plaats, in zowel de oude
schepping als de nieuwe schepping. Zowel in het universum als in de gemeente is Christus de voornaamste.
Als we dit niet als een leerstelling, maar als een visioen zien, zal ons leven en ons gemeenteleven radicaal
worden veranderd. We zullen beseffen dat Christus in alles de eerste moet zijn. Hij moet de eerste zijn in ons
huwelijk, gezin, werk en op school. Hij moet de eerste plaats innemen in het universum, in de gemeente en in
elk onderdeel van ons dagelijks leven. (The Conclusion of the New Testament, blz. 260)

Lezen voor vandaag

Gods eeuwige verlangen is om alles onder het hoofdschap van Christus samen te brengen, die is
aangewezen om het universele Hoofd te zijn. God redt Zijn kinderen één voor één van de puinhoop die is
veroorzaakt door de universele verwoesting en plaats ons onder het unieke Hoofd, Christus. Door de rebellie
van de engelen en de rebellie van de mens bevindt niemand van het geschapen ras zich onder enig hoofd. Er
is gewoon geen hoofdschap in het universum. Maar in Efeziërs 1:10 zien we dat alles onder het hoofdschap
van Christus wordt samengebracht. God is aan het werk om alles vanuit de universele verwoesting terug te
brengen onder het hoofdschap van Christus.
De eerste stap die God neemt is om Zijn uitverkoren volk, Zijn zonen, uit de verwoesting te halen en
ze onder het hoofdschap van Christus te plaatsen. Het gemeenteleven moet daarom een leven zijn waar alles
onder één hoofd samengebracht wordt. In het gemeenteleven is het Gods uitverkoren volk en zijn het niet de
wereldleiders, de ongelovigen of de dieren die onder één hoofd worden samengebracht. God brengt alle
gelovigen samen onder één Hoofd om het Lichaam van Christus te zijn, met Christus als Hoofd. Dit Lichaam
met Christus als Hoofd zal uiteindelijk het universele Hoofd in alle dingen zijn. Vandaag nemen wij in de
gemeente de leiding om samengebracht te worden onder het hoofdschap van Christus. Als wij niet bereid zijn
om onder één Hoofd samen gebracht te worden in het gemeenteleven, zullen we het samenbrengen van alles
onder één Hoofd vertragen. God zal zelfs geen manier hebben om alles samen te brengen onder het hoofdschap
van Christus als wij, het uitverkoren volk, niet bereid zijn om onder zijn hoofdschap gebracht te worden.
Het is belangrijk om te zien dat het samenbrengen onder één Hoofd in de gemeente een zaak van leven
is. Alles onder één Hoofd samenbrengen in de gemeente zonder de groei van leven resulteert in een organisatie.
De juiste manier om alles samen te brengen onder één Hoofd is de groei van leven. Als je meer groeit in leven,
zul je meer leven hebben en als er meer samengebracht wordt onder het hoofdschap, zul je meer worden gered
vanuit de puinhoop van de verwoesting. (Life-study of Ephesians, blz. 76-77, 79)
Christus is het Hoofd en wij zijn de leden. Kolossenzen 2:19 herinnert ons eraan dat we moeten
vasthouden aan het Hoofd, “uit Wie het hele lichaam, door zijn gewrichten en banden ondersteund en
verbonden, opgroeit met de groei van God.” Om het Hoofd vast te houden betekent dat er een directe
communicatie is tussen ons en Hem. Er is geen scheiding tussen Hem en alle leden. De leden komen overeen
met alles waarmee het Hoofd hen bedient. Het resultaat van deze overeenstemming is de groei in leven. Door
het vasthouden aan het Hoofd is er een innerlijke groei en geen uiterlijke beweging. In deze hechte
communicatie tussen het Hoofd en de leden worden al Zijn rijkdommen bedient aan de leden en wordt alles
wat negatief is, verslonden door de voorziening van leven van het Hoofd. (CWWL, 1980, deel 2, “The Heavenly
Ministry of Christ,” blz. 97)
Ter aanvulling lezen: The Conclusion of the New Testament, boodschap 24, 31; Life-study of Ephesians,
boodschap 8, 32, 35, 69; CWWL, 1980, deel 2, “The Heavenly Ministry of Christ,” hfst. 1, 5
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________

VOLDOEN AAN GODS VERLANGEN EN DE HUIDIGE BEHOEFTEN IN HET WEDEROPBOUWWERK VAN DE HEER
Week 8: Christus als onze Koning, onze Heer, ons Hoofd en onze Echtgenoot nemen, ervaren en genieten
voor de opbouw van het Lichaam van Christus om het Nieuwe Jeruzalem te voleindigen

Voldoen aan Gods verlangen en de huidige behoeften in het wederopbouwwerk van de Heer © 2021 Living Stream Ministry 43

WEEK 8 – DAG 1

Ochtendvoeding

Ez. 1:22 (...) [Er] was wat geleek op een uitspansel als ontzagwekkend ijskristal, (...) boven over

hun hoofden.

Ez. 1:26 Boven het uitspansel (...) was wat er uitzag als lazuursteen, dat de vorm had van een
troon; en daarboven, op hetgeen een troon geleek, een gedaante, die er uitzag als een mens.
Hnd. 24:16 Daarom oefen ik mij ook om altijd een onergerlijk geweten te hebben tegenover God en

de mensen.
Boven de hoofden van de levende wezens in Ezechiël 1:26 bevindt zich een helder uitspansel, een
heldere hemel, dat vergroot werd en toch onwankelbaar was. Boven deze heldere hemel bevindt zich een troon.
Wij moeten een heldere hemel met de Heer behouden. Dit betekent dat wij altijd een heldere
gemeenschap met de Heer nodig hebben. Er zou niets tussen ons en de Heer moeten zijn. Wanneer er niets
tussen ons en de Heer is, zal onze hemel kristalhelder en ons geweten rein zijn, zonder iets van overtreding
(Hnd. 24:16).
We moeten absoluut onder de indruk zijn van het feit dat wij een geweten nodig hebben dat zonder
overtreding is. Wanneer er veroordeling is of een overtreding in ons geweten wordt waargenomen, zal onze
hemel direct bewolkt, duister en mistig worden. Gedurende deze tijden moeten we onze tekortkomingen en
zonden aan de Heer belijden en vergeving en reiniging door Zijn kostbare bloed ontvangen (1 Joh. 1:9, 7). Dit
zal ons geweten reinigen zodat er geen overtredingen worden waargenomen. Dan zullen we opnieuw een

heldere hemel en heldere gemeenschap met de Heer hebben, zonder dat er iets tussen ons en Hem is. (Life-
study of Ezekiel, blz. 111-112)

Lezen voor vandaag

Wanneer er een heldere hemel in ons christelijke leven en in ons gemeenteleven is, is er ook een troon
die zich boven de heldere hemel bevindt (Ez. 1:26). De troon is het middelpunt van het universum en de plaats
waar de Heer Zich bevindt. We spreken vaak over de aanwezigheid van de Heer, maar we moeten ook beseffen
dat de aanwezigheid van de Heer altijd met de troon samengaat. Waar de Heer is, is ook de troon. Zijn
aanwezigheid kan nooit worden gescheiden van Zijn troon. De troon van de Heer is in de derde hemel, maar
Zijn troon is ook in onze geest. Daarom is de troon van de Heer altijd met ons.
Als christenen en plaatselijke gemeenten moeten we ons allemaal onder een kristalheldere en
vergrotende hemel bevinden. Boven deze heldere en vergrotende hemel is de troon van de Heer. Doordat wij
deze heldere hemel hebben, zij wij ook automatisch onder het bestuur van de troon van de Heer. We moeten
altijd onder het regeren van de troon van de Heer zijn.
Omdat wij ons onder deze troon bevinden, hebben wij geen politieagenten en rechtbanken nodig om
over ons regeren.
De hoogste stap in de geestelijke ervaring van een christen is om de troon in ons uitspansel, onze
heldere hemel, te hebben. Het hebben van de troon, of tot de troon te komen, is God toestaan om de hoogste
en voornaamste positie in onze christelijke leven in te nemen. Dat God Zijn troon in ons heeft, betekent dat
Hij de positie heeft om over ons te regeren. Om de troon te bereiken in onze geestelijke ervaring betekent
daarom dat we in alles volledig gehoorzaam zijn aan Gods gezag en bestuur. Dan zijn wij niet langer personen
zonder de troon, zonder gezag en zonder bestuur.
Een gelovige die geen heldere hemel met een troon daarboven heeft, kan in zijn dagelijks leven losbandig
en achteloos zijn. Een gelovige die daarentegen een kristalheldere hemel heeft, zal de gewaarwording hebben
dat hij onder een goddelijk bestuur en goddelijke beperking is. Hij kan niet losbandig of achteloos zijn in wat
hij zegt en doet. Een gelovige die een heldere hemel boven zich heeft is onder een gezag dat hem beperkt en
begrenst in de manier waarop hij spreekt en zijn boosheid toont. Dit gezag is een zaak van de troon.
Een saffier duidt op een bepaalde hemelse conditie die er is als God aanwezig is in een bepaalde
situatie. Een saffier is blauw van kleur en blauw is een hemelse kleur die de situatie en conditie van Gods
aanwezigheid aanduidt. (Life-study of Ezekiel, blz. 112-114, 120)
Ter aanvulling lezen: Life-study of Judges, boodschap 1; Life-study of 1 & 2 Samuel, boodschap 6; Life-study
of Ezekiel, boodschap 10-12
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________

WEEK 8 – DAG 2

Ochtendvoeding

2 Kor. 5:9 Daarom stellen wij er ook een eer in, hetzij inwonend, hetzij uitwonend, Hem welbehaaglijk

te zijn.

2 Kor. 5:14-15 Want de liefde van Christus dringt ons, daar wij tot dit oordeel zijn gekomen, dat Eén
voor allen gestorven is; dus zijn zij allen gestorven. En Hij is voor allen gestorven, opdat
zij die leven, niet meer [tot] zichzelf leven, maar [tot] Hem die voor hen is gestorven en
opgewekt.
Waarom spreekt Paulus in 2 Korintiërs 5:15 over leven tót de Heer [RcV] en niet door Hem, voor Hem
of met Hem? Om deze vraag te beantwoorden, helpt het om Galaten 2:19 te lezen: “Want ik ben door de wet
aan de wet gestorven om [tot] God te leven.” Alhoewel dit zinsgedeelte tot God te leven [RcV] moeilijk is om
te definiëren, is de betekenis ervan rijk. Om tot de wet te leven betekent dat we onder de wet zijn, worden
geleid door de wet, geregeerd door de wet en de verantwoordelijkheid hebben om de wet te vervullen. Om tot
God te leven, of tot de Heer, betekent dat we onder de leiding en regering van de Heer zijn en dat we Zijn
vereisten willen vervullen, Zijn verlangens tevreden willen stellen en willen voltooien wat Hij van plan is.
Wereldse mensen leven tot zichzelf. Maar de liefde van Christus beheerst ons om tot Hem te leven en
niet tot onszelf. Om tot onszelf te leven betekent dat we onder ons eigen beheer, onze eigen leiding en regering
zijn en dat we zorgdragen voor onze eigen doelen en verlangens. Op deze manier leven we niet alleen voor
onszelf, maar tot onszelf. Maar de apostelen die volgroeid waren en gereed voor opname, hadden de
eenvoudige ambitie om de Heer tevreden te stellen door tot Hem te leven. Zij waren volledig onder de Heer.
Zij waren onder Zijn beheer, leiding en regering. Alles wat zij deden, deden zij om het doel van de Heer en
Zijn verlangen te vervullen. Hierdoor leefden zij niet tot de wet, tot zichzelf of tot iets anders, maar alleen tot
de Heer. (Life-study of 2 Corinthians, blz. 117)

 

Lezen voor vandaag

Paulus leefde niet tot zichzelf of tot iets anders dan tot zijn Meester, Christus. Hij was altijd beoefend
om datgene te doen wat de Heer tevreden zou stellen. Hij was een heel ander persoon dan de rabbi's die onder
de wet leefden en alles deden met het oog op de wet. Paulus was een volwassen, volgroeide man die gereed
was voor de opname en zijn doel was om zijn Meester, Diegene die zou komen en waarop hij wachtte, tevreden
te stellen. Paulus wilde de Heer tevredenstellen door tot Hem te leven in elk aspect in zijn dagelijks leven,
maar niet door werken te verrichten. Op dezelfde manier moeten we niet naar ons eigen plezier zoeken, maar
moeten we de Heer tevredenstellen door tot Hem te leven. Alles wat we doen moet tot Hem zijn. Dit is het
essentiële onderwerp in dit gedeelte van 2 Korintiërs 5.
In vers 14 legt Paulus uit: “Want de liefde van Christus dringt ons, daar wij tot dit oordeel zijn
gekomen, dat Eén voor allen gestorven is; dus zijn zij allen gestorven.” De liefde van Christus tot ons werd
zichtbaar aan het kruis door Zijn dood voor ons (Gal. 2:20). Deze liefde beheerst ons. Het drukt letterlijk vanaf
alle kanten op ons en perst ons in de richting van hetzelfde doel. Het dwingt ons om gelimiteerd, beperkt, te
zijn binnen bepaalde grenzen. Het brengt ons tot hetzelfde doel, zoals op een smalle, ommuurde weg. Op deze
manier werden de apostelen beheerst door de liefde van Christus om tot Hem te leven.
Het zinsdeel daar wij tot dit oordeel zijn gekomen betekent het trekken van een conclusie,
waarschijnlijk op het moment van bekering. Paulus trok de conclusie dat één voor allen is gestorven en
daardoor allen zijn gestorven. De liefdevolle dood van Christus was de motiverende factor, waardoor de
apostelen werden beheerst om een liefdevol leven voor Hem te leiden. Aangezien Christus is gestorven als
onze vervanger en het doodvonnis heeft ondergaan, zijn wij in de ogen van God allemaal al gestorven. Daarom
hoeven we niet te sterven op de manier zoals deze bepaald is voor de mens en hoeven we ook geen veroordeling
tegemoet te zien (Heb. 9:27).
Christus is in onze plaats gestorven zodat wij niet meer tot onszelf zouden leven, maar tot Hem. De
dood van Christus redt ons van de dood zodat wij niet hoeven te sterven, maar zorgt er ook voor dat wij, door
Zijn opstanding, niet langer tot onszelf leven, maar tot Hem. (Life-study of 2 Corinthians, blz. 118, 120)
Ter aanvulling lezen: CWWL, 1967, deel 2, “An Autobiography of a Person in the Spirit,” hfst. 6; CWWL,
1991-1992, deel 1, “The Central Line of the Divine Revelation,” hfst. 1
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________

Outline week 7

MEETING GOD’S NEED
AND PRESENT NEEDS IN THE LORD’S RECOVERY
(Lord’s Day—First Morning Session)
Message Seven
Our Need to Labor on the All-inclusive Christ
to Have the Produce to Exhibit Christ in the Church
and to Have a Surplus of Christ to Bring to the Church Meetings for the Corporate Worship of God Our Father. Scripture Reading: Deut. 8:7-10; 12:6-7, 11-12, 18; 16:15-17; Eph. 3:8; John 4:23-24
I. As believers in Christ who have been led by Christ into Himself as the good land
typified by the land of Canaan, we need to labor on Christ—1 Cor. 1:30; Col. 1:12:
A. After the people of Israel entered into and possessed the land of Canaan and received
their allotted portion, they labored on the land—Deut. 8:7-10; 12:6-7, 11-12, 18:
1. Whether or not they were willing to labor on the land was a serious matter; they
had to labor on and cultivate the land.
2. This is a picture of how we need to labor diligently on Christ so that we may enjoy
His all-inclusive riches—Eph. 3:8; 1:7; 2:7; 1 Cor. 15:58; Phil. 3:10.
B. The life we live after entering into Christ as the good land is a life of laboring on
Christ—Col. 1:12; Rom. 15:16; 1 Cor. 15:10:
1. As the Lord’s people who are living in the all-inclusive Christ, we need to labor on
Christ, seeking Christ and enjoying Christ in every situation—Col. 1:12; 3:1, 4, 10-11.
2. We are in a very rich land, but if we do not labor on it, there is no produce for us to
experience and enjoy—Eph. 1:7; 2:7; 3:8; 1 Cor. 15:58.
C. Although we need to labor on Christ as the land to produce Christ, we need to realize
that it is not we who produce Christ but Christ who produces Himself in us through our labor—Phil. 2:13; Eph. 3:17; Col. 3:15-16:
1. We all need to labor on Christ and let Christ give us much produce; then we will
have rich experiences of Christ—Eph. 3:8; Phil. 4:19.
2. The harvest of Christ is the Christ on whom we have labored and have reaped to be our harvest—3:10.
D. Every morning we need to pray, asking the Lord for the day’s portion of grace and
consecrating ourselves to the Lord for the purpose of experiencing and enjoying Him by laboring on Him—Rom. 12:1-2; 15:16.
E. Throughout the day we need to maintain our fellowship with the Lord and thereby
contact Him, labor on Him, apply Him, experience Him, and enjoy Him—John 15:4-5, 11; 16:22; 1 Pet. 1:8.
F. Exercising our spirit is the key to laboring on Christ, experiencing Christ, and producing
Christ—1 Tim. 4:7:
1. The way to labor on Christ is to exercise our spirit to contact the Spirit, the reality
of the all-inclusive Christ as the good land—Gal. 3:14.
2. Throughout the day, in every situation and in all our circumstances, we should exer-
cise our spirit to contact the Lord and experience Him—1 Tim. 4:7; Rom. 8:4; 1 Cor.
6:17; Phil. 4:11-13.
G. We labor on Christ as the good land by exercising our heart to have faith in the Lord
and to love the Lord and by exercising our spirit to contact the Lord and to receive the dispensing of the all-inclusive life-giving Spirit, the reality of Christ as the good land—

2 Cor. 3:16; 13:14; Gal. 3:14.
II. If we faithfully labor on the all-inclusive Christ, we will have the riches of Christ
as the produce to exhibit Christ in the church—Eph. 3:8; 1 Cor. 14:26:
A. The proper life of Christians is to labor on Christ every day and thus have the rich surplus
of Christ to bring to the meetings for a rich exhibition of Christ—v. 26:
1. We come together in the church meetings to have an exhibition of Christ—Col. 1:18, 27.
2. Through our daily experiences of the riches of Christ, these riches will become an
exhibition of the produce of Christ—Eph. 3:8, 17-18; Col. 2:6, 9-10, 17.
3. Our meetings should always be an exhibition to show forth what Christ is, what
Christ has, and what Christ does—Heb. 1:3; 2:9, 14; 1 John 3:8; 4:9, 15; Acts 2:24,
32-33; Rev. 1:17b-18.
B. We meet to exhibit not only the Christ given to us by God but also the Christ we have produced, the Christ on whom we have labored and whom we have experienced; this is the Christ whom we come together to exhibit—Col. 1:12-13; Phil. 3:10.
C. If we continually labor on Christ, we will have the rich surplus of Christ to bring to
meetings for a rich exhibition of Christ—1 Cor. 1:24, 30; 10:3-4; 14:26.
D. Whenever we come together, regardless of the kind of meeting we are having, we should come with the Christ experienced by us as the surplus to be offered to God and exhibited to the whole universe and to the enemy, putting him to shame dispensing of the all-inclusive life-giving Spirit, the reality of Christ as the good land—

2 Cor. 3:16; 13:14; Gal. 3:14.
II. If we faithfully labor on the all-inclusive Christ, we will have the riches of Christ
as the produce to exhibit Christ in the church—Eph. 3:8; 1 Cor. 14:26:
A. The proper life of Christians is to labor on Christ every day and thus have the rich surplus of Christ to bring to the meetings for a rich exhibition of Christ—v. 26:
1. We come together in the church meetings to have an exhibition of Christ—Col. 1:18, 27.
2. Through our daily experiences of the riches of Christ, these riches will become an
exhibition of the produce of Christ—Eph. 3:8, 17-18; Col. 2:6, 9-10, 17.
3. Our meetings should always be an exhibition to show forth what Christ is, what
Christ has, and what Christ does—Heb. 1:3; 2:9, 14; 1 John 3:8; 4:9, 15; Acts 2:24,
32-33; Rev. 1:17b-18.
B. We meet to exhibit not only the Christ given to us by God but also the Christ we have produced, the Christ on whom we have labored and whom we have experienced; this is the Christ whom we come together to exhibit—Col. 1:12-13; Phil. 3:10.
C. If we continually labor on Christ, we will have the rich surplus of Christ to bring to
meetings for a rich exhibition of Christ—1 Cor. 1:24, 30; 10:3-4; 14:26.
D. Whenever we come together, regardless of the kind of meeting we are having, we should
come with the Christ experienced by us as the surplus to be offered to God and exhibited
to the whole universe and to the enemy, putting him to shame

C. Daily, we should labor on Christ to have a harvest of Christ’s riches to bring to the
church meetings for the corporate worship of God the Father—Deut. 12:6; 1 Cor. 14:26;
John 4:23-24; Deut. 16:15-17.

D. A life in the all-inclusive Christ as the good land is a life of laboring on Christ, produc-
ing Christ, enjoying Christ, sharing Christ with others, and offering Christ to God the
Father that He may enjoy Christ with us—John 4:23-24; 1 Cor. 14:26; Eph. 3:21; Rev.
5:13:
1. This kind of enjoyment and sharing is an exhibiting of Christ to the entire universe—
19:7.
2. This is a worship to God the Father and a shame to the enemy—John 4:23-24.
E. It is crucial that we diligently labor on Christ to have our hands full of Christ and then come to the church meetings to enjoy this rich and glorious Christ with God’s children and with God the Father Himself—1 Cor. 10:31; 14:26; John 4:23-24; Rom. 15:6.
F. Whenever we come to the Lord’s table meeting to remember the Lord and worship the Father, we must come with the riches of Christ produced by our daily laboring on Christ—Deut. 16:15-17:
1. To worship God with Christ is to worship Him collectively with all the children of
God by enjoying Christ with one another and with God—1 Cor. 14:26.
2. We need to produce enough of Christ so that there will be a surplus to share with
others and to offer the best part of the produce to God the Father for His joy, delight, and satisfaction—Deut. 15:11; 18:3-4; 12:11.

Overzicht week 7

VOLDOEN AAN GODS BEHOEFTE EN HUIDIGE BEHOEFTEN IN HET HERSTEL VAN DE Heer (Lord's Day-Eerste Ochtendsessie)
Bericht zeven
Onze noodzaak om te werken aan de allesomvattende Christus om de opbrengst te hebben om Christus in de kerk te vertonen
en om een ​​overschot van Christus te hebben om mee te nemen naar de kerk-bijeenkomsten voor de gezamenlijke aanbidding van God onze Vader Schriftlezing: Deut. 8:7-10; 12:6-7, 11-12, 18; 16:15-17; Ef. 3:8; Johannes 4:23-24
I. Als gelovigen in Christus die door Christus in Zichzelf zijn geleid als het goede land
getypeerd door het land Kanaän, moeten we aan Christus werken - 1 Kor. 1:30; Kol. 1:12:
A. Nadat het volk van Israël het land Kanaän binnenging en het in bezit nam,
hun toegewezen deel werkten zij op het land - Deut. 8:7-10; 12:6-7, 11-12, 18:
1. Of ze al dan niet bereid waren om op het land te werken, was een serieuze zaak; zij
moesten werken en het land bewerken.
2. Dit is een beeld van hoe we ijverig aan Christus moeten werken, zodat we kunnen genieten Zijn allesomvattende rijkdom - Ef. 3:8; 1:7; 2:7; 1 Kor. 15:58; Fil. 3:10.
B. Het leven dat we leven nadat we Christus als het goede land zijn binnengegaan, is een leven van werken Christus-Kol. 1:12; Rom. 15:16; 1 Kor. 15:10:
1. Als volk van de Heer dat leeft in de allesomvattende Christus, moeten we werken aan Christus, Christus zoeken en genieten van Christus in elke situatie - Kol. 1:12; 3:1, 4, 10-11.
2. We zijn in een zeer rijk land, maar als we er niet aan werken, is er geen opbrengst voor ons beleef en geniet - Ef. 1:7; 2:7; 3:8; 1 Kor. 15:58.
C. Hoewel we moeten werken aan Christus als het land om Christus voort te brengen, moeten we ons realiseren: dat het niet wij zijn die Christus voortbrengen, maar Christus die Zichzelf in ons voortbrengt door onze
arbeid — Fil. 2:13; Ef. 3:17; Kol. 3:15-16:
1. We moeten allemaal aan Christus werken en Christus ons veel opbrengst laten geven; dan zullen wij rijke ervaringen van Christus hebben — Ef. 3:8; Fil. 4:19.
2. De oogst van Christus is de Christus op wie we hebben gearbeid en geoogst om te zijn onze oogst—3:10.
D. Elke ochtend moeten we bidden, de Heer vragend om de portie genade van die dag en
onszelf aan de Heer toewijden met het doel Hem te ervaren en ervan te genieten door
aan Hem werkend - Rom. 12:1-2; 15:16.
E. De hele dag door moeten we onze gemeenschap met de Heer onderhouden en daardoor neem contact met Hem op, werk aan Hem, pas Hem toe, ervaar Hem en geniet van Hem — Johannes 15:4-5, 11;
16:22; 1 Huisdier. 1:8.
F. Het oefenen van onze geest is de sleutel om aan Christus te werken, Christus te ervaren en te produceren
Christus - 1 Tim. 4:7:
1. De manier om aan Christus te werken, is door onze geest te oefenen om contact te maken met de Geest, de realiteit
van de alomvattende Christus als het goede land - Gal. 3:14.
2. Gedurende de dag, in elke situatie en in al onze omstandigheden, moeten we ons inspannen onze geest aanwenden om in contact te komen met de Heer en Hem te ervaren — 1 Tim. 4:7; Rom. 8:4; 1 Kor.
6:17; Fil. 4:11-13.
G. We werken aan Christus als het goede land door ons hart te oefenen om in de Heer te geloven en de Heer lief te hebben en door onze geest te oefenen om contact te maken met de Heer en de . te ontvangenh et uitdelen van de allesomvattende levengevende Geest, de realiteit van Christus als het goede land—2 Kor. 3:16; 13:14; Gal. 3:14.

II. Als we getrouw werken aan de alomvattende Christus, zullen we de rijkdommen van Christus hebben
als de opbrengst om Christus in de kerk tentoon te spreiden - Ef. 3:8; 1 Kor. 14:26:
A. Het juiste leven van christenen is om elke dag aan Christus te werken en zo het rijke overschot te hebben van Christus om naar de samenkomsten te brengen voor een rijke vertoon van Christus - v. 26:
1. We komen samen in de kerkbijeenkomsten om een ​​tentoonstelling van Christus te hebben – Kol. 1:18, 27.
2. Door onze dagelijkse ervaringen van de rijkdommen van Christus, zullen deze rijkdommen een tentoonstelling van de opbrengst van Christus - Ef. 3:8, 17-18; Kol. 2:6, 9-10, 17.
3. Onze bijeenkomsten moeten altijd een tentoonstelling zijn om te laten zien wat Christus is, wat...
Christus heeft, en wat Christus doet — Hebr. 1:3; 2:9, 14; 1 Johannes 3:8; 4:9, 15; Handelingen 2:24,
32-33; Openb. 1:17b-18.
B. We ontmoeten elkaar om niet alleen de Christus te tonen die ons door God is gegeven, maar ook de Christus die we hebben voortgebracht, de Christus aan wie we hebben gewerkt en die we hebben ervaren; dit is de Christus voor wie we samenkomen om te exposeren - Kol. 1:12-13; Fil. 3:10.
C. Als we voortdurend aan Christus werken, zullen we het rijke overschot van Christus hebben om te brengen bijeenkomsten voor een rijke tentoonstelling van Christus - 1 Kor. 1:24, 30; 10:3-4; 14:26.
D. Wanneer we samenkomen, ongeacht het soort bijeenkomst dat we hebben, moeten we: kom met de Christus die door ons wordt ervaren als het overschot om aan God te worden aangeboden en tentoongesteld
aan het hele universum en aan de vijand, hem te schande makend — Johannes 4:23-24; Ef. 3:10, 17; 4:15:
1. Dan zullen onze samenkomsten verrijkt en versterkt worden omdat ze vol zijn van Christus — Kol. 3:4, 10-11.
2. Zo'n kerkelijk leven is een tentoonstelling van Christus, een uitdrukking van Christus - Ef. 3:21.
3. We moeten het overschot van Christus naar elke bijeenkomst brengen om Christus te laten zien - vers. 8.
4. We moeten in ons dagelijks leven van Christus genieten en samenkomen om Hem te tonen - 1 Petr.1:8.
E. Om goede christelijke samenkomsten te hebben, moeten we dagelijks persoonlijk contact met de Heer opnemen
leven en kom dan naar de vergaderingen met het besef en begrip dat we zijn
komen om Christus te tonen en Christus met anderen te delen - 1 Kor. 14:26.
F. "Wanneer we de begiftigde Christus ontmoeten, / Het overschot van Zijn volheid / Wij bieden aan" God als voedsel / En zo Christus tentoonstellen. / Laten we Christus tentoonstellen, / Laten we Christus tentoonstellen; / We zullen Zijn overschot naar de kerk brengen / En zo Christus tentoonstellen” – Hymns, #864, strofe 1
en koor.
III. We moeten werken aan de alomvattende Christus om een ​​overschot van Christus te hebben om naar de kerkbijeenkomsten te brengen voor de gezamenlijke aanbidding van God onze Vader—Johannes 4:23-24; Ef. 3:21:
A. De ervaring van de kinderen van Israël is een beeld van een echte christelijke samenkomst – Deut. 12:6; 16:15-16:
1. God gebood hen niet met lege handen te staan ​​als ze samenkwamen om te aanbidden Hem; ze moesten komen met hun handen vol met de opbrengst van hun arbeid - Exo.23:15; Deut. 12:11; 16:16.
2. Toen ze kwamen om te aanbidden op de plaats die door God was aangewezen, aanbaden ze God door:
Hem het grootste overschot van hun arbeid op het land aanbiedend - vv. 15, 17.
B. Voor onze aanbidding van Hem vereist de Vader dat we tot Hem komen met een oogst van Christus; daarom moeten we naar de kerkbijeenkomsten komen met de rijkdommen van Christus - Johannes

C. Dagelijks moeten we aan Christus werken om een ​​oogst van Christus' rijkdom te hebben voor de
kerkbijeenkomsten voor de gezamenlijke aanbidding van God de Vader - Deut. 12:6; 1 Kor. 14:26;
Johannes 4:23-24; Deut. 16:15-17.
D. Een leven in de alomvattende Christus als het goede land is een leven van werken aan Christus,
Christus aanbidden, van Christus genieten, Christus delen met anderen en Christus aan God offeren
Vader, opdat Hij met ons van Christus moge genieten — Johannes 4:23-24; 1 Kor. 14:26; Ef. 3:21; ds.
5:13:
1. Dit soort genieten en delen is een tentoonstelling van Christus aan het hele universum -
19:7.
2. Dit is een aanbidding voor God de Vader en een schande voor de vijand – Johannes 4:23-24.
E. Het is van cruciaal belang dat we ijverig aan Christus werken om onze handen vol van Christus te hebben en dan
kom naar de kerkbijeenkomsten om te genieten van deze rijke en glorieuze Christus met Gods kinderen
en met God de Vader Zelf - 1 Kor. 10:31; 14:26; Johannes 4:23-24; Rom. 15:6.
F. Telkens wanneer we naar de tafelbijeenkomst van de Heer komen om de Heer te gedenken en de
Vader, we moeten komen met de rijkdommen van Christus, voortgebracht door ons dagelijks werken aan Christus —
Deut. 16:15-17:
1. God aanbidden met Christus is Hem collectief aanbidden met alle kinderen van
God door van Christus te genieten met elkaar en met God - 1 Kor. 14:26.
2. We moeten genoeg van Christus voortbrengen, zodat er een overschot is om mee te delen
anderen en om het beste deel van de opbrengst aan God de Vader aan te bieden voor Zijn vreugde, verrukking,
en voldoening - Deut. 15:11; 18:3-4; 12:11.

 

 

 

WEEK 7 – DAG 6
Ochtendvoeding


Joh. 4:23-24 (…) de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid; immers, de Vader zoekt zulke personen die Hem aanbidden. God is een geest, en wie Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid.
Ef. 3:21 Hem zij de heerlijkheid in de gemeente en in Christus Jezus, tot in alle geslachten van alle eeuwigheid! Amen.
Wij moeten God aanbidden in geest met Christus als de werkelijkheid. Telkens wanneer wev samenkomen moet onze geest levend zijn om Christus mee te brengen, de Christus die we hebben ervaren. Op
weg naar de samenkomst beginnen we met zingen en het aanroepen van de Heer. Als we dan gaan zitten komt onze geest vrijmoedig tot uiting. Op deze manier hebben we de ervaringen van Christus en ook de bevrijding van de geest. Als onze geest sterk is en onze getuigenissen rijk, eenvoudig en beknopt, is de samenkomst rijk en wordt God verheerlijkt. Dit is het aanbidden van God. (CWWL, 1970, deel 3, “Being Delivered from Religious Rituals and Walking according to the Spirit,” blz. 370-371)


Lezen voor vandaag
De innerlijke delen van het vredeoffer zijn een beeld van de innerlijke delen, het innerlijk wezen, van Christus (Fil. 1:8). In de vier evangeliën lezen we dat de gedachte van de Heer, Zijn verlangen, Zijn liefde, de dingen waar Hij van houdt en niet van houdt, Zijn emoties, en alle dingen die in Hem zijn, waren teder en rijk naar God toe en in Gods aanwezigheid. In de tafelsamenkomst, na het gedenken van de Heer, moeten we de Heer als een vredeoffer aan de Vader offeren. Wat we offeren is met inbegrip van, of moet bestaan uit, de innerlijke delen van Christus. Als we in onze dagelijkse wandel in ons streven naar de Vader werkelijk één met de Heer zijn, in ons denken, ons begrip, in waar we van houden en waar van niet, in onze verlangens, in ons voornemen en ons doel, worden deze dingen onze ervaring. Dan zijn we werkelijk één met de Heer in Zijn innerlijke delen naar de Vader toe. Als dit zo is, kennen we de werkelijkheid van de innerlijke delen en het vet dat zich op de innerlijke delen van het vredeoffer bevindt, als we naar de tafelsamenkomst komen. (CWWL, 1979, deel 2,
“Basic Lessons on Service,” blz. 69-70) We moeten beseffen, dat, telkens wanneer we een samenkomst bijwonen, telkens wanneer we de Heer aanbidden, we niet met lege handen mogen komen. Onze handen moeten vol zijn met de opbrengst van Christus. Elke dag moeten we Christus bewerken, zodat we Hem kunnen voortbrengen … We hebben meer dan slechts een klein beetje van Christus nodig, dat alleen in onze eigen behoefte voorziet. We moeten Hem zodanig produceren, dat er voldoende zal zijn voor anderen … En bovenal, moet het beste van het overschot aan de Heer gegeven worden … We moeten ijverig werken, niet alleen om in onze eigen behoeften te voorzien, maar ook om een overschot te verkrijgen, dat in de behoeften van anderen kan voorzien. Daarbij moet het beste
voor de Heer bewaard worden. Dan zullen we God welbehaaglijk zijn. God met Christus aanbidden, betekent niet, dat we Hem individueel aanbidden. Het betekent, dat we Christus gezamenlijk aanbidden en Hem met God en al Zijn kinderen ervaren en genieten.
Zo ziet het leven eruit, nadat het goede land eenmaal in bezit genomen is. Het is een leven dat Christus
bewerkt, dat Christus voortbrengt, dat van Christus geniet, dat Christus met anderen deelt, en dat Christus aan God offert voor Zijn en ons genot. Dit soort delen en genieten is een tentoonspreiding van Christus voor het hele universum. Het is een aanbiding van God en een schande voor de vijand. Het leven in het land, is een leven vol van het genot van Christus, zowel persoonlijk als gezamenlijk met Gods volk. Dat we Hem ijverig mogen bewerken, zodat onze handen gevuld zullen zijn met Hem. En dat we vervolgens naar de plaats mogen gaan, die Hij heeft uitverkoren, om, op de grond der eenheid, van deze rijke en heerlijke Christus te genieten – met God en al Zijn kinderen. (De allesomvattende Christus, blz. 185-186, 189, 194)
Ter aanvulling lezen: CWWL, 1984, deel 5, “Guidelines for the Propagation of the Lord’s Recovery,” hfst. 3;
CWWL, 1979, deel 2, “Basic Lessons on Service,” les 9
Verlichting en inspiratie: ___________________________________________

WEEK 7 – DAG 5
Ochtendvoeding


Ef. 3:17 Zodat Christus door het geloof in uw harten woont, terwijl u in de liefde geworteld en gegrond bent.
Ef. 4:15 Maar terwijl wij de waarheid vasthouden in liefde, in alles opgroeien tot Hem die het hoofd is, Christus.
Telkens als we samenkomen, ongeacht de soort samenkomst, moeten we komen met de Christus die
we hebben ervaren. Soms offeren we Hem aan God als een brandoffer. Op een ander moment offeren we Hem
als het spijsoffer. In de tafelsamenkomst kunnen we Hem offeren als het vredeoffer voor onze gemeenschap in vrede met God en mensen. Tegelijkertijd kunnen we niet vergeten dat we nog steeds in onze oude zondige natuur zijn en dat we zondig zijn in onze daden. Dan kunnen we Hem toepassen als ons zondoffer en ons schuldoffer. Op deze manier wordt de overvloed van Christus aan God geofferd en aan het hele universum getoond. Dan worden onze samenkomsten verrijkt en versterkt omdat ze gevuld zijn met Christus. Zo'n gemeenteleven is een tentoonstelling van Christus, een uitdrukking van Christus. Als we dagelijks Christus bewerken zullen we iets van Christus meebrengen naar onze samenkomsten als een bijdrage aan anderen en
alsl een offer aan God, zodat we Christus met God kunnen genieten voor de manifestatie en verheerlijking van Christus. Dan wordt Christus als de rijke inhoud van het gemeenteleven tot uitdrukking gebracht. L (CWWL, 1965, deel 2, “Christ as the 78Content of the Church and the Church as the Expression of Christ,” blz. 379)


Lezen voor vandaag
Om de juiste christelijke bijeenkomsten te hebben moeten we dagelijks in ons privéleven met de Heer
in contact komen om levende christenen te zijn. Dan komen we naar de samenkomst met het besef en het
inzicht dat we komen om Christus tentoon te spreiden en met anderen te delen. Als sommigen dit woord horen, kunnen ze het gevoel hebben dat ze niets hebben om mee te brengen naar de samenkomst, omdat hun christelijk leven gekenmerkt wordt door mislukkingen. Zelfs als dit jouw werkelijkheid is, moet je beseffen dat je nog steeds kan functioneren in de samenkomst. Je kunt naar de samenkomst komen en bidden: “Heer, ik ben zo armoedig. Ik heb U deze week vele malen teleurgesteld. Vergeef mij alstublieft en wees mij genadig.” Als je zo naar de samenkomst komt en op deze manier bidt, zullen veel heiligen diep geroerd zijn en zullen de tranen in hun ogen staan. Bovendien kun je ook bidden: “Heer, omdat ik niets van U heb meegebracht, kom ik om U te ontmoeten in Uw Lichaam en door Uw Lichaam. Ik geloof dat U iets voor mij heeft in deze samenkomst.” Je kunt zo bidden, en je jezelf openen aan de heiligen in de samenkomst en zeggen: “Broeders en zusters, bid alsjeblieft voor mij. Ik probeer het christelijke leven te leiden, maar ik heb gefaald en de Heer telkens weer teleurgesteld. Bid alsjeblieft voor mij.” Als je al je mislukkingen en teleurstellingen naar de samenkomst brengt en jezelf opent voor de Heer en voor het Lichaam, verdwijnen al je fouten en teleurstellingen. Als we Christus gedurende de week ervaren kunnen we Christus in de samenkomst uitdelen, en als we gedurende de week falen kunnen we onze zwakheid met de heiligen delen. We moeten leren om anderen onze zwakheden te laten
dragen. Als we deze weg in de praktijk brengen zullen onze samenkomsten levend, rijk, tot opbouw, tot
versterking en tot verlichting zijn. Er zijn twee voorwaarden om een juiste christelijke samenkomst te hebben. De eerste voorwaarde is dat alle aanwezigen de Heer in hun dagelijks leven zoeken en met Hem in contact komen. De tweede voorwaarde is dat, wanneer we samenkomen, we alle regels, vormen, rituelen, gewoonten en programma's vergeten. Als we een programma voor onze samenkomsten hebben, blussen we de Geest uit en doden we het geestelijke leven dat in ons is. Als we samenkomen moeten we alle religieuze dingen achter laten en één ding doen: Christus tentoon spreiden. We doen dit door Christus op een levende manier aan elkaar tot uitdrukking
te brengen, uit te delen, te verheerlijken, te getuigen en te verkondigen. (CWWL, 1963, deel 4, “Contacting the
Lord, Being Filled in Spirit, and Having Proper Christian Meetings for the Accomplishment of God’s Eternal
Purpose,” blz. 38-40) Ter aanvulling lezen: CWWL, 1987, deel 2, “The God-ordained Way to Practice the New Testament Economy,” hfst. 4, 6; CWWL, 1985, deel 3, “The Living Needed for Building Up the Small Group Meetings,” hfst. 6 Verlichting en inspiratie: _____________________________________________________

WEEK 7 – DAG 4
Ochtendvoeding


Ef. 3:8 Mij, de allergeringste van alle heiligen, is deze genade gegeven om de onnaspeurlijke rijkdom van Christus onder de volken te verkondigen.
1 Kor. 14:26 Hoe is het dan, broeders? Wanneer u samenkomt, heeft ieder een psalm, heeft een leer, heeft een openbaring, heeft een taal, heeft een uitlegging; laat alles gebeuren tot opbouwing.
Heeft in 1 Korintiërs 14:26 geeft aan dat wanneer we naar de samenkomst komen, we iets van de Heer moeten hebben om met anderen te delen; of het nu (1) een psalm tot eer van God is, (2) onderwijs (door een
leraar) om de rijkdommen van Christus uit te delen om anderen op te bouwen en te verzorgen, (3) openbaring (door een profeet, 1 Kor. 14:30) om visioenen van Gods eeuwige voornemen betreffende Christus als het geheimenis van God en de gemeente als het geheimenis van Christus te hebben, (4) spreken in tongen als teken voor de ongelovigen (1 Kor. 14:22) zodat ze Christus kennen en aanvaarden, of (5) een uitleg van een tong betreffende Christus en Zijn Lichaam duidelijk te maken. Voordat we naar de samenkomst komen moeten we
ons voorbereiden met dingen van de Heer en over de Heer, vanuit eigen ervaring met Hem, of door het genieten in Zijn woord en door gemeenschap met Hem in gebed. In de samenkomst hoeven en moeten we niet wachten op inspiratie; we moeten onze geest beoefenen en ons getrainde verstand gebruiken om te functioneren door wat we voor de Heer en voor Zijn glorie en tevredenheid hebben voorbereid en ook voor het voordeel, verlichting, verzorging en de opbouw van de aanwezigen. De samenkomst is dan een tentoonstelling van Christus en Zijn rijkdommen, en zal een wederzijds genot zijn van Christus, waar alle aanwezigen deel aan hebben voor Gods aangezicht en samen met God voor de opbouw van de heiligen en van de gemeente (1 Kor. 14:26, voetnoot 1, Rc) 


Lezen voor vandaag

Er zijn tegenwoordig heel veel tentoonstellingen en beurzen. Dat is precies wat wij doen, wanneer we samenkomen om de Heer te aanbidden. We komen samen, om een tentoonstelling van Christus te houden – niet alleen van de Christus die God ons heeft gegeven, maar ook van de Christus die wij zelf ervaren, bewerkt en geproduceerd hebben. Dat is de Christus die wij met elkaar willen tentoonstellen. Broeders en zusters, zo zouden al onze samenkomsten moeten zijn – een tentoonstelling, een beurs, waar allerlei producten van Christus tentoongesteld worden. (De allesomvattende Christus, blz. 188) Door onze ervaringen van de rijkdommen van Christus worden deze rijkdommen een tentoonstelling, een expositie van de opbrengst van Christus. Onze samenkomsten moeten altijd een tentoonstelling zijn om te laten zien wat Christus is, wat Christus heeft en wat Christus doet. Als we gedurende de dag verschillende rijkdommen van Christus ervaren, komen we ‘s avonds naar de samenkomst met de goddelijke eigenschappen die we hebben ervaren. Als we allemaal iets meebrengen van onze ervaring en al onze ervaringen van de
rijkdommen van Christus samenvoegen, wordt Christus ten toon gesteld. Op deze manier is elke samenkomst een expositie van Christus. (CWWL, 1987, deel 3, “The Scriptural Way to Meet and to Serve for the Building. Up of the Body of Christ,” blz. 367)
Het leven van Gods volk is ten eerste een leven van het bewerken van Christus. Ten tweede is het een leven waarin we iets van Christus meebrengen naar de samenkomst, als een offer en als bijdrage. Het ware leven van een christen is een voortdurend bewerken van Christus. Dan hebben we de overvloedige rijkdommen van Christus om mee te brengen naar de samenkomst voor een overvloedige expositie van Christus. We laten Christus aan God en aan Gods vijand zien. De kinderen van Israël moesten drie keer per jaar naar Jeruzalem gaan voor drie feesten. Ze brachten hun overvloed naar de tent der samenkomst om God te aanbidden. Wij moeten ook onze overvloed van Christus naar de samenkomst brengen om God daarmee te aanbidden in geest en in waarheid (Joh. 4:24). (CWWL, 1965, deel 2, “Christ as the Content of the Church and the Church as the Expression of Christ,” blz. 376) Ter aanvulling lezen: CWWL, 1987, deel 3, “The Scriptural Way to Meet and to Serve for the Building Up of the Body of Christ,” hfst. 10 Verlichting en inspiratie: ________

WEEK 7 – DAG 3
Ochtendvoeding
1 Tim. 4:7 Verwerp echter de ongoddelijke oude-vrouwenfabels. Oefen je echter in de godsvrucht.
Rom. 8:4 Opdat de rechtvaardige eis van de wet vervuld wordt in ons, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest.
1 Kor. 6:17 Maar wie de Heer aanhangt, is één geest met Hem. De beoefening van de geest is één van de onderdelen van het wederopbouwwerk van de Heer in deze
tijd. Aanbidding in de menselijke geest wordt door het hedendaagse christendom grotendeels genegeerd. Velen zijn de beoefening van de menselijke geest vergeten, in plaats daarvan beoefenen ze hun verstand. Om op de juiste manier getraind te worden in het dienen van de Heer in het gemeenteleven, is het belangrijk dat we moeten leren onze geest te beoefenen. De beoefening van het verstand in de samenkomst is hetzelfde als met je handen voetballen. We moeten leren onze geest in ons dagelijks leven te beoefenen. De brieven van Paulus vertellen ons dat we naar de geest moeten wandelen (Rom. 8:4-6). Als we beoefend zijn in het wandelen naar de geest, is onze geest actief wanneer we naar de samenkomst komen. Dan weten we hoe we onze geest moeten beoefenen. Zelfs in ons huis, in de omgang met onze familie, moeten we leren onze geest te beoefenen, dat we geen dingen doen en zeggen vanuit ons verstand, onze emotie, verlangens of wat we fijn vinden, maar vanuit het innerlijke gevoel, het bewustzijn van de geest. We moeten leren beoefenen in overeen-stemming met het diepste gevoel in onze geest. Dan zullen we gewend zijn aan het beoefenen van onze geest, zodat we, telkens
wanneer we in de samenkomst zijn, we gereed zijn. (CWWL, 1964, deel 4, “Serving in the Meetings and in the Gospel,” blz. 80)


Lezen voor vandaag
We moeten leren hoe we onze geest kunnen onderscheiden en hoe we op elk moment onze geest kunnen beoefenen. Dan zullen we telkens wanneer we samenkomen weten hoe we onze geest moeten gebruiken. Onze geest is waakzaam, gereed, actief en levend. Het gemeenteleven is een leven in de menselijke geest met de inwonende Heilige Geest. De Heilige Geest woont vandaag in onze geest, dus moeten we weten hoe we onze geest kunnen beoefenen. Dit is één aspect van het principe van aanbidding in het Nieuwe Testament. Het andere aspect van aanbidding in het Nieuwe Testament is aanbidden in waarheid, de werkelijkheid
in Christus. De mensen in vroeger tijden moesten al hun overschot naar Jeruzalem brengen om te offeren en om er samen in Gods aanwezigheid van te genieten. Tenminste was een deel van wat ze brachten voedsel voor God. Niet alleen het volk Israël, maar ook God, genoot van het overschot. Dit is een beeld van ons komen naar de samenkomst om onze geest te beoefenen om Christus te tonen. Wanneer het volk Israël bijeenkwam en al hun overvloed naar Jeruzalem meebracht, werd het een ‘beurs’, een tentoonstelling van de opbrengst van het goede land. Als wij christenen samen komen, is de christelijke samenkomst ook een tentoonstelling van
Christus. Wij beoefenen onze geest om Christus te tonen. Wij moeten allemaal leren hoe we onze geest moeten beoefenen om Christus te bedienen, Christus toe
te passen en Christus met anderen te delen. Dit hangt van onze dagelijkse arbeid af. Als we Christus niet dagelijks bewerken en door Christus leven, kunnen we niets van Christus aan bieden. Zelfs als we begrijpen hoe we onze geest moeten beoefenen, is het mogelijk dat we de techniek kennen, maar het materiaal missen. Wanneer we naar de samenkomst komen kan onze geest positief, actief, levend, alert en gereed zijn om te beoefenen, maar toch kunnen we arm zijn en met lege handen staan omdat we niets van Christus hebben om uit te delen. Als dit de situatie is, aanbidden we wel in geest, maar niet in waarheid; we zijn in Jeruzalem, maar we hebben niets van ons overschot meegebracht. Daarom is het gemeenteleven afhankelijk van onze dagelijkse beoefening van de geest, maar ook van onze dagelijkse wandel in Christus. We moeten Christus bewerken, in
Christus wandelen, leven door Christus en vele ervaringen van Christus hebben. Dan zullen we rijk zijn in Christus en met Christus. Wanneer we naar de samenkomst komen zullen we weten hoe we onze geest moeten beoefenen en een overschot van Christus meebrengen. (CWWL, 1964, deel 4, “Serving in the Meetings and in the Gospel,” blz. 81-82) Ter aanvulling lezen: CWWL, 1964, deel 4, “Serving in the Meetings and in the Gospel,” hfst. 1-2; CWWL, 1977, deel 2, “The Spirit and the Body,” hfst. 11
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________
________________________________________________________

WEEK 7 – DAG 2
Ochtendvoeding
Rom. 15:16 Dat ik een dienaar van Christus Jezus zou zijn voor de volken, om het evangelie van God priesterlijk te bedienen, opdat de offerande van de volken welgevallig zou zijn, geheiligd door de Heilige Geest.
Joh. 15:5 Ik ben de wijnstok, u de ranken. Wie in Mij blijft en Ik in hem, die draagt veel vrucht,
want zonder Mij kunt u helemaal niets doen.
In het Oude Testament riep God Zijn hele volk bijeen, maar God zorgde niet voor een maaltijd. Hij had hen voedsel gegeven door het hele jaar zonneschijn, lucht en regen te geven. Alles was aanwezig, maar ze
moesten met God samenwerken om een opbrengst te verkrijgen. Daarna werd de opbrengst de tienden, en de
tienden werden als antwoord op Gods uitnodiging meegebracht. Iedereen was uitgenodigd naar Gods huis.
Iedereen kwam thuis om de Vader te voeden en Hem tevreden te stellen. Wat een heerlijke tijd was dat!
Als we samenkomen behoren we Christus op deze manier mee te brengen. Hoeveel van Christus je meebrengt naar de samenkomst hangt af van de mate waarin je Christus hebt voortgebracht, de mate waarin je Christus hebt laten groeien. Eigenlijk is het niet zo dat jij Christus voortbrengt, maar dat Christus Zichzelf
voortbrengt door jou arbeid. Jammer genoeg komen alle christenen vandaag, als Gods verloste volk, met lege handen samen. (CWWL, 1982, deel 1, “Experiencing Christ as the Offerings for the Church Meetings,” blz. 510)


Lezen voor vandaag


Het samenkomen is het juiste gemeenteleven. Zonder dit soort samenkomsten kunnen we het
gemeenteleven niet in de praktijk brengen. Wat we hebben is misschien niet meer dan een soort organisatie met bepaalde gemeenschappelijke activiteiten. Maar het juiste gemeenteleven behoort een samenkomstleven te zijn. Voordat we naar de samenkomst gaan moeten we Christus bewerken. We moeten Christus oogsten.
We moeten een zekere hoeveelheid van Christus verzameld hebben zodat we, wanneer we samenkomen, gevuld zijn met Christus. (CWWL, 1982, deel 1, “Experiencing Christ as the Offerings for the Church Meetings,” blz. 510-511)
Je moet elke morgen bidden: “Heer ik wijd mezelf geheel aan U toe. Heer, niet om voor U te werken, maar om van U te genieten.” Je moet jezelf aan de Heer toewijden, met als enig motief dat je van Hem wilt genieten en dat je Hem wilt ervaren – meer niet. Vanaf het moment dat je ‘s morgens wakker wordt, moet je zeggen: “Heer, hier ben ik. Ik geef mezelf aan U, om van U te genieten. Geef dat ik U, gedurende de hele dag, in elke situatie ervaar en toepas. Ik vraag niets voor de dag van morgen. Ik wil U vragen, mij genadig te zijn, opdat ik U vandaag mag genieten. Laat mij zien hoe ik de grond moet bewerken, hoe ik het zaad moet zaaien,
en hoe ik de planten van de Heer moet begieten.” Elk moment van de dag, zul je in gemeenschap met de Heer blijven. Dan zul je praktisch in de Heer leven, je zult Hem bebouwen, toepassen, en van Hem genieten. Als je dit doet, bedenk dan eens hoe vruchtbaar en mooi je ‘kwekerij’ zal zijn. Je kwekerij van Christus zal dagelijks vol opbrengst zijn. Wanneer de Dag des Heren komt en je Hem met alle gelovigen aanbidt, zul je kunnen zeggen: “Ik zal nu mijn God zien; ik ga mijn Heer aanbidden. Ik kom niet met lege handen, integendeel, mijn handen zijn gevuld met Christus. Ik heb een surplusvoorraad, en in mijn rechterhand is het deel dat ik voor mijn dierbare Heer apart gezet heb.” Wanneer je de samenkomst bezoekt, … kun je gemeenschap [met een
gelovige] hebben, en … [omdat Christus] jou volkomen [heeft] verzadigd, … heb je een surplus die je met de broeders en zusters deelt. Wanneer de samenkomst begint, sta je al klaar om de Heer je gebeden en je lofprijs aan te bieden, uit je surplus van Hem. Dit is het beste deel van je surplus, en je geeft het vol blijdschap aan de Heer, zodat Hij ervan kan genieten en erdoor tevredengesteld wordt. Je hebt genoeg van Christus geoogst voor jezelf, voor de behoeftigen, en voor de Heer. Bovendien heb je een aanzienlijk deel apart gezet, dat je in de toekomst ten goede zal komen. (De allesomvattende Christus, blz. 186-187)
Ter aanvulling lezen: CWWL, 1982, deel 1, “Experiencing Christ as the Offerings for the Church Meetings,” hfst. 4-5; CWWL, 1977, deel 1, “The Kernel of the Bible,” hfst. 4-5, 7
Verlichting en inspiratie: __________________________________

VOLDOEN AAN GODS VERLANGEN EN DE HUIDIGE BEHOEFTEN IN HET WEDEROPBOUWWERK VAN DE HEER

Week 4: Gebed om God te absorberen en God tot uitdrukking te brengen
door tot God te bidden als een vriend, zodat we met God kunnen samenwerken

Voldoen aan Gods verlangen en de huidige behoeften in het wederopbouwwerk van de Heer © 2021 Living Stream Ministry 19
WEEK 4 – DAG 1

Ochtendvoeding

Ps. 27:1 De Here is mijn licht en mijn heil (...) De Here is mijns levens veste (...)
Ps. 27:4 Eén ding heb ik van de Here gevraagd, dit zoek ik: te verblijven in het huis des Heren al
de dagen van mijn leven, om de liefelijkheid des Heren te aanschouwen, en om te
onderzoeken in zijn tempel.
Bidden om met God in contact te komen en Hem in dat contact absorberen. Het belang van gebed
hangt dus niet af van hoeveel we tegen God zeggen of hoeveel we tot Hem roepen, maar hoeveel we met Hem
in contact komen. Hoe meer we in contact komen met God, hoe meer we Hem absorberen, en hoe meer we
Hem absorberen, hoe meer we van God en van verlossing zullen genieten.
Laat me hier een woord spreken om onze onnauwkeurige opvattingen met betrekking tot God en Zijn
verlossing op te helderen. Psalm 27:1 zegt: “De Here is mijn licht en mijn heil.” Dit vers zegt niet dat God op
ons schijnt, maar dat Hij ons licht is, en ook niet dat God ons verlost, maar dat Hij onze verlossing is. Door op
ons te schijnen en ons te verlossen, brengt God iets voor ons tot stand. Maar door ons licht en onze verlossing
te zijn, hebben we God zelf nodig. Als we God hebben, hebben we licht en verlossing. Zonder God hebben we
geen licht en ook geen verlossing. (CWWL, 1956, deel 3, “The Meaning and Purpose of Prayer,” blz. 223)

Lezen voor vandaag

Elektriciteit is het elektrische licht in een lamp, de elektrische warmte in een strijkijzer en het elektrische
vermogen in een ventilator. Elektriciteit is licht om in een behoefte te voorzien, warmte om in een andere
behoefte te voorzien en stroom om in weer een andere behoefte te voorzien. Evenzo is licht God, verlossing is
God, kracht is God en genade is God. Elke geestelijke behoefte die we hebben is God zelf. God heeft ons niets
anders gegeven dan Zichzelf. Als we God dus kwijtraken, verliezen we alles; dan hebben we niets.
Degenen die God kenden in het oudtestamentische tijdperk ervaarde Hem op deze manier, alsook
degenen in het nieuwtestamentische tijdperk. David ontving openbaring uit zijn ervaring om te zien dat God
zijn licht en zijn verlossing was (Ps. 27:1). David was gretig om dagelijks en elk uur met God in contact te
komen en Hem te absorberen. David kwam in contact en absorbeerde God door Hem te aanschouwen. Toen
hij in contact kwam met God, werd hij van binnen verlicht, en toen hij God absorbeerde, ontving innerlijke
verlossing. David verkreeg God als zijn licht en verlossing door God te aanschouwen. Dit is een belangrijke
sleutel en een groot geheim om God te ervaren.
God is Geest; daarom is ons contact met Hem en ons absorberen van Hem niet afhankelijk van onze
woorden. We zeggen misschien niets als we tot God komen, maar ons hele wezen, inclusief ons hart, moet
God aanschouwen. Terwijl we op God zien, kunnen we zuchten en bekennen dat we ongeschikt, zwak, niet in
staat zijn op te staan, niet toonbaar en dorstig zijn en dat we woorden voor het evangelie missen en geneigd
zijn om geen gemeenschap met de heiligen te hebben. We zouden onze innerlijke toestand voor God moeten
leggen en Hem zelfs moeten vertellen dat we in elke zaak tekort schieten. Wat onze innerlijke toestand ook is,
we moeten die bij God brengen. Er staat in een lied: “Zoals ik ben” (Lied #108). Dit betekent dat we tot God
moeten komen zoals we zijn, zonder te proberen onze conditie te verbeteren of te veranderen.
Veel gelovigen hebben het natuurlijke begrip dat voordat ze kunnen bidden en tot God kunnen naderen,
ze moeten wachten tot hun conditie verbetert of tot hun innerlijke gevoel sterk is. Deze opvatting is niet in
overeenstemming met de betekenis van gebed. Bidden is tot God komen zoals we zijn. We hoeven nergens op
te wachten, niets te veranderen of iets voor te bereiden. Zelfs als we zwak, verward, verdrietig en sprakeloos
zijn, kunnen we nog steeds tot God komen.
Als we bidden, moeten we Zijn heerlijke aangezicht aanschouwen en in Zijn aanwezigheid blijven om
Hem te aanbidden, te prijzen, te danken en te overdenken. We moeten aan Zijn werken en Zijn persoon denken
en niet naar onze toestand of onze omgeving kijken. Door op God te zien, op Hem te wachten en te overdenken,
kunnen we Hem in ons absorberen. (CWWL, 1956, deel 3, “The Meaning and Purpose of Prayer,” blz. 223-
225, 227)
Ter aanvulling lezen: CWWL, 1956, deel 3, “The Meaning and Purpose of Prayer,” hfst. 1-4
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________

WEEK 4 – DAG 2

Ochtendvoeding

Kol. 2:7 Terwijl u geworteld bent en opgebouwd wordt in Hem en bevestigd wordt in het geloof,

zoals u is geleerd, daarin overvloeiend met dankzegging.

Kol. 2:19 Terwijl hij niet vasthoudt aan het hoofd, uit Wie het hele lichaam, door zijn gewrichten

en banden ondersteund en verbonden, opgroeit met de groei van God.
In het boek Kolossenzen zijn er aanduidingen dat gelovigen moeten groeien als planten die in de grond
geworteld zijn (verw. Kol. 2:7). Dit geeft aan dat we in Gods ogen planten zijn.
Groeien in leven is groeien met de groei van God. Het is groeien met de toename van God. Ware groei
is de toename van God, de toevoeging van God. In Zichzelf hoeft God niet te groeien. Hij is eeuwig, volmaakt
en volkomen. Maar er is de noodzaak dat God in ons moet groeien. Hoeveel van de Drie-enige God heb jij in
je? Heb je niet meer van de vermeerdering, de toevoeging van God, in je nodig? We hebben allen de
vermeerdering van God nodig. We moeten groeien met de groei van God; dat wil zeggen, we hebben God
nodig om in ons te groeien. (Life-study of Colossians, blz. 378, 380)
Lezen voor vandaag

In Kolossenzen 2:19 betekent “vasthouden aan het hoofd” het blijven in Christus. Natuurlijk houdt het
vasthouden van het Hoofd in dat we niet afgesneden of gescheiden zijn van Hem. Op het moment dat Paulus
aan de Kolossenzen schreef, waren ze door hun cultuur in zekere mate van Christus gescheiden. Cultuur kan
een vorm van isolatie zijn, die ons van Christus afhoudt. Het Hoofd vasthouden is in Christus blijven zonder
enige isolatie tussen ons en Hem.
De woorden uit Wie in vers 19 geven aan dat er iets uit het Hoofd komt om het Lichaam te laten
groeien. De groei van het Lichaam hangt af van wat er uit Christus als het Hoofd komt, net zoals de groei van
een plant afhangt van wat er vanuit de aarde in de plant komt. Als een plant geen voedingsstoffen uit de bodem
opneemt, kan de plant niet groeien. Evenzo, als we niet ontvangen wat uit Christus komt als het Hoofd, kan
het Lichaam niet groeien. Het hoofd vasthouden is daarom gelijk aan geworteld zijn in Christus als de aarde.
We moeten de tijd te nemen om God in ons op te nemen. Zoals we dagelijks de tijd nemen om te eten,
moeten we ook dagelijks de tijd nemen om de Heer in ons op te nemen, de tijd te nemen om de rijkdommen
van Christus in ons te absorberen. Ons contact met de Heer moet niet gehaast zijn. We moeten voldoende tijd
nemen voor gebed. Dit zal ons in staat stellen meer van de rijkdommen van onze God in ons op te nemen.
Hij is werkelijk, rijk en substantieel, en we moeten Hem in ons absorberen. Onze God is vandaag de
door een proces gegane, allesomvattende Geest en wij hebben een geest waarmee we Hem kunnen absorberen.
Daarom moeten we onze geest beoefenen om in Zijn aanwezigheid te blijven en Hem te absorberen. Dit kost
tijd. Hoewel we allemaal het absorberen van de rijkdommen van God hebben ervaren, is onze ervaring nog
onvoldoende. Daarom moeten we meer tijd besteden om Hem te absorberen. Besteed niet zoveel tijd aan je
gedachten, emoties en wil, maar besteed meer tijd in je geest om de Heer te aanbidden, Hem te loven, Hem te
danken en vrijuit tot Hem te spreken. Als je op deze manier gemeenschap met Hem hebt, zul je Zijn
rijkdommen in je absorberen en zal Hij meer van Zichzelf aan je toevoegen. Hoe meer God aan ons wordt
toegevoegd, hoe meer groei Hij ons geeft. Op deze manier geeft God de groei. (Life-study of Colossians, blz.
453, 456-457)
Als we elke dag wat tijd zouden besteden om te bidden om God te absorberen, zal de verlossing van
Zijn aangezicht de verlossing van ons aangezicht worden (Ps. 42:6, 12, Statenvertaling). Misschien is een
zuster erg bedroefd en kan ze alleen maar zuchten van rouw en verdriet gedurende de twintig minuten die ze
in Gods tegenwoordigheid doorbrengt. Na twintig minuten zal haar gelaat echter veranderen en zal ze blij
worden. Ons gelaat openbaart de verlossing die voortkomt uit Gods gelaat. Omdat we van aangezicht tot
aangezicht met God tijd doorbrengen, wordt de verlossing van Zijn aangezicht de verlossing van ons
aangezicht. (CWWL, 1956, deel 3, “The Meaning and Purpose of Prayer,” blz. 227)
Ter aanvulling lezen: Life-study of Colossians, boodschap 44, 52-53, 56-57
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________

WEEK 4 – DAG 3

Ochtendvoeding

Ps. 27:8 Van Uwentwege zegt mijn hart: Zoekt mijn aangezicht. Ik zoek uw aangezicht, Here.
Joh. 15:7 Als u in Mij blijft en mijn woorden in u blijven, bidt alles wat u wilt en het zal u gebeuren.
De eerste betekenis van gebed is om God in je op te nemen, en de tweede betekenis is om God tot
uitdrukking te brengen. Deze betekenissen zijn gerelateerd. God tot uitdrukking brengen betekent Hem laten
spreken, dat wil zeggen dat God zelf tot uitdrukking wordt gebracht. Bidden is niet ons spreken of onszelf tot
uitdrukking brengen. Bidden is dat we God laten spreken en tot uitdrukking brengen.
In het Nieuwe Testament had Martha veel te zeggen. Toen Martha's broer, Lazarus, stierf en de Heer
kwam, liet Martha de Heer niet als eerste spreken. Zodra ze de Heer zag, zei ze: “Heer, als U hier was geweest,
zou mijn broer niet gestorven zijn” (Joh. 11:21). De Heer zei tegen haar: “Ik ben de opstanding en het leven;
wie in Mij gelooft, zal leven, ook al sterft hij (...). Geloof je dat?” (Joh. 11:25-26). Martha reageerde: “Ja Heer,
ik geloof dat U de Christus bent, de Zoon van God” (Joh. 11:27). Wat Martha zei, kwam niet overeen met wat
de Heer haar had geopenbaard. Omdat ze bleef spreken, konden de woorden van de Heer niet tot haar
doordringen. Echt gebed is dat we tot God komen en God laten spreken en Zichzelf tot uitdrukking brengen in
plaats van onze eigen woorden te spreken en onszelf tot uitdrukking te brengen. We zijn vaak als Martha in
ons gebed. Onze enige zorg is om onszelf in plaats van God tot uitdrukking te brengen. (CWWL, 1956, deel 3,
“The Meaning and Purpose of Prayer,” blz. 227-228)

Lezen voor vandaag

We zouden moeten spreken als we bidden; de vraag is echter: wat zeggen we? In ons gebed moeten
we zeggen wat God in ons binnenste zegt. God spreekt van binnen uit, en bidden is het terug bidden wat Hij
gesproken heeft. Dit is het principe van Psalm 27:8. Zo'n gebed is in overeenstemming met Gods spreken in
ons. Daarom zijn de woorden die we uiten in gebed een uitdrukking van het spreken binnenin ons. Uiterlijk is
het spreken van de mens, maar innerlijk is het spreken van God. Als God innerlijk spreekt, spreken wij uiterlijk.
Bidden is niet iets vragen door te spreken; het is ons verwoorden van wat God in ons heeft gesproken. Dan
wordt ons gebed de uitdrukking van God. Dit is waar gebed.
We horen bijvoorbeeld dat de gemeente moet bidden voor een bepaalde bijzondere samenkomst of
voor de opwekking van de gemeente. Net als we beginnen te bidden, hebben we een gewaarwording van een
woord van de Heer dat ons iets vertelt over onze innerlijke conditie en onze situatie. Dan moeten we stoppen
met bidden en de opwekking van de gemeente of de speciale samenkomst vergeten en het innerlijke gevoel
volgen; we moeten de woorden spreken die de Heer heeft gesproken. Als we de berisping van de Heer aanvoelen,
die zegt: “Je bent vleselijk”, zouden we moeten zeggen: “Heer, ik ben vol van het vlees.” Als we voelen dat
de Heer zegt: “Je bent vol van het zelf”, moeten we onmiddellijk zeggen: “Heer, ik ben vol van het zelf."
In Psalm 27:4 zei David dat hij ernaar verlangde de liefelijkheid van de Heer te aanschouwen en in
Zijn tempel “te onderzoeken”. David zei niet “uitroepen” of “smeken”, maar “onderzoeken”. Onderzoeken is
God vragen.
Bidden betekent God in je absorberen en Hem tot uitdrukking brengen. Elk gebed moet God aanraken
en Hem door ons heen laten gaan en door ons tot uitdrukking gebracht worden. Als we op deze manier bidden,
zullen we door God gezalfd worden en meer met Hem vermengd worden. Dan zullen we weten dat God ons
alles is. We zullen ook zien dat Hij altijd bij ons is en onze voorziening is in elke behoefte.
Johannes 15:7 presenteert drie belangrijke punten. Ten eerste moeten we in de Heer blijven. In de Heer
blijven is gemeenschap met Hem hebben. Ten tweede moeten de woorden van de Heer in ons blijven. Als we
in de Heer blijven en voortdurend in gemeenschap met Hem zijn, spreekt Hij in ons. Ten derde vragen we de
Heer volgens de wens van ons hart. Dit soort vragen of bidden komt voort uit het spreken van de Heer in ons.
Als we in gemeenschap met de Heer zijn, zal Hij in ons spreken. Als de Heer spreekt, hebben we de woorden
waarmee we Hem kunnen vragen, dat is tot Hem bidden. (CWWL, 1956, deel 3, “The Meaning and Purpose of
Prayer,” blz. 228-231)
Ter aanvulling lezen: Life-study of Ephesians, boodschap 95; Come forward to the Throne of Grace (boekje)
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________

WEEK 4 – DAG 4
Ochtendvoeding
Hnd. 22:10 En ik zei: Wat moet ik doen, Heer? En de Heer zei tot mij: Sta op en ga naar Damaskus,
en daar zal met je worden gesproken over alles wat over je is bepaald om te doen.
Joh. 6:27 Werkt niet om het voedsel dat vergaat, maar om het voedsel dat blijft tot in het eeuwige
leven, dat de Zoon des mensen u zal geven (…).
Nadat we gered zijn, is het belangrijkste dat we met God in contact komen. Als we niet weten hoe we
met God in contact moeten komen en geen gemeenschap met Hem hebben, kunnen we geen echte christenen
zijn, hoeveel we het ook proberen.
Er zijn veel gevallen in het Evangelie volgens Johannes die laten zien hoe we met de Heer in contact
moeten komen. Als we echt met de Heer in contact willen komen, moeten we in deze gevallen enkele principes
zien. (CWWL, 1956, deel 3, “The Meaning and Purpose of Prayer,” blz. 251-252)
Lezen voor vandaag
In het eerste geval veranderde de Heer water in wijn. Het belangrijkste principe in het eerste geval is
dat we de Heer niet moeten zeggen wat Hij moet doen als met Hem in contact komen. Alle gezag moet in Zijn
handen zijn. Daarom moeten zowel de tijd als de manier waarop we dingen doen door Hem worden bepaald
en geleid en niet door ons. We kunnen niet zeggen: “Heer, doe dit”, of “Heer, doe dat.” Als we dit doen, zou
de Heer kunnen zeggen: “Wat heb ik met u te doen?” (Joh. 2:4). Dit betekent niet dat de Heer geen contact
met ons wil of dat Hij geen verantwoordelijkheid draagt voor onze zaken. De Heer kwam bij ons binnen om
contact met ons te maken en om verantwoordelijk te zijn voor onze zaken, net zoals Hij was op de bruiloft in Kana.
Het contact van de Samaritaanse vrouw met de Heer in hoofdstuk 4 illustreert een tweede principe.
Hier besefte de Samaritaanse vrouw dat ze dorst had en dat de Heer levend water had. Daarom vroeg ze de
Heer om levend water. De Heer gaf haar dit levende water echter niet onmiddellijk; in plaats daarvan stelde
Hij haar een vraag. Door te vragen naar haar man (Joh. 4:15-16), raakte de Heer haar zondige leven aan; haar
zonden waren gerelateerd aan haar man. De Heer leek te zeggen: “Wil je levend water? Dan moet je je zonden
overdragen. Wil je tevreden zijn? Je moet aandacht aan je zonden geven.”
Wetende dat de Heer in onze behoefte kan voorzien, gaan we naar de Heer en ontdekken een behoefte.
Als we een behoefte zien, vragen we de Heer om in die behoefte te voorzien. Maar terwijl we erom vragen,
laat de Heer ons onze vlekken, fouten en mislukkingen zien; dat wil zeggen, Hij laat ons zaken zien waarmee
afgerekend moeten worden.
We moeten de dingen belijden die Hij laat zien, de ‘echtgenoot’ die Hij ons vraagt te brengen, zodat
we Zijn voorziening kunnen ontvangen.
Een derde principe zien we in het voeden van de vijfduizend in hoofdstuk 6. Een grote menigte kwam
tot de Heer en Hij verrichtte een wonder om hen te voeden. Toen de menigte de volgende dag terugkeerde om
gevuld te worden, zei de Heer: “Werkt niet om het voedsel dat vergaat, maar om het voedsel dat blijft tot in
het eeuwige leven” (Joh. 6:27). De Heer leerde de menigte het voedsel te zoeken dat blijft tot het eeuwige
leven in plaats van fysiek voedsel. Dit is een ander principe: de Heer wil niet dat we onze hoop op fysieke
dingen stellen als we in gebed met Hem in contact komen.
Sommige broeders besteden ‘s ochtends een half uur om voor fysieke dingen te bidden. Evenzo bidden
sommige zusters voor de fysieke zaken van hun echtgenoot en kinderen. De Heer kan aanvankelijk degenen
voeden en verzorgen die op deze manier in gebed tot Hem naderen, maar de Heer zal zo iemand uiteindelijk
beschouwen als iemand die alleen komt om te eten en verzadigd te worden. De Heer wil niet dat we altijd
fysieke dingen noemen als we contact met Hem hebben; Hij weet deze dingen al. Als we met Hem in contact
komen, moeten we ons op geestelijke dingen richten, de dingen van leven. Dit is om eerst Zijn koninkrijk en
Zijn gerechtigheid te zoeken. Als we ons op deze dingen richten, zal de Heer de fysieke dingen aan ons
toevoegen (Mt. 6:31-33). (CWWL, 1956, deel 3, “The Meaning and Purpose of Prayer,” blz. 252, 254-256)
Ter aanvulling lezen: CWWL, 1953, deel 1, “Knowing Life and the Church,” hfst. 16
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________

WEEK 4 – DAG 5

Ochtendvoeding

2 Kor. 1:8-9 (...) dat wij uitermate bezwaard zijn geworden boven vermogen, zodat wij zelfs aan het
leven wanhoopten. Ja, wijzelf hadden het doodvonnis al in onszelf, opdat wij geen
vertrouwen zouden hebben op onszelf, maar op God die de doden opwekt.

Js. 49:15 Kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten, dat zij zich niet ontfermen zou over het kind

van haar schoot? Al zouden zij die vergeten, toch vergeet Ik u niet.
Johannes 11 presenteert een ander principe: de Heer geneest de mens niet maar wekt hem op. Genezing
omvat het helpen van de zwakheden van de mens. In plaats van Lazarus onmiddellijk te genezen, wachtte de
Heer op de dood van Lazarus om hem op te wekken; de Heer wil alleen de mens opwekken. Opstanding houdt
in dat de mens tot zijn einde komt om hem een nieuw begin te geven. De Heer moet wachten tot we hopeloos
zwak zijn, totdat we een totale mislukking zijn, en totdat we volledig dood zijn, voordat Hij Zijn
opstandingskracht in ons kan tonen.
Daarom moeten we onze zwakheden en mislukkingen laten vallen als we tot de Heer naderen. De Heer
kent onze zwakheden en mislukkingen al. Als Hij toestaat dat we verslagen zijn, zal zelfs ons smeken tot Hem
ons niet sterk maken. Daarom moeten we leren onze problemen te laten vallen als we bidden. Als we echt
hopeloos en aan het einde zijn, komt de Heer tot ons. Dit is opstanding en dit is behoudenis. (CWWL, 1956,
deel 3, “The Meaning and Purpose of Prayer,” blz. 260)
Lezen voor vandaag

In Johannes 13 waste de Heer de voeten van zijn discipelen. Het principe dat bij dit geval betrokken
is, is dat we Hem moeten laten doen wat Hij in ons wil doen, als we tot Hem naderen. We moeten niet als
Petrus zijn, die nederig zei: “U zult mijn voeten geenszins wassen tot in eeuwigheid.” De Heer antwoordde:
“Als Ik je niet was, heb je geen deel met Mij”, waarop Petrus antwoordde: “Heer, niet alleen mijn voeten, maar
ook mijn handen en mijn hoofd!” (Joh. 13:8-9). Dit is onze conditie. De Heer wil in ons werken, maar we laten
Hem aanvankelijk niet toe. Later, als we gewillig zijn, willen we dat Hij meer doet dan Hij van plan is. Dit zijn
onze menselijke meningen.
In hoofdstuk 21 openbaarde de Heer Zich aan Zijn discipelen. Dit geval laat zien dat de Heer tot ons
zal naderen, zelfs wanneer we in de wereld vervallen, wanneer we op ons zwakste punt zijn en vergeten om
tot Hem te naderen.
Petrus was niet alleen teruggegaan naar de wereld, maar nam ook de andere discipelen mee. Nadat hij
zei: “Ik ga vissen”, zeiden sommige discipelen: “Wij gaan ook met u mee” (Joh. 21:3). Dit kan worden
vergeleken met een broeder die zegt: “Ik ga van de wereld genieten”, en andere broeders die zeggen: “Wij
gaan ook met je mee.” De discipelen vormde een groep om de wereld lief te hebben; ze vervielen samen in de
wereld. De Heer liet hen echter niet in de steek. Hij bleef naar hen omzien. Hij liet ze vissen, en voedde hen
ook met vis en brood door Hem bereid. Nadat ze gegeten hadden, vroeg de Heer aan Petrus: “Simon, zoon van
Johannes, heb je Mij meer lief dan dezen?” (Joh. 21:15). Met deze woorden liet de Heer Zijn discipelen weten
dat Hij niet in hen teleurgesteld was; Hij wilde dat ze Hem zouden blijven volgen en dienen.
Wat betreft ons contact met de Heer, zijn we allemaal mislukkelingen. Petrus ging vissen, en wij gaan
ook ‘vissen’ zoals hij. Wij falen, maar de Heer faalt nooit. Als we tot Hem naderen, maakt Hij contact met ons,
en zelfs als we niet tot Hem naderen, komt Hij nog steeds om met ons in contact te komen. We zijn
onbetrouwbaar. We kunnen vandaag met de Heer in contact komen, maar morgen weer niet, of we kunnen
deze maand in contact met Hem komen, maar de volgende maand weer niet. Wat onze conditie ook is, de Heer
blijft dezelfde. Het maakt niet uit hoe wij veranderen, de Heer verandert nooit. Daarom moeten we in ons
contact met de Heer realiseren dat de Heer nooit verandert, ongeacht hoeveel wij veranderen. Dit is een
principe. (CWWL, 1956, deel 3, “The Meaning and Purpose of Prayer,” blz. 260-262)
Ter aanvulling lezen: CWWL, 1961-1962, deel 3, “Fellowshipping with the Lord for the Mingling of God with
Man,” hfst. 1
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________

WEEK 4 – DAG 6
Ochtendvoeding
Jak. 2:23 (…) ‘En Abraham geloofde God (…)’, en hij werd een vriend van God genoemd.
Gn. 18:14 Zou voor de Here iets te wonderlijk zijn? Te bestemder tijd, over een jaar, zal Ik tot u
wederkeren, en Sara zal een zoon hebben.
Gn. 18:17 En de Here dacht: Zou Ik voor Abraham verbergen wat Ik ga doen?
Als we bidden door navraag te doen, maken we ons verlangen niet bekend aan God; in plaats daarvan
wordt Gods verlangen aan ons bekend gemaakt. Wanneer de verantwoordelijke broeder Gods doel met
betrekking tot de jonge heiligen voelt, zou hij verder moeten informeren: “Heer, wilt U dat ik gemeenschap
met hen heb?” Dit is de zalving in hem. Het lijkt alsof het de broeder is die navraag doet, maar het is God die
in hem aan het werk is. Goede gebeden zijn onderzoekende gebeden omdat ze God eren.
David wist hoe hij moest bidden. Hij deed vaak navraag bij de Heer (1 S. 30:8; 2 S. 5:19, 23; Ps. 27:4).
Het beste gebed is om de Heer stap voor stap te vragen, volgens de innerlijke gewaarwording. Door op deze
manier navraag te doen, kunnen we makkelijk Gods leiding ontvangen en volgens die leiding arbeiden.
(CWWL, 1961-1962, deel 3, “Fellowshipping with the Lord for the Mingling of God with Man,” blz. 344)
Lezen voor vandaag
In Genesis 18 wilde God dat Abraham tot Hem zou bidden, dus werd Hij Abrahams vriend. God bracht
Abraham niet naar het hemelse heiligdom van heerlijkheid; in plaats daarvan vernederde Hij Zichzelf en ging
naar de nederige tent waarin Abraham woonde. God pronkte niet met Zijn aanzien, majesteit of macht. God
kwam naar Abraham als een alledaagse bezoeker. Deze situatie leek op iemand die bij een vriend op bezoek
ging. (CWWL, 1956, deel 3, “The Meaning and Purpose of Prayer,” blz. 232)
Terwijl Abraham van zo'n zoete gemeenschap met God genoot, ontving hij openbaring over de
geboorte van Isaak en de vernietiging van Sodom. De geboorte van Isaak is gerelateerd aan Christus, en de
vernietiging van Sodom is gerelateerd aan Gods oordeel over de zonde. Christus moet binnenkomen en zonde
moet naar buiten. God is van plan Christus voort te brengen en het ‘Sodom’ in ons gezinsleven, in ons werk
en zelfs in ons christelijke en gemeenteleven te vernietigen. Aan de positieve kant zien we meer van Christus
en zeggen: “Ik heb iets nieuws van Christus gezien. Wat haat ik het dat ik niet meer door Hem heb geleefd.”
Dit is de openbaring over de geboorte van Isaak, de openbaring dat Christus in je leven voortgebracht zal
worden. Maar aan de negatieve kant zien we onze zonden en zeggen: “O Heer, vergeef me. Er zit nog zoveel
egoïsme, haat en jaloezie in mij. Ik heb zoveel mislukkingen, tekortkomingen en zelfs zondige dingen. Heer,
ik oordeel deze dingen en wil dat ze vernietigd worden.”
In Genesis 18:14 zei de Heer: “Zou voor de Here iets te wonderlijk zijn?” Elke ervaring van Christus
is wonderbaarlijk in onze ogen; het is een wonderbaarlijk werk van de Heer. Hoe kon Sara Isaak hebben
voortgebracht? Het was menselijk gezien onmogelijk. Als dat ons was overkomen, zou het in onze ogen iets
wonderbaarlijks en geweldig zijn geweest. Christelijke ervaringen zijn altijd zo, omdat het christelijke leven
een leven van onmogelijkheden is. Hoe geweldig is het dat alle onmogelijkheden met Christus mogelijkheden
worden! We kunnen doen wat andere mensen niet kunnen en we kunnen zijn wat anderen niet kunnen zijn,
omdat Christus heerlijk en wonderbaarlijk is in onze ervaring van Hem.
God kwam tot Abraham omdat Hij een bemiddelaar zocht. Op Zijn troon in de hemel had God besloten
Zijn oordeel uit te voeren op de goddeloze stad Sodom. Maar God zou nooit vergeten dat iemand van Zijn
volk, Lot, in die stad was. Lot realiseerde zich niet eens dat hij uit Sodom moest worden gered. Wat kon God
doen? Hij moest iemand vinden om voor Lot te bemiddelen. God kwam naar Abraham met het doel een
bemiddelaar te vinden. God heeft Zijn goddelijke principes. Een daarvan is dat Hij zonder voorspraak niemand
kan behouden. De behoudenis van elke christen is tot stand gekomen door voorbede. (Life-study of Genesis,
blz. 673, 675, 678)
Ter aanvulling lezen: Life-study of Genesis, boodschap 50-51
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________
__________________________________________________

VOLDOEN AAN GODS BEHOEFTE EN HUIDIGE BEHOEFTEN IN HET HERSTEL VAN DE HEER

(Vrijdag-Avond Sessie) Boodschap drie

De noodzaak om ons geloof in de Heer en onze liefde voor Hem te ontwikkelen

Lezen: 1 Pet. 1:8; Gal. 5:6; 3:2; Ef. 6:23; Hebr. 12:2a; Rom. 5:5; 8:39; 1 Johannes 4:8, 16 I.

We moeten ons geloof in de Heer en onze liefde voor Hem - Degene die we niet hebben gezien - 1 Petr. 1:8; Hebr. 12:2a; 1 Johannes 2:5; 4:12, 17-18:

A. Jezus Christus, “die u niet gezien hebt, die u liefhebt; in wie u, hoewel u Hem op dit moment niet ziet, maar toch gelooft, jubelt met een onuitsprekelijke en vol heerlijkheid” — 1 Petr. 1:8: 1. Hoewel we de Heer Jezus nooit hebben gezien, houden we van Hem; op dit moment kunnen we Hem niet zien, maar toch geloven we in Hem - vers. 8: A. Het is een wonder en een mysterie dat de gelovigen van Iemand houden die ze niet hebben gezien.

B. We hebben Hem lief die we niet hebben gezien vanwege het geloof, dat wil zeggen vanwege het geloof dat in ons is gegoten door het horen van het levende woord Gal. 3:2. 2. De gelovigen „juichen met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde” — 1 Petr. 1:8: een. We juichen met een vreugde die is ondergedompeld in heerlijkheid. B. Deze vreugde wordt als heerlijkheid in de Heer ondergedompeld; dus is het vol van de uitdrukking van de Heer - 2 Kor. 3:18.

3. Door in de Heer te geloven en Hem lief te hebben, verkrijgen we grote vreugde.

4. De normale toestand van een christen is „zich te verheugen met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde” — 1 Petr. 1:8. B. "Geloof baat, werkend door liefde" — Gal. 5:6: 1. Levend geloof is actief; het werkt door liefde.

2. Geloof ontvangt de Geest des levens; dus is het vol kracht - 3:2.

3. Geloof werkt door liefde om Gods doel te vervullen, dat wil zeggen, om het zoonschap van God te voltooien voor Zijn gemeenschappelijke uitdrukking – het Lichaam van Christus – 4:3-5; Rom. 12:4-5.

4. Liefde houdt verband met onze waardering voor Christus — Ef. 3:8, 17-18; Kol. 2:2: a. Zonder zo'n waardering kan het geloof niet werken - Gal. 5:6. B. Het horen van geloof wekt onze liefdevolle waardering op — Rom. 10:17; Gal. 3:2, 5. c. Hoe meer we de Heer liefhebben, des te meer geloof werkt om ons in de rijkdommen van de alomvattende Geest te brengen – v. 14; Ef. 3:8; Fil. 1:19. C. "Vrede aan de broeders en liefde met geloof van God de Vader en de Heer Jezus Christus" - Ef. 6:23: 1. Liefde met geloof is het middel waardoor we deel hebben aan Christus en deze ervaren - 1 Tim. 1:14. 2. We hebben geloof nodig als match en ondersteuning voor onze liefde — Titus 3:15. II. "Afzien naar Jezus, de Auteur en Volmaker van ons geloof" - Hebr. 12:2a: A. Geloof en liefde zijn twee onafscheidelijke, voortreffelijke deugden van de gelovigen in Christus – 1 Tim. 1:14; 2 Tim. 1:13; Titus 3:15; Gal. 5:6: 1. Door geloof ontvangen we de Heer, en door liefde genieten we van de Heer die we hebben ontvangen — Johannes 1:12; 14:21; 21:15-17. 2. Door het geloof ontvangen wij de Heer en daarom behagen wij God; door liefde genieten we van de Heer en houden we daarbij Zijn woord - Hebr. 11:6; Johannes 14:23. 3. Door geloof ontvangen en genieten we van het goddelijke leven dat ons wordt geopenbaard en gediend in het evangelie van Johannes; door liefde hebben we de Heer lief en degenen die Hem toebehoren — 3:16, 36; 20:31; 21:15-17; 13:34-35. B. Geloof is bedoeld om de onbegrensde rijkdommen van de Drie-enige God te waarderen, te onderbouwen en te ontvangen: 1:12; Ef. 3:16-17a: 1. Geloof is ons door God gegeven, zodat we Christus, de belichaming van de Drie-enige God, kunnen ontvangen en daardoor de Drie-enige God kunnen binnengaan en als één met Hem kunnen worden verbonden, Hem als onze leven, levensvoorraad en alles — 2 Petr. 1:1. 2. Door geloof in de Heer ontvangen we vergeving van zonden en eeuwig leven — Handelingen 10:43; Johannes 3:16. 3. Als we in de Heer geloven, geloven we in Hem - vers. 15: een. Door in Hem te geloven, gaan we Hem binnen om één met Hem te zijn, deel te hebben aan Hem en deel te nemen aan alles wat Hij voor ons heeft bereikt. B. Door in Hem te geloven, worden we met Hem geïdentificeerd in alles wat Hij is en in alles wat Hij heeft doorgemaakt, volbracht, bereikt en verkregen – 1 Kor. 1:30; Ef. 2:5-6; Kol. 3:1. C. Liefde is voor het ervaren, genieten en beleven van de onmetelijk rijke Drie-enige God — Markus 12:30; 2 Kor. 13:14: 1. Liefde komt voort uit geloof en stelt ons in staat om alle rijkdommen van de Drie-enige God in Christus uit te leven met degenen die met ons in Christus hebben geloofd, zodat de Drie-enige God een glorieuze gezamenlijke uitdrukking mag hebben - Ef. 3:19-21. 2. Liefde is voor de gelovigen om de Drie-enige God te dienen en door te geven aan hun medegelovigen, zodat alle gelovigen elkaar kunnen liefhebben met goddelijke, transcendente liefde en een gemeenschappelijk leven leiden in Christus - Rom. 12:4-5, 10.

3. Onze liefde voor de Heer moet absoluut zijn — Matth. 10:37; 1 Johannes 2:15; Openb. 12:11.

4. De Heer de eerste plaats in alle dingen geven, is Hem liefhebben met de eerste liefde, de beste liefde - Kol. 1:18; Openb. 2:4. 5. "God liefhebben betekent ons hele wezen - geest, ziel en lichaam, met hart, ziel, verstand en kracht (Marcus 12:30) - absoluut op Hem stellen, dat wil zeggen ons hele wezen laten zijn door Hem bezet en in Hem verloren, zodat Hij alles voor ons wordt en wij praktisch in ons dagelijks leven één met Hem zijn” — 1 Kor. 2:9, voetnoot 3.

III.“De liefde van God is in onze harten uitgestort door de Heilige Geest, die ons gegeven is” — Rom. 5:5:

A. God heeft Zijn liefde in onze harten uitgestort met de Heilige Geest, die ons gegeven is, als de motiverende kracht in ons, opdat we meer dan overwinnen in al onze beproevingen -v. 5; 8:39.

B. De liefde van God is God Zelf - 1 Johannes 4:8, 16. C. God als liefde is de goddelijke essentie die in onze harten is uitgestort - Rom. 5:5: 1. Het uitstorten van de liefde van God in onze harten is een zaak van de essentie van God.

2. Omdat we wedergeboren zijn, hebben we liefde als de aard van Gods essentie in ons.

3. Als gelovigen hebben we diep in ons hart iets van de goddelijke essentie, en dit is God de Vader in Zijn liefde. D. Omdat de liefde van God in onze harten is uitgestort, is het hart van elke gelovige in Christus een hart van liefde - Ef. 3:17. © 2021 Living Stream Ministry E. In onze ervaring en vreugde van God als de Vader in Zijn liefde, ervaren en genieten we van het uitdelen van liefde als de aard van Gods essentie in ons hart - Rom. 5:5, 8; 8:35, 39; 15:30; 2 Kor. 13:14.

MEETING GOD’S NEED AND PRESENT NEEDS IN THE LORD’S RECOVERY

(Friday—Evening Session)  Message Three

The Need to Develop Our Faith in the Lord and Our Love for Him Scripture

Reading: 1 Pet. 1:8; Gal. 5:6; 3:2; Eph. 6:23; Heb. 12:2a; Rom. 5:5; 8:39; 1 John 4:8, 16 I.

We need to develop and perfect our faith in the Lord and our love for Him—the One whom we have not seen—1 Pet. 1:8; Heb. 12:2a; 1 John 2:5; 4:12, 17-18:

A. Jesus Christ, “whom having not seen, you love; into whom though not seeing Him at present, yet believing, you exult with joy that is unspeakable and full of glory”—1 Pet. 1:8: 1. Although we have never seen the Lord Jesus, we love Him; at present we cannot see Him, yet we believe in Him—v. 8:

a. It is a wonder and a mystery that the believers love One whom they have not seen.

b. We love Him whom we have not seen because of believing, that is, because of the faith that has been infused into us through our hearing of the living word—Gal. 3:2. 2.

The believers “exult with joy that is unspeakable and full of glory”—1 Pet. 1:8: a. We exult with a joy that is immersed in glory. b. This joy is immersed in the Lord as glory; thus, it is full of the expression of the Lord—2 Cor. 3:18.

3. By believing into the Lord and loving Him, we obtain great joy.

4. The normal condition of a Christian is to “exult with joy that is unspeakable and full of glory”—1 Pet. 1:8. B. “Faith avails, operating through love”—Gal. 5:6: 1. Living faith is active; it operates through love.

2. Faith receives the Spirit of life; thus, it is full of power—3:2.

3. Faith operates through love to fulfill God’s purpose, that is, to complete the sonship of God for His corporate expression—the Body of Christ—4:3-5; Rom. 12:4-5.

4. Love is related to our appreciation of Christ—Eph. 3:8, 17-18; Col. 2:2: a. Without such an appreciation, faith cannot operate—Gal. 5:6. b. The hearing of faith awakens our loving appreciation—Rom. 10:17; Gal. 3:2, 5. c. The more we love the Lord, the more faith operates to bring us into the riches of the all-inclusive Spirit—v. 14; Eph. 3:8; Phil. 1:19. C.

“Peace to the brothers and love with faith from God the Father and the Lord Jesus Christ”—Eph. 6:23: 1. Love with faith is the means by which we partake of and experience Christ—1 Tim. 1:14. 2. We need faith as a match and support for our love—Titus 3:15. II. “Looking away unto Jesus, the Author and Perfecter of our faith”—Heb. 12:2a: A. Faith and love are two inseparable, excellent virtues of the believers in Christ—1 Tim. 1:14; 2 Tim. 1:13; Titus 3:15; Gal. 5:6: 1. Through faith we receive the Lord, and through love we enjoy the Lord whom we have received—John 1:12; 14:21; 21:15-17. 2. By faith we receive the Lord and therefore please God; by love we enjoy the Lord and thereby keep His word—Heb. 11:6; John 14:23. 3. By faith we receive and enjoy the divine life that is revealed and ministered to us in the Gospel of John; by love we love the Lord and those who belong to Him—3:16, 36; 20:31; 21:15-17; 13:34-35. B. Faith is for appreciating, substantiating, and receiving the unlimited riches of the Triune God—1:12; Eph. 3:16-17a: 1. Faith is given to us by God so that by it we may receive Christ, the embodiment of the Triune God, and thereby enter into the Triune God and be joined to Him as one, having Him as our life, life supply, and everything—2 Pet. 1:1. 2. By faith in the Lord, we receive the forgiveness of sins and eternal life—Acts 10:43; John 3:16. 3. When we believe in the Lord, we believe into Him—v. 15: a. By believing into Him, we enter into Him to be one with Him, to partake of Him, and to participate in all that He has accomplished for us. b. By believing into Him, we are identified with Him in all that He is and in all that He has passed through, accomplished, attained, and obtained—1 Cor. 1:30; Eph. 2:5-6; Col. 3:1. C. Love is for experiencing, enjoying, and living out the immeasurably rich Triune God— Mark 12:30;

2 Cor. 13:14: 1. Love issues out of faith and enables us to live out all the riches of the Triune God in Christ with those who have believed into Christ with us in order that the Triune God may have a glorious corporate expression—Eph. 3:19-21. 2. Love is for the believers to minister and transmit the Triune God to their fellow believers so that all the believers may love one another with divine, transcendent love and live a corporate life in Christ—Rom. 12:4-5, 10.

3. Our love for the Lord must be absolute—Matt. 10:37; 1 John 2:15; Rev. 12:11.

4. To give the Lord the first place in all things is to love Him with the first love, the best love—Col. 1:18; Rev. 2:4. 5. “To love God means to set our entire being—spirit, soul, and body, with the heart, soul, mind, and strength (Mark 12:30)—absolutely on Him, that is, to let our entire being be occupied by Him and lost in Him, so that He becomes everything to us and we are one with Him practically in our daily life”—1 Cor. 2:9, footnote 3.

III.

 “The love of God has been poured out in our hearts through the Holy Spirit, who has been given to us”—Rom. 5:5:

A. God has poured out His love in our hearts with the Holy Spirit, who has been given to us, as the motivating power within us, that we may more than conquer in all our tribulations—v. 5; 8:39.

B. The love of God is God Himself—1 John 4:8, 16. C. God as love is the divine essence that has been poured out in our hearts—Rom. 5:5: 1. The pouring out of the love of God in our hearts is a matter of the essence of God.

2. Because we have been regenerated, we have love as the nature of God’s essence within us.

3. As believers, deep in our hearts we have something of the divine essence, and this is God the Father in His love. D. Because the love of God has been poured out in our hearts, the heart of every believer in Christ is a heart of love—Eph. 3:17.

 

© 2021 Living Stream Ministry E. In our experience and enjoyment of God as the Father in His love, we experience and enjoy the dispensing of love as the nature of God’s essence into our hearts—Rom. 5:5, 8; 8:35, 39; 15:30; 2 Cor. 13:14.

 

VOLDOEN AAN GODS VERLANGEN EN DE HUIDIGE BEHOEFTEN IN HET WEDEROPBOUWWERK VAN DE HEER
Week 3: De nood om ons geloof in de Heer en onze liefde voor Hem te ontwikkelen. Voldoen aan Gods verlangen en de huidige behoeften in het wederopbouwwerk van de Heer © 2021 Living Stream Ministry 13
WEEK 3 – DAG 1
Ochtendvoeding
1 Pe. 1:7-9 Opdat de beproefdheid van uw geloof (…) blijkt te zijn tot lof en heerlijkheid en eer bij de openbaring van Jezus Christus. Hoewel u Hem niet gezien hebt, hebt u Hem lief;
hoewel u Hem nu niet ziet, maar gelooft, verheugt u zich in Hem met een onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde, terwijl u het einde van uw geloof ontvangt, de behoudenis van
uw zielen.
De Heer is vandaag met ons (Mt. 28:20), maar op een verborgen en gesluierde manier. Zijn terugkomst
zal Zijn openbaring zijn en dan zal Hij openlijk door iedereen worden gezien.
Hoewel wij de Heer niet hebben gezien, hebben wij Hem lief. Momenteel kunnen we Hem niet zien,
maar toch geloven we (1 Pe. 1:8). Het is een wonder en een mysterie dat de gelovigen Iemand liefhebben die
ze niet hebben gezien. We houden van Hem die we niet hebben gezien omdat we geloven en door het geloof
dat in ons geïnfuseerd is door het horen van het levende woord (Gal. 3:2).
"Verheerlijkte” vreugde (1 Pe. 1:8) is vreugde ondergedompeld in heerlijkheid. We verheugen ons met
een vreugde die ondergedompeld is in heerlijkheid. Deze vreugde is ondergedompeld in de Heer als
heerlijkheid en is dus de volledige uitdrukking van de Heer. Deze vreugde is ook onuitsprekelijk en gaat boven
ons vermogen om uit te spreken. Wat wonderlijk is, is ook onuitsprekelijk. Door in de Heer te geloven en Hem
lief te hebben, verkrijgen we grote vreugde. De normale situatie van een christen is om te verheugen “met een
onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde” (1 Pe. 1:8). (The Conclusion of the New Testament, blz. 3854-3855)
Lezen voor vandaag
Wat betreft geloof zijn er twee aspecten: het objectieve en het subjectieve aspect. In objectieve zin is
geloof datgene wat we geloven. In subjectieve zin is geloof ons geloven. Daarom is geloof zowel de actie van
geloven als datgene waarin we geloven. Wanneer we horen over de dingen waarin we kunnen geloven, wordt
geloof in ons voortgebracht. Als we meer horen over deze goede dingen, zullen we ze ook meer waarderen.
Deze waardering heeft spontaan tot gevolg dat we in die dingen geloven waarover we hebben gehoord. Daarom
is geloof zowel objectief als subjectief.
Dit subjectieve aspect van het geloof suggereert ten minste 8 punten. Ten eerste heeft geloof ons horen
nodig. Zonder het horen van het woord kan er geen geloof zijn. Geloof komt door het horen. Het woord dat
we horen omvat God, Christus, de Geest, het kruis, verlossing, behoudenis, vergeving en het eeuwig leven.
Het omvat ook het feit dat God door een proces is gegaan om de allesomvattende levengevende Geest te
worden. Volgens het Nieuwe Testament vertelt het evangelie ons over al deze zaken. Wanneer het evangelie
op een juiste manier wordt verkondigd, zullen degenen die het horen worden opgewekt en worden gevuld met
waardering. Hun horen van het woord van het evangelie is het begin van hun geloven.
Ten tweede omvat geloof ook waardering. Na het horen van het woord van het evangelie, is er een
spontane gewaarwording van waardering in diegenen die het horen. Dit geldt niet alleen voor diegenen die het
evangelie voor het eerst horen, maar ook voor alle gelovigen in Christus. Wanneer we het woord op de juiste
manier horen, zal dit onze waardering verder aanwakkeren voor de Heer.
Deze waardering wordt gevolgd door het aanroepen, het derde punt van het subjectieve aspect van het
geloof. Een ieder die de Heer Jezus waardeert zal spontaan “O Heer Jezus” roepen. Wellicht dat zij bepaalde
woorden van waardering uitspreken over de Heer in plaats van Hem aan te roepen. Misschien zullen zij zeggen:
“O, hoe goed is de Heer Jezus!”
Ten vierde omvat geloof ons ontvangen. Door de Heer Jezus te waarderen en Hem aan te roepen,
zullen we Hem spontaan ontvangen. Het vijfde punt is het accepteren. Zij die het evangelie horen en de Heer
Jezus waarderen, zullen Hem automatisch accepteren en ontvangen. Ten zesde omvat geloof het worden
verbonden met de Heer Jezus. Door Hem te ontvangen en te accepteren, worden we met Hem verbonden. Ten
zevende en achtste nemen wij deel aan Hem en genieten wij van Hem. Geloof neemt deel aan en geniet van
wat het ontvangt en accepteert. (Life-study of Galatians, blz. 122-123)
Ter aanvulling lezen: The Conclusion of the New Testament, boodschap 124, 382; Life-study of 1 Peter,
boodschap 6; Life-study of 2 Peter, boodschap 2; Life-study of Galatians, boodschap 14
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________

MEET GOD'S DESIRE AND PRESENT NEEDS IN THE LORD'S RECONSTRUCTION WORK
Week 3: The need to develop our faith in the Lord and our love for Him. Meeting God's Desire and Present Needs in the Lord's Reconstruction Work © 2021 Living Stream Ministry 13
WEEK 3 – DAY 1
morning food
1 P. 1:7-9 That the testing of your faith . . . may prove to be praise and glory and honor at the revelation of Jesus Christ. Though you have not seen Him, you love Him; though now ye see him not, but believe, rejoice in him with joy unspeakable and glorified, receiving the end of your faith, the salvation of your souls. The Lord is with us today (Mt. 28:20), but in a hidden and veiled way. His return will be His revelation and then He will be openly seen by all.
Though we have not seen the Lord, we love Him. Right now we can't see Him,
yet we believe (1 Peter 1:8). It is a wonder and a mystery that the faithful love One who
they have not seen. We love Him whom we have not seen because we believe and by faith
which has been infused into us by hearing the living word (Gal. 3:2).
"Glorified" joy (1Pe. 1:8) is joy immersed in glory. We rejoice with
a joy immersed in glory. This joy is immersed in the Lord as
glory and is thus the full expression of the Lord. This joy is also unspeakable and transcends
our ability to pronounce. What is wonderful is also ineffable. By believing in the Lord and Him
to love, we obtain great joy. The normal situation of a Christian is to rejoice “with a”
joy unspeakable and glorified” (1 Pe. 1:8). (The Conclusion of the New Testament, pp. 3854-3855)
Read for today
With regard to faith, there are two aspects: the objective and the subjective aspect. In an objective sense
believe what we believe. In a subjective sense, belief is our belief. Therefore faith is both the action of
believe as what we believe in. When we hear about the things we can believe in,
faith in us produced. When we hear more about these good things, we will appreciate them more.
This appreciation spontaneously leads us to believe in those things we have heard about. Therefore
belief is both objective and subjective.
This subjective aspect of belief suggests at least 8 points. First, faith made us hear
necessary. Without hearing the word there can be no faith. Faith comes by hearing. The word that
we hear includes God, Christ, the Spirit, the cross, redemption, salvation, forgiveness, and eternal life.
It also includes the fact that God has gone through a process to create the all-encompassing life-giving Spirit
turn into. According to the New Testament, the gospel tells us about all these things. When the Gospel
properly proclaimed, those who hear it will be resurrected and filled with
valuation. Their hearing of the word of the gospel is the beginning of their faith.
Second, faith includes appreciation. After hearing the word of the gospel, there is a
spontaneous sensation of appreciation in those who hear it. This does not only apply to those who
hear the gospel for the first time, but also for all believers in Christ. When we get the word right
way, it will further fuel our appreciation for the Lord.
This appreciation is followed by the invocation, the third point of the subjective aspect of the
believe. Anyone who appreciates the Lord Jesus will spontaneously cry out “O Lord Jesus”. Perhaps she determined
speak words of appreciation for the Lord instead of calling on Him. Perhaps they will say:
“Oh, how good is the Lord Jesus!”
Fourth, faith includes receiving. By appreciating the Lord Jesus and calling on Him,
we will receive Him spontaneously. The fifth point is acceptance. Those who hear the gospel and the Lord
Appreciating Jesus will automatically accept and receive Him. Sixth, faith involves becoming
associated with the Lord Jesus. By receiving and accepting Him, we become connected to Him. ten
seventh and eighth we partake of Him and enjoy Him. Faith participate and enjoy
what it receives and accepts. (Life study of Galatians, pp. 122-123)
Read additionally: The Conclusion of the New Testament, Messages 124, 382; Life-study of 1 Peter,
message 6; Life-study of 2 Peter, message 2; Life-study of Galatians, message 14
Enlightenment and inspiration:

WEEK 3 – DAG 2
Ochtendvoeding
Gal. 5:5-6 Want wij verwachten door de Geest op grond van geloof de hoop van de gerechtigheid.
Want (…) geloof dat door liefde werkt [heeft kracht].
Ef. 6:23 Vrede zij de broeders en liefde met geloof, van God de Vader en van de Heer Jezus
Christus.
Wij nemen deel aan Christus en ervaren Hem door liefde met geloof (1 Tim. 1:14). Door geloof
ontvangen wij Hem (Joh. 1:12) en door liefde genieten wij van Hem (Joh. 14:23). Efeziërs 6:23 spreekt niet
over geloof en liefde of liefde en geloof, maar over liefde met geloof. Dit laat ons zien dat we geloof nodig
hebben om onze liefde te ondersteunen. Liefde met geloof is nodig. Dit is de conclusie van Efeziërs, het boek
over de gemeente. De gemeente moet van Christus in liefde met geloof genieten, wat uitgewerkt wordt door
de liefde (Gal. 5:6). Liefde komt vanuit God naar ons, terwijl geloof vanuit ons naar God gaat. Door dit verkeer
van liefde en geloof, blijft vrede ons deel. Dit verkeer houdt ons ook in de voortdurende voorziening van
genade, in het genot van de Heer (Ef. 6:24). (Ef. 6:23, voetnoot 2, RcV)
Lezen voor vandaag
In Galaten 5:5 staat door de Geest, de Heilige Geest, in contrast met door het vlees (Gal. 3:3). Ook
staat op grond van geloof (Gal. 5:5) in contrast met op grond van werken van de wet (Gal. 3:2). De hoop van
de gerechtigheid (Gal. 5:5) betekent de gerechtigheid waar wij op hopen, die Christus Zelf is (1 Kor. 1:30).
Het is niet op grond van werken van de wet in het vlees, maar vanuit het geloof in de Geest. Christus is onze
hoop van de gerechtigheid. Hij is onze rechtvaardigheid vandaag en Hij is onze hoop die zal komen.
In Galaten 5:5 noemt Paulus de Geest samen met geloof. We hebben aangetoond dat de Geest door het
land wordt afgebeeld. We hebben ook gezien dat geloof de camera is die het landschap van genade fotografeert.
Om het juiste genot te hebben, hebben we de Geest als het allesomvattende land en geloof als het middel nodig
om van dit land te genieten. Terwijl wij genieten van de Geest door geloof, kijken we reikhalzend uit naar de
komende hoop van gerechtigheid.
In Galaten 5:6 vervolgt Paulus met: “Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch
onbesneden zijn, maar geloof dat door liefde werkt.” Zonder de Geest en geloof, heeft niets enige kracht. In
Christus Jezus betekent noch besnijdenis noch onbesnedenheid iets. Het enige wat uitmaakt is de Geest aan
Gods zijde en het geloof aan onze zijde. De Geest in het allesomvattende land voor ons genot en geloof is het
orgaan waarmee wij kunnen deelnemen aan dit rijke land en ervan kunnen genieten.
In Galaten 5:6 zegt Paulus ook dat geloof door liefde werkt. Levend geloof is actief. Het is actief om
de vervulling van de wet door liefde uit te werken (Gal. 5:14). Besnijdenis is eenvoudig een uiterlijk voorschrift
wat geen levenskracht heeft. Daarom betekent het niets. Het heeft geen kracht of praktische functie. Geloof
ontvangt de Geest van leven (Gal. 3:2), die vol van kracht is. Het werkt door liefde om niet alleen de wet te
vervullen, maar ook Gods doel, ofwel, om het zoonschap van God voor Zijn collectieve uitdrukking te voltooien.
Liefde is gerelateerd aan onze waardering van Christus. Zonder deze waardering kan geloof niet
werken. Wanneer wij het horen van het geloof hebben, wakkert dit horen onze liefdevolle waardering aan
waarna deze waardering ervoor zorgt dat geloof werkt. Geloof werkt omdat het deel neemt aan de rijkdommen
van de levengevende Geest. Hoe meer wij het horen van het geloof hebben, hoe meer waardering en liefde wij
zullen hebben. Hoe meer liefde we voor de Heer hebben, hoe meer geloof werkt. Hoe meer geloof werkt, hoe
meer het ons brengt tot in de rijkdommen, de winst, van de allesomvattende Geest. In plaats van te worden
berooft van de winst in Christus, worden we overvloedig verrijkt. In plaats van teniet gedaan te worden van
Christus, worden we versterkt met de overvloedige voorziening van de allesomvattende Geest.
Geloof ontvang de Geest van leven (Gal. 3:2) en werkt door liefde om de wet te vervullen (Gal. 5:13).
Geloof werkt door liefde en vervult daarom het zoonschap van God voor Zijn collectieve uitdrukking. Dit
geloof is de camera waarmee het landschap van genade wordt gefotografeerd, de genade die de
allesomvattende Christus is als de levengevende Geest voor ons genot. (Life-study of Galatians, blz. 224-226)
Ter aanvulling lezen: Life-study of Galatians, boodschap 14, 25; Life-study of Ephesians, boodschap 67
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________

WEEK 3 – DAY 2
morning food
Gal. 5:5-6 For through the Spirit we wait for the hope of righteousness through faith.
For . . . faith that works by love [has power].
Eph. 6:23 Peace be to the brethren, and love with faith, from God the Father and from the Lord Jesus
Christ.
We participate in Christ and experience Him through love with faith (1 Tim. 1:14). by faith we receive Him (John 1:12) and through love we enjoy Him (John 14:23). Ephesians 6:23 does not speak about faith and love or love and faith, but about love with faith. This shows us that we need faith have to support our love. Love with faith is needed. This is the conclusion of Ephesians, the book about the municipality. The church is to enjoy Christ in love with faith, which is worked out by love (Gal. 5:6). Love comes to us from God, while faith comes from us to God. Because of this traffic of love and faith, peace remains our portion. This traffic also keeps us in the constant supply of grace, in the delight of the Lord (Eph. 6:24). (Eph. 6:23, footnote 2, RcV)

 

 


Read for today
In Galatians 5:5 by the Spirit, the Holy Spirit, is contrasted with by the flesh (Gal. 3:3). Also on the basis of faith (Gal. 5:5) contrasts with the works of the law (Gal. 3:2). The hope of
the righteousness (Gal. 5:5) signifies the righteousness in which we hope, which is Christ Himself (1 Cor. 1:30).
It is not by works of the law in the flesh, but by faith in the Spirit. Christ is our hope of justice. He is our righteousness today and He is our hope that is to come.
In Galatians 5:5 Paul mentions the Spirit along with faith. We have shown that the Spirit through the country is displayed. We have also seen that faith is the camera that photographs the landscape of grace. To have proper enjoyment, we need the Spirit as the all-encompassing land and faith as the means
to enjoy this country. As we enjoy the Spirit by faith, we eagerly await the coming hope of justice.
In Galatians 5:6, Paul continues: “For in Christ Jesus neither circumcision has any power, nor... be uncircumcised, but believe that worketh by love.” Without the Spirit and faith, nothing has any power. In Christ Jesus neither circumcision nor uncircumcision means anything. All that matters is the Spirit on
God's side and faith on our side. The Spirit in the all-embracing land for our enjoyment and faith it is body through which we can participate in and enjoy this rich country.
In Galatians 5:6 Paul also says that faith works through love. Living faith is active. It is active at the fulfillment of the law by working out love (Gal. 5:14). Circumcision is simply an outward prescription which has no vitality. Therefore it means nothing. It has no power or practical function. Believe receive the Spirit of life (Gal. 3:2), which is full of power. It works through love not only to obey the law fulfill, but also God's purpose, that is, to complete the sonship of God for His collective expression.
Love is related to our appreciation of Christ. Without this appreciation, faith cannot to work. When we have the hearing of faith, this hearing stirs our loving appreciation after which this appreciation causes faith to work. Faith works because it participates in the riches of the life-giving Spirit. The more we have the hearing of faith, the more appreciation and love we have will have. The more love we have for the Lord, the more faith works. The more faith works, the more it brings us into the riches, the gain, of the all-encompassing Spirit. instead of becoming robbed of the gain in Christ, we are richly enriched. Instead of being nullified by Christ, we are strengthened with the abundant provision of the all-encompassing Spirit.
Faith receives the Spirit of life (Gal. 3:2) and works by love to fulfill the law (Gal. 5:13).

Faith works through love and therefore fulfills the sonship of God for His collective expression. This faith is the camera with which the landscape of grace is photographed, the grace that the all-encompassing Christ is like the life-giving Spirit for our enjoyment. (Life study of Galatians, pp. 224-226)
In addition, read: Life study of Galatians, messages 14, 25; Life-study of Ephesians, message 67
Lighting and inspiration:

WEEK 3 – DAG 3
Ochtendvoeding
Heb. 12:2 Terwijl wij zien op Jezus, de overste leidsman en de voleinder van het geloof, die om de vreugde die vóór Hem lag, het kruis heeft verdragen, terwijl Hij de schande heeft veracht, en die is gaan zitten aan de rechterzijde van de troon van God.
Heb. 11:6 Zonder geloof echter is het onmogelijk Hem te behagen; want wie tot God nadert, moet geloven dat Hij is en dat Hij een beloner is van hen die Hem zoeken.
In Hebreeën 11:6 staat dat het onmogelijk is om God te behagen zonder geloof. Dit een zeer sterke uitspraak.

God behagen betekent God blij maken. Zonder geloof is het voor jou en mij onmogelijk om God
blij te maken. Dit laat het belang van het geloof zien.
Alleen geloof kan God blij maken, en geloof betekent dat we geloven dat God is. Het is niet ik, maar
Christus. Om te geloven dat God is, is de enige weg, de unieke weg, om God blij te maken, om God te behagen.
Terwijl je je haar kamt, zou je moeten zeggen: “Niet langer ik, maar Christus.” Voor veel zusters is het echter
niet Christus, maar zichzelf. Als Christus je haar zou kammen, zou Hij het niet kammen volgens jouw manier.
Dit moet je onthouden. Wanneer je je haar kamt, moet je in staat zijn om te zeggen: “Prijs de Heer. Het is niet
langer ik, maar Christus.” We moeten alles op deze manier doen. (CWWL, 1994-1997, deel 1, “Crystallizationstudy of the Epistle to the Romans,” blz. 275, 280)
Lezen voor vandaag
Wanneer broeders mij komen bezoeken, bidt ik vaak: “Heer, de broeders komen mij bezoeken. Ik ben
niet diegene die in hun behoefte kan voorzien. Heer, dat bent U.” Dit is geloof: geloven dat ik niet ben, maar
dat Hij wel is. Ik moet mijzelf in alles verloochenen en in alles op Hem vertrouwen. Om jezelf te verloochenen
en op Hem te vertrouwen is geloof. Dit betekent het om te geloven dat God is.
Zelfs aan het einde van een samenkomst voor de bediening van het woord moeten we zeggen:
“Heiligen, nu is het jullie beurt om te delen.” Maar we moeten zeggen: “Het is niet onze beurt, maar de beurt
van de Heer.” Als we op deze manier leven, zullen de rijkdommen van Christus uit onze mond stromen. Vaak
voordat ik naar een samenkomst ga, bidt ik tot de Heer: “Heer, ik moet niet de spreker zijn, maar U. Ik ben
gekruisigd. maar U leeft in mij. U moet de spreker zijn.” Dit maakt een groot verschil. We moeten onszelf
verloochenen en vertrouwen in de Heer, ofwel, te geloven dat God is. (CWWL, 1994-1997, deel 1,
“Crystallization-study of the Epistle to the Romans,” blz. 280-281)
Door geloof ontvangen wij Hem (Joh. 1:12) en door liefde genieten wij van Hem (Joh. 14:23). In het
Evangelie volgens Johannes wordt ons vertelt dat we eerst in de Zoon moeten geloven om het eeuwige leven
te verkrijgen (Joh. 3:15). Geloven in de Heer Jezus betekent Hem ontvangen. Het Evangelie volgens Johannes
legt de nadruk op liefde. In hoofdstuk 21 vraagt de Heer Petrus over zijn liefde voor Hem (Joh. 21:15-17).
Bovendien spreekt de Heer in Johannes 14:23 over de Vader en de Zoon die woning maken bij diegene die de
Heer Jezus liefheeft. Daarom ontvangen wij de Heer Jezus door geloof en genieten wij van Hem door liefde.
Daarom noemt Paulus in 1 Timoteüs 1:14 geloof en liefde samen.
In 1 Tessalonicenzen 5:8 spreekt Paulus ook over geloof en liefde. In dit vers bemoedigt hij de heiligen
om “het borstharnas van het geloof en de liefde” aan te doen. Als we dit vers met Efeziërs 6:14 vergelijken,
zien we dat er twee soorten borstharnassen zijn, één voor ons dagelijks leven en één voor het strijden. Voor
ons dagelijks leven hebben we het borstharnas van geloof en liefde nodig. Geloof en liefde zijn beide teder, ze
worden in de Bijbel door de borsten afgebeeld. Zulke tedere delen van ons wezen, onze geestelijke borsten,
moeten worden bedekt door het borstharnas. Door het borstharnas worden ons geloof en onze liefde, die nodig
zijn voor een juist christelijk leven, bewaard. Het borstharnas van gerechtigheid in vers 14 integendeel, is voor
het strijden. Wanneer we deelnemen aan geestelijke oorlogvoering, moet ons geweten worden beschermd van
satans beschuldigingen door het borstharnas van de gerechtigheid. (The Conclusion of the New Testament, blz.
3472-3473)
Ter aanvulling lezen: CWWL, 1994-1997, deel 1, “Crystallization-study of the Epistle to the Romans,” hfst. 7-
8, 11; The Conclusion of the New Testament, boodschap 345; Life-study of 1 Timothy, boodschap 1-2, 12
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________

WEEK 3 – DAY 3
morning food
Have got. 12:2 Looking to Jesus, the chief ruler and finisher of the faith, who for the joy that was set before Him endured the cross, despising the shame, and who sat down at the right side of the throne of God.
Have got. 11:6 But without faith it is impossible to please him; for he that draws near to God must believe that He is and that He is a rewarder of those who seek Him.
Hebrews 11:6 says it is impossible to please God without faith. This is a very strong statement.

To please God means to please God. Without faith it is impossible for you and me to know God
to make you happy. This shows the importance of faith.
Only faith can make God happy, and faith means we believe that God is. It's not me, but
Christ. To believe that God is is the only way, the unique way, to please God, to please God.
As you comb your hair, you should say, "No longer me, but Christ." However, for many sisters it is
not Christ, but himself. If Christ combed your hair, He would not comb it your way.
You have to remember this. When you comb your hair, you should be able to say, “Praise the Lord. It's not
longer I, but Christ.” We have to do everything this way. (CWWL, 1994-1997, Part 1, “Crystallization Study of the Epistle to the Romans,” pp. 275, 280)
Read for today
When brothers come to visit me, I often pray, “Lord, the brothers come to visit me. I am
not the one who can meet their needs. Lord, that is You.” This is faith: believing that I am not, but
that He is. I must deny myself in everything and trust in Him in everything. To deny yourself
and to trust in Him is faith. This is what it means to believe that God is.
Even at the end of a meeting for the ministry of the word we must say:
“Saints, now it is your turn to share.” But we have to say: “It's not our turn, it's our turn
of the Lord.” If we live this way, the riches of Christ will flow out of our mouths. Often
before going to a meeting, I pray to the Lord, "Lord, I must not be the speaker, but You. I am
crucified. but you live in me. You must be the speaker.” This makes a big difference. We have to ourselves
to deny and trust in the Lord, that is, to believe that God is. (CWWL, 1994-1997, part 1,
“Crystallization Study of the Epistle to the Romans,” pp. 280-281)
By faith we receive Him (John 1:12) and by love we enjoy Him (John 14:23). In the
Gospel according to John we are told that we must first believe in the Son in order to have eternal life
to obtain (John 3:15). Believing in the Lord Jesus means receiving Him. The Gospel According to John
emphasizes love. In chapter 21, the Lord asks Peter about his love for Him (John 21:15-17).
Moreover, in John 14:23, the Lord speaks of the Father and the Son dwelling with those who make the
Lord Jesus loves. Therefore, we receive the Lord Jesus by faith and enjoy Him through love.
That is why Paul mentions faith and love together in 1 Timothy 1:14.
In 1 Thessalonians 5:8 Paul also speaks about faith and love. In this verse he encourages the saints
to put on "the breastplate of faith and love." If we compare this verse with Ephesians 6:14,
we see that there are two kinds of breastplates, one for our daily life and one for combat. For
our daily life we ​​need the breastplate of faith and love. Faith and love are both tender, they
are depicted in the Bible by the breasts. Such tender parts of our being, our spiritual breasts,
must be covered by the chest harness. Through the breastplate our faith and love, which are needed
have been preserved for a proper Christian life. The breastplate of righteousness in verse 14 on the contrary, is for
fighting. When we engage in spiritual warfare, our conscience must be protected from
Satan's accusations through the breastplate of righteousness. (The Conclusion of the New Testament, p.
3472-3473)
Read in addition: CWWL, 1994-1997, Part 1, “Crystallization Study of the Epistle to the Novels,” chap. 7-
8, 11; The Conclusion of the New Testament, Message 345; Life-study of 1 Timothy, message 1-2, 12
Lighting and inspiration:

WEEK 3 – DAG 4
Ochtendvoeding
Joh. 3:15 Opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.
Tit. 3:15 Jou groeten allen die bij mij zijn. Groet hen die ons liefhebben in het geloof. De genade
zij met jullie allen.
In de Heer geloven betekent Hem ontvangen (Joh. 1:12). De Heer kan ontvangen worden. Hij is nu de
levengevende Geest, met zijn volledige verlossing, die wacht en verwacht dat wij Hem ontvangen. Onze geest
is het ontvangende orgaan. Wij kunnen de Geest van de Heer in onze geest ontvangen door in Hem te geloven.
Op het moment dat wij in Hem geloven, komt Hij als de Geest onze geest binnen. Dan worden we door Hem,
de levengevende Geest, wedergeboren en worden we één geest met Hem (1 Kor. 6:17). Wanneer we in de Heer
geloven, geloven we tot in Hem. Door in Hem te geloven, gaan we Hem binnen om één te zijn met Hem, aan
Hem deel te hebben en te delen in alles wat Hij voor ons heeft volbracht. Door tot in Hem te geloven, worden
we met Hem geïdentificeerd in alles wat Hij is en in alles waar Hij doorheen is gegaan, heeft volbracht, heeft
bereikt en heeft verkregen. Wanneer wij één met Hem worden door tot in Hem te geloven, worden we gered
en wedergeboren door Hem als leven. Door tot in Hem te geloven nemen we deel aan Hem als leven en worden
we wedergeboren in Hem. (Life-study of John, blz. 117)
Lezen voor vandaag
Geloof in Titus 3:15 verwijst naar het subjectieve geloof, de handeling van ons geloven, die ons in een
organische eenheid met de Heer brengt (Joh. 3:15; Gal. 3:26) en die door liefde werkt (Gal. 5:6). Het was in
het element en de werking van dit geloof dat de heiligen, die één met de Heer waren in Zijn bezorgdheid, de
lijdende en trouwe apostel lief hadden. Geloof en liefde zijn twee onafscheidelijke, voortreffelijke deugden
van de christenen. Geloof is ons door God gegeven (2 Pe. 1:1, voetnoot 5, RcV), zodat wij hierdoor Christus
kunnen ontvangen (Joh. 1:12), de belichaming van de Drie-enige God (Kol. 2:9) en daardoor in de Drie-enige
God kunnen binnengaan en met Hem worden samengevoegd tot één, zodat we Hem hebben als ons leven, onze
levensvoorziening en alles. Geloof is om de onbeperkte rijkdommen van de Drie-enige God te waarderen, te
verwezenlijken en te ontvangen.
De brief aan Titus is de conclusie van de drie boeken: 1 en 2 Timoteüs en Titus, en eindigt met het
wonderbaarlijke geloof en de super-uitnemende liefde. Dit betekent dat dit wonderbaarlijke geloof en deze
super-uitnemende liefde onmisbaar zijn om in de stroom van het verval van de gemeente daadwerkelijk stand
te kunnen houden en de neerwaartse trend en factor in de gemeente te kunnen overwinnen. Wij behoren niet
te wandelen door wat we zien of zorg te dragen voor de uiterlijke situatie. In plaats daarvan moeten we in dit
wonderbaarlijke geloof van zijn bron genieten, die de Drie-enige God is, met wie wij zijn samengevoegd door
dit geloof, en door deze super-uitnemende liefde van de Drie-enige God moeten we Hem, en allen die Hem
toebehoren, liefhebben. Alleen op deze manier kunnen wij, in de stroom van het verval van de gemeente, de
overwinnaars worden die de Heer roept en verlangt te verkrijgen in Openbaring 2 en 3.
Dit wonderbaarlijke geloof en deze super-uitnemende liefde komen uit de Drie-enige God die er vurig
naar verlangt om met ons samengevoegd te zijn zodat Hij alles voor ons kan zijn. Deze Drie-enige God ging
is door het proces van vleeswording, kruisiging, opstanding uit de dood en hemelvaart naar de hoogste hemelen
heengegaan en werd uiteindelijk voleindigd als de levengevende Geest (1 Kor. 15:45). Deze Geest van het
leven (Rom. 8:2), die goddelijkheid, menselijkheid en Christus’ kruisiging, opstanding en hemelvaart omvat
en die de werkelijkheid van de allesomvattende Christus is (Joh. 14:16-20), woont in onze wedergeboren geest
(Rom. 8:16; 2 Tim. 4:22). Wanneer we contact hebben met deze Drie-enige God door gebed en door Hem te
aanschouwen, door middel van onze geest, die eens dood was en levend gemaakt is, infuseert Hij Zichzelf in
ons op veel manieren om het geloof binnenin ons te worden naar Hem en de liefde buiten ons te worden naar
allen die Hem toebehoren. Zo'n geloof en zo'n liefde zijn de werkelijkheid en uitdrukking (1 Joh. 4:8, 16) van
de Drie-enige God: de Vader, de Zoon en de Geest, in wie wij geloven en wie we aanbidden en ontvangen.
(Tit. 3:15, voetnoot 1, RcV)
Ter aanvulling lezen: Life-study of John, boodschap 9, 36; Life-study of Titus, boodschap 1-3
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________

WEEK 3 – DAY 4
morning food
John 3:15 That whoever believes in Him should not perish, but have eternal life.
tit. 3:15 All who are with me greet you. Greet those who love us in faith. the grace
she with all of you.
To believe in the Lord means to receive Him (John 1:12). The Lord can be received. He is now the
life-giving Spirit, with his full redemption, who waits and expects us to receive him. our mind
is the receiving body. We can receive the Spirit of the Lord in our minds by believing in Him.
The moment we believe in Him, He enters our mind as the Spirit. Then we become through Him,
the life-giving Spirit, born again and become one spirit with Him (1 Cor. 6:17). When we're in the Lord
believe, we believe unto Him. By believing in Him, we enter Him to be one with Him, to
To have Him part and share in all that He has accomplished for us. By believing in Him, we become
we identified with Him in all that He is and in all that He has gone through, has accomplished, has
achieved and obtained. When we become one with Him by believing in Him, we are saved
and born again through Him as life. By believing in Him we participate in Him as life and becoming
we are born again in Him. (Life study of John, p. 117)
Read for today
Belief in Titus 3:15 refers to subjective belief, the act of believing, which puts us in a
organic union with the Lord (John 3:15; Gal. 3:26) and who works through love (Gal. 5:6). it was in
the element and operation of this belief that the saints, who were one with the Lord in His concern,
suffering and faithful apostle. Faith and love are two inseparable, exquisite virtues
of the Christians. Faith is given to us by God (2 Pet. 1:1, footnote 5, RCV), so that through it we may Christ
can receive (John 1:12), the embodiment of the Triune God (Col. 2:9) and therefore in the Triune
God can enter and be merged with Him into one, so that we may have Him as our life, our
livelihood and everything. Faith is to appreciate, to appreciate the unlimited riches of the Triune God
achieve and receive.
The Epistle to Titus is the conclusion of the three books: 1 and 2 Timothy and Titus, and ends with the
wondrous faith and the super-excellent love. This means that this wonderful faith and this
super-excellent love are indispensable to actually stand in the flow of the decay of the church
and overcome the downward trend and factor in the municipality. we don't belong
to walk through what we see or to take care of the outer situation. Instead, in this
wonderful faith from its source, which is the Triune God, with whom we are joined by
this faith, and by this super-excellent love of the Triune God, we must worship Him, and all who
accessory, love. Only in this way can we, in the current of the decay of the church,
become overcomers that the Lord calls and desires to obtain in Revelation 2 and 3.
This wondrous faith and this super-excellent love come from the Triune God who is fervent
longs to be joined with us so that He can be all to us. This Triune God went
is through the process of incarnation, crucifixion, resurrection from the dead and ascension to the highest heavens
and was finally finished as the life-giving Spirit (1 Cor. 15:45). This Spirit of the
life (Rom. 8:2), which includes divinity, humanity, and Christ's crucifixion, resurrection, and ascension
and who is the reality of the all-embracing Christ (John 14:16-20), dwells in our born-again spirit
(Rom. 8:16; 2 Tim. 4:22). When we communicate with this Triune God through prayer and
beholding, through our spirit, which was once dead and made alive, He infuses Himself into
us in many ways to become the faith within us to Him and the love outside us to become
all who belong to Him. Such faith and love are the reality and expression (1 John 4:8, 16) of
the Triune God: the Father, the Son and the Spirit, in whom we believe and whom we worship and receive.
(Tit. 3:15, footnote 1, RcV)
Additional reading: Life Study of John, Message 9, 36; Life-study of Titus, message 1-3
Lighting and inspiration:

WEEK 3 – DAG 5
Ochtendvoeding
1 Kor. 2:9 Maar zoals geschreven staat: ‘Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in
geen mensenhart is opgekomen, wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben’.
Kol. 1:18 En Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente, Hij die het begin is, de eerstgeborene
uit de doden, opdat Hij in alle dingen de eerste plaats zou innemen.
Om de diepe en verborgen dingen die God heeft bepaald en voor ons heeft voorbereid te
verwezenlijken en er aan deel te nemen, moeten wij niet slechts in Hem geloven maar Hem ook liefhebben.
God vrezen, God aanbidden en in God geloven (ofwel God ontvangen) zijn allemaal ontoereikend; Hem
liefhebben is de onmisbare vereiste. God liefhebben betekent ons hele wezen: geest, ziel en lichaam met het
hart, de ziel, het verstand en de kracht (Mc. 12:30), absoluut op Hem zetten. Dit betekent dat wij ons hele
wezen door Hem laten innemen en ons verliezen in Hem, zodat Hij alles voor ons wordt en wij in ons dagelijks
leven één met Hem zijn. Op deze manier hebben we de nauwste en meest intieme gemeenschap met God, en
kunnen we in Zijn hart binnengaan en alle geheimen van Zijn hart begrijpen (Ps. 73:25; 25:14). (1 Kor. 2:9,
voetnoot 3, RcV)
Lezen voor vandaag
Liefde komt voort uit zo'n wonderbaarlijk geloof en stelt ons in staat om alle rijkdommen van de Drieenige God in Christus tot uitdrukking te brengen met zij die met ons in Christus hebben geloofd, opdat de Drieenige God: de Vader, de Zoon en de Geest, een heerlijke uitdrukking heeft. Liefde is om de onmetelijk rijke
Drie-enige God te ervaren, van Hem te genieten en Hem tot uitdrukking te brengen. Geloof is om de gelovigen
samen te voegen met de Drie-enige God, die alles voor hen is. Liefde is voor de gelovigen om de Drie-enige
God aan hun medegelovigen uit te delen en over te brengen zodat, in zo'n wonderbaarlijk en krachtig geloof,
alle gelovigen elkaar kunnen liefhebben met goddelijke, alles overstijgende liefde en een collectief leven
kunnen leiden in Christus. Op deze manier wordt het Lichaam van Christus verwezenlijkt en wordt de door
een proces gegane Drie-enige God op de aarde tot uitdrukking gebracht in de allesomvattende Christus door
de onmetelijke levengevende Geest.
Geloof en liefde zijn de rijke genade die ons is gegeven in Christus door de Drie-enige God (1 Tim.
1:14), niet alleen om de motiverende kracht en uitdrukking van ons geestelijke leven te zijn, maar ook om ons
borstharnas te worden (1 Tes. 5:8), die de vitale delen van ons wezen bedekt en beschermt. Door zo'n geloof
kunnen we het goddelijke leven, dat in het hele Evangelie volgens Johannes aan ons is geopenbaard en aan
ons is uitgedeeld (Joh. 3:16, 36), ontvangen en ervan genieten, en door zo'n liefde kunnen we de Heer, en
degenen die Hem toebehoren, liefhebben (Joh. 21:15-17; 13:34-35). Zo'n geloof en zo'n liefde zijn verbonden
en gaan samen: liefde komt uit geloof en geloof werkt door liefde (Gal. 5:6). Liefde met geloof stelt ons in
staat onze Heer in onvergankelijkheid lief te hebben opdat we een overwinnend gemeenteleven kunnen leiden
(Ef. 6:23-24) voor de vervulling van Gods nieuwtestamentische economie in Christus voor de gemeente.
Daarom is het in dit geloof dat wij voor God welbehaaglijk zijn (Heb. 11:6) en in deze liefde dat wij door de
Heer gezegend worden (1 Kor. 16:22). Mag deze liefde met dit geloof zijn aan de broeders van God de Vader,
en van de Heer Jezus Christus (Ef. 6:23). (Tit. 3:15, voetnoot 1, RcV)
Ik waardeer dat wij allemaal het wederopbouwwerk van de Heer liefhebben. Als wij het
wederopbouwwerk niet liefhadden, zouden we hier niet zijn. Maar wij moeten zien dat de Heer in de zeven
brieven aan de gemeenten in Openbaring 2 en 3 als eerste het herstel van de eerste liefde behandelt (Op. 2:4).
Hebben wij Hem lief? Jazeker. Maar geven wij Hem de eerste plaats in alle dingen? De Heer de eerste plaats
in alle dingen geven betekent dat wij Hem liefhebben met de eerste liefde, de beste liefde. Om Hem de eerste
plaats te kunnen geven, moeten wij gewillig zijn om aangepast te worden, om verbroken te worden, om tot
niets gemaakt te worden, zodat de Heer een weg kan hebben in ons, door ons en onder ons voor de opbouw
van Zijn organische Lichaam. (CWWL, 1991-1992, deel 3, “Fellowship concerning the Urgent Need of the
Vital Groups,” blz. 462)
Ter aanvulling lezen: CWWL, 1994-1997, deel 5, “The Vital Groups,” hfst. 8
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________

WEEK 3 – DAY 5
morning food
1 Cor. 2:9 But as it is written, "Eye has not seen, nor ear has heard, and no heart of man hath conceived what God hath prepared for them that love him."
Col. 1:18 And He is the head of the body, the church, He who is the beginning, the firstborn
from the dead, that He might take the first place in all things.
To understand the deep and hidden things that God has decreed and prepared for us
To realize and participate in it, we must not only believe in Him but also love Him.
Fearing God, worshiping God, and believing in God (i.e. receiving God) are all inadequate; It
to love is the indispensable requirement. Loving God means our whole being: mind, soul and body with it
heart, soul, mind, and strength (Mk. 12:30), absolutely upon Him. This means that we
orphans taken by Him and lost in Him, so that He becomes everything to us and we in our daily life
life to be one with Him. In this way we have the closest and most intimate communion with God, and
we can enter into His heart and comprehend all the secrets of His heart (Ps. 73:25; 25:14). (1 Cor. 2:9,
footnote 3, RCV)
Read for today
Love springs from such a wonderful faith and enables us to express all the riches of the Triune God in Christ with those who have believed in Christ with us, that the Triune God: the Father, the Son and the Spirit , has a lovely expression. Love is for the immeasurably rich
To experience, enjoy and express Himself Triune God. Faith is for the believers
unite with the Triune God, who is everything to them. Love is for the faithful to the Triune
God to distribute and convey to their fellow believers so that, in such wondrous and powerful faith,
all believers can love one another with divine, transcendent love and a collective life
can lead in Christ. In this way the Body of Christ is realized and the
a processed Triune God expressed on the earth in the all-embracing Christ through
the immeasurable life-giving Spirit.
Faith and love are the rich grace given to us in Christ by the Triune God (1 Tim.
1:14), not only to be the motivating force and expression of our spiritual life, but also to help us
become a breastplate (1 Thes. 5:8), covering and protecting the vital parts of our being. By such faith
can we experience the divine life revealed to us in the entire Gospel of John and
has been distributed to us (John 3:16, 36), receive and enjoy it, and by such love we may worship the Lord, and
love those who belong to Him (John 21:15-17; 13:34-35). Such faith and such love are connected
and go together: love comes from faith and faith works by love (Gal. 5:6). Love with faith sets us up
stands our Lord in imperishable love that we may live victorious church life
(Eph. 6:23-24) for the fulfillment of God's New Testament economy in Christ for the church.
Therefore it is in this faith that we are well-pleasing to God (Heb. 11:6) and in this love that through the
Lord be blessed (1 Cor. 16:22). May this love with this faith be to the brethren of God the Father,
and of the Lord Jesus Christ (Eph. 6:23). (Tit. 3:15, footnote 1, RcV)
I appreciate that we all love the Lord's rebuilding work. if we do
If we didn't love reconstruction work, we wouldn't be here. But we must see that the Lord in the seven
letters to the congregations in Revelation 2 and 3 first deal with the restoration of the first love (Rev. 2:4).
Do we love Him? Yes, of course. But do we give Him first place in all things? The Lord First
giving in all things means that we love Him with the first love, the best love. To Him the first
place, we must be willing to be adjusted, to be broken, to
nothing to be made, that the Lord may have a way in us, through us and among us for the edification
of His organic Body. (CWWL, 1991-1992, part 3, “Fellowship concerning the Urgent Need of the
Vital Groups,” p. 462)
Read in addition: CWWL, 1994-1997, Vol. 5, “The Vital Groups,” chap. 8
Lighting and inspiration:

WEEK 3 – DAG 6
Ochtendvoeding
Rom. 5:5 En de hoop beschaamt niet, omdat de liefde van God in onze harten is uitgestort door de
Heilige Geest die ons gegeven is.
1 Joh. 4:8 Wie niet liefheeft, heeft God niet gekend, want God is liefde.
1 Joh. 4:19 Wij hebben lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad.
De liefde van God is God Zelf (1 Joh. 4:8, 16). God heeft Zijn liefde in onze harten uitgestort met de
Heilige Geest, die ons gegeven is, als de motiverende kracht in ons zodat we meer dan overwinnend kunnen
zijn in al onze verdrukkingen. (Rom. 5:5, voetnoot 1, RcV)
God is liefde; wij hebben lief omdat Hij ons eerst heeft liefgehad (1 Joh. 4:8, 19). God wil niet dat wij
liefhebben met onze natuurlijke liefde maar met Hem als onze liefde. God schiep de mens naar Zijn beeld (Gn.
1:26) en dit betekent dat Hij de mens schiep volgens wat Hij is. Gods beeld is wat God is en Zijn eigenschappen
zijn wat Hij is. Volgens de openbaring in de Heilige Schrift is liefde de eerste eigenschap van God. God schiep
de mens naar Zijn eigenschappen, waarvan de eerste liefde is. Hoewel de geschapen mens niet de werkelijkheid
van liefde heeft, is er iets in zijn geschapen wezen dat anderen wil liefhebben. Zelfs de gevallen mens heeft in
hem het verlangen om lief te hebben. Maar dat is slechts een menselijke deugd, de uitdrukking van de
goddelijke eigenschap van liefde. Toen we werden wedergeboren, infuseerde God ons met Zichzelf als liefde.
Wij hebben Hem lief omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. Hij begon deze liefde. (CWWL, 1994-1997, deel 5,
“The Vital Groups,” blz. 121)
Lezen voor vandaag
Vanaf de dag waarop we in de Heer Jezus geloofden, is de liefde van God in onze harten uitgestort.
Dit heeft niet slechts te maken met gevoel. Integendeel, er is iets substantieels, iets essentieels, in onze harten
uitgestort. Dit betekent dat wij als gelovigen diep in ons hart iets van de goddelijke essentie hebben en dit is
God als liefde. Met andere woorden, God als liefde is de goddelijke essentie die in onze harten is uitgestort.
Daarom heeft het uitstorten van de liefde van God in onze harten niet slechts met gevoel te maken, maar met
de essentie van God.
Omdat er iets van de goddelijke essentie in onze harten is uitgestort, is het hart van iedere christen een
hart van liefde. Ik kan getuigen dat mijn hart vanaf het moment van mijn wedergeboorte heel anders is geweest
dan daarvoor. Omdat wij wedergeboren zijn, hebben wij de liefhebbende essentie in ons, zelfs als we even
ergens boos over zijn. Deze liefhebbende essentie is God Zelf als liefde. De natuur van de Vader, Zijn essentie,
is in onze harten uitgestort en nu hebben wij deze essentie binnenin ons. (CWWL, 1983, deel 2, “The Divine
Dispensing of the Divine Trinity,” blz. 512)
Vanaf de dag dat wij voor het eerst de Heer Jezus aanriepen, is de liefde van God in onze harten
uitgestort door de Heilige Geest. Dit betekent dat de Geest de liefde van God aan ons openbaart, in ons
bevestigt en ons zekerheid geeft. De inwonende Heilige Geest lijkt te zeggen: “Twijfel niet. God heeft jou lief.
Je begrijpt niet waarom je nu lijdt, maar op een dag zul je zeggen: ‘Vader, dank U voor de moeilijkheden en
beproevingen waar ik doorheen ben gegaan.’” Wanneer je door de poort van de eeuwigheid heengaat, zul je
zeggen: “Prijs de Heer voor de verdrukkingen en beproevingen die mij tijdens mijn reis overvielen. God heeft
ze gebruikt om mij te transformeren."
Wij kunnen de aanwezigheid van Gods liefde in ons niet ontkennen. We waren eens vijanden, maar
Christus heeft Zijn bloed aan het kruis vergoten om ons te verzoenen met God. Wat een liefde! God is
soeverein. Hij weet wat het beste voor ons is. We moeten eenvoudig bidden: “Heer, heb Uw weg. Ik wil
gewoon wat U wilt. Ik laat alles volledig aan U over.” Dit is onze reactie naar God wanneer wij opnieuw
beseffen dat hij ons zo liefheeft en dat Zijn liefde in onze harten is uitgestort door de Heilige Geest. (Life-study
of Romans, blz. 102-103)
Ter aanvulling lezen: CWWL, 1983, deel 2, “The Divine Dispensing of the Divine Trinity,” hfst. 43; Life-study
of Romans, boodschap 9
Verlichting en inspiratie: ________________________________________________________________

WEEK 3 – DAY 6
morning food
Rom. 5:5 And hope does not disappoint, because the love of God has been poured out in our hearts through the
Holy Spirit given to us.
1 John 4:8 He who does not love has not known God, for God is love.
1 John 4:19 We love because He first loved us.
The love of God is God Himself (1 John 4:8, 16). God has poured out His love in our hearts with the Holy Spirit given to us as the motivating force within us so that we can be more than conquering
are in all our afflictions. (Rom. 5:5, footnote 1, RCV)
God is love; we love because He first loved us (1 John 4:8, 19). God doesn't want us
love with our natural love but with Him as our love. God created man in His image (Gn.
1:26) and this means that He created man according to what He is. God's image is what God is and His attributes
be what He is. According to the revelation in the Holy Scriptures, love is the first attribute of God. God created
man according to His attributes, the first of which is love. Although created man is not reality
of love, there is something in his created being that wants to love others. Even fallen man has in
him the desire to love. But that is only a human virtue, the expression of the
divine quality of love. When we were born again, God infused us with Himself as love.
We love Him because He first loved us. He started this love. (CWWL, 1994-1997, part 5,
“The Vital Groups,” p. 121)
Read for today
From the day we believed in the Lord Jesus, the love of God has been poured out in our hearts.
This is not just about feeling. On the contrary, there is something substantial, something essential, in our hearts
poured out. This means that we as believers have something of the divine essence deep in our hearts and this is
God as love. In other words, God as love is the divine essence poured out in our hearts.
Therefore, the pouring out of the love of God in our hearts has to do not only with feeling, but with
the essence of God.
Because something of the divine essence has been poured into our hearts, the heart of every Christian is one
heart of love. I can testify that my heart has been very different from the moment of my rebirth
than for that. Because we are born again, we have the loving essence within us, even if we
be angry about something. This loving essence is God Himself as love. The nature of the Father, His essence,
has been poured out in our hearts and now we have this essence within us. (CWWL, 1983, part 2, “The Divine
Dispensing of the Divine Trinity,” p. 512)
From the day we first called on the Lord Jesus, the love of God has been in our hearts
poured out by the Holy Spirit. This means that the Spirit reveals the love of God to us, in us
confirms and gives us certainty. The indwelling Holy Spirit seems to say, “Doubt not. God loves you.
You do not understand why you are suffering now, but one day you will say: Father, thank you for the difficulties and
trials that I have gone through.'” When you pass through the gate of eternity, you will
say, “Praise the Lord for the afflictions and tribulations that befell me during my journey. God has
she used to transform me."
We cannot deny the presence of God's love within us. We were once enemies, but
Christ shed His blood on the cross to reconcile us to God. What a love! God is
sovereign. He knows what is best for us. We must simply pray, “Lord, have Your way. I do
just what you want. I leave everything entirely to You.” This is our response to God when we re
realize that He loves us so much and that His love has been poured out in our hearts by the Holy Spirit. (Life study
of Novels, pp. 102-103)
Read in addition: CWWL, 1983, vol. 2, “The Divine Dispensing of the Divine Trinity,” chap. 43; life study
of Novels, message 9
Lighting and inspiration:

Week 2 outline

VOLDOEN AAN GODS BEHOEFTE
EN HUIDIGE BEHOEFTEN IN HET HERSTEL VAN DE HEER
(vrijdag - tweede ochtendsessie)
Bericht twee
Gods welbehagen
Schriftlezing: Ef. 4:11-16; Fil. 2:13; Mat. 3:13-17; 17:5; Gal. 1:15-16; Rom. 14:17-18
I. Gods welbehagen, Zijn hartewens, is om te voldoen aan de vraag van deze tijd, die:
is Gods behoefte in deze tijd:
A. God heeft in deze tijd geen "geestelijke reuzen" meer nodig; wat Hij nodig heeft is het Lichaam
getuigenis, wat de realiteit is van het lichaam van Christus dat in het nieuwe Jeruzalem voleindigt; dit is om de wens van de Heer te vervullen volgens Zijn woord over de
opbouw van Zijn lichaam - Matth. 16:18; Ef. 4:1-16.
B. Vers 15 en 16 zeggen dat alle leden van het lichaam opgroeien tot het hoofd en
functioneren vanuit het hoofd; dus, "het hele lichaam" (met de voedende gewrichten en de
functioneren van elk deel) “veroorzaakt de groei van het lichaam tot de opbouw van
zelf verliefd.”
C. Als predikers van de huidige tijd zijn broeder Nee en broeder Lee patronen voor ons zodat
we kunnen vervolmaakt worden “tot het werk van de bediening, tot de opbouw van het Lichaam van
Christus"; we worden in dit huidige tijdperk geperfectioneerd om functionerende leden te worden van het lichaam van 
 Christus - vv. 11-12; 1 Tim. 1:16; 4:12; 1 Kor. 4:16-17.
D. "Geestelijke reuzen" zijn een belemmering voor het voortbrengen van de kerkelijke bediening; we moeten
zie wat de kerk intrinsiek is; de kerk als het lichaam van Christus wordt voortgebracht
wanneer alle één-getalenten functioneren; talenten betekenen geestelijke gaven, en elk
lid van het Lichaam van Christus heeft ten minste één talent: Matth. 25:14-30; Rom. 12:6; 1 Kor.
12:4, 12-27; 1 Huisdier. 4:10:
1. Voor het werk van de Heer hebben we het talent nodig, de geestelijke gave, opdat we mogen zijn
toegerust als goede slaven om Gods eeuwige economie te volbrengen; zeker, we moeten maken
alle vijftalenten dienen en de tweetalenten dienen, maar meer nog, wij
moet alle één-getalenteerden laten dienen.
2. Als vijf talenten met één talent worden samengevoegd, zijn ze gelijk aan iemand met vijf talenten; als
alle talenten in de kerk van vandaag zouden daar hun talenten naar voren brengen
er zouden niet zoveel grote geschenken onder ons nodig zijn; alleen door het tevoorschijn komen van de ééntalenten, de hele wereld zal worden veroverd (vgl. Handelingen 17:6b)!

3. Als ons werk de talenten niet naar voren brengt, is ons werk een mislukking; 2 Timoteüs 2:2 en Efeziërs 4:11-12 zijn de manier waarop we vandaag werken; alleen degenen die lesgeven anderen om te werken zullen slagen in het werk; vandaag hangt de opbouw van de kerk af van het perfectioneren, opbouwen en opvoeden van de enkeltalenten; wat nodig is vandaag zijn er mannen die anderen kunnen leiden in hun functie in het dienen van de Heer voor de kerk, niet mannen die anderen in hun dienst zullen vervangen.

E. God herstelt het moeilijkste van vandaag, namelijk de vervulling van Efeziërs 4:11-16; Gods ultieme werk is het herstel van het getuigenis van het Lichaam.
F. We moeten zien dat het lichaam kan worden beschadigd door het misbruik van “spiritueel streven” (zie Broeder Lee’s getuigenis hierover in The History and Revelation of the Lord’s Recovery, vol. 2, blz. 346-354):
1. In de twintigste eeuw waren mevrouw Penn-Lewis en T. Austin-Sparks mensen met hoge spirituele verworvenheden die begonnen samen te werken, maar ze waren verdeeld en konden niet samen geestelijk zijn; dit laat zien dat 'spiritueel' zijn kan leiden tot verdeeldheid.
2. Mevr. Penn-Lewis kende de subjectieve ervaring van de dood van de Heer, en T. AustinSparks zag de opstanding van Christus en het opstandingsleven; maar omdat hij had zijn eigen spirituele kennis en voelde dat zijn spirituele kennis hoger was dan die van mevrouw Penn-Lewis, hij vertrok en begon zijn eigen werk; er was zelfs een gevoel van rivaliteit tussen hen.
3. Hoewel T. Austin-Sparks 'spiritueel' was, was hij oppervlakkig in zijn begrip van:de kerk; omdat hij niet voldoende begrip had van de kerk (de eenheid van de kerk en de grond van de kerk), tijdens zijn tweede en laatste bezoek aan Taiwan, uitte hij afwijkende meningen, en het hierdoor veroorzaakte verlies
was tien keer, zelfs vijftig keer, groter dan de hulp die hij verleende.
4. Voor die tijd hadden we een eensgezindheid en waren in harmonie, maar degenen die zeiden: dat ze werden "geholpen" door broeder Austin-Sparks werden factoren van verdeeldheid.
5. We moeten beslist echte spirituele mannen zijn, degenen die worden gedomineerd, geregeerd, geleid, bewogen, geregeerd, gecontroleerd en geleid door onze gemengde geest; een echte spirituele man, die naar de geest leeft, zal alles doen en alles niet alleen spreken in zijn geest maar ook in het lichaam, door het lichaam en voor het lichaam; als we echt zijn
geestelijk, zullen we ijverig zijn om ‘de eenheid van de Geest te bewaren in de verbindende band van vrede” — Ef. 4:3;

1 Kor. 2:14-15; 3:1, 3.
II. Gods welbehagen, Gods hartewens, is wat God gelukkig maakt:
A. God is blij met de schepping van de aarde; Zijn koninkrijk zal op aarde worden opgericht - Baan 38:4, 7; Mat. 6:10; Openb. 5:10; 11:15; 21:1; Zach. 12:1.
B. God is blij met de schepping van de mens; voor elk van de items die God had geschapen, zei Hij: “goed” (Gen. 1:4, 10, 12, 21, 25), maar voor de schepping van de mens zei Hij “zeer goed” omdat de mens had Gods beeld en had Gods heerschappij gekregen voor de glorie van God en de
koninkrijk van God (vs. 26, 31; Jes. 43:7; Matt. 6:10, 13b).
C. God is blij met de incarnatie (Lucas 2:9-14); Jezus is de Wonderbare Raadsman, de Machtige God, de Eeuwige Vader en de Vredevorst om de unieke Gouverneur te zijn, en de regering van de Drie-enige God rust op Zijn schouder (Jes. 9:6-7); Hij is onze Verlosser en onze Emmanuel, de God-mens, Degene die verenigd, vermengd en opgenomen is met de mens (Matt. 1:21, 23; Johannes 14:9-11, 16-20).
D. God is blij met de doop van Christus; toen Hij werd gedoopt om Zijn openbare bediening te beginnen, "de hemelen werden voor Hem geopend... En zie, een stem uit de hemel zei: Dit... is Mijn Zoon, de Geliefde, in wie Ik Mijn verrukking heb gevonden”; de Heer Jezus, die de status van een typische man, werd gedoopt om alle gerechtigheid te vervullen en om Zichzelf toe te staan in dood en opstanding gebracht worden, zodat Hij zou leven en dienen in opstanding — Mat. 3:13-17.
E. God is blij met de herrezen en verheerlijkte Christus; toen Christus werd veranderd, als een voorafschaduwing van Zijn opstanding, "zie, een stem uit de wolk, die zegt: Dit is... Mijn Zoon, de Geliefde, in wie Ik Mijn vreugde heb gevonden. Hoor hem!" (17:5); God nam genoegen in de opstanding en verheerlijking van Zijn Zoon (Lucas 24:26).
F. God is blij als Zijn verloren zonen tot Hem terugkeren; de gelijkenis van de verloren zoon in Lukas 15 kan de gelijkenis van een gelukkige vader worden genoemd; nadat de vader naar zijn terugkerende zoon "rende" (vers 20), zei hij tegen zijn dienaren dat ze het gemeste kalf moesten brengen en slachten, en hij zei: "Laten we eten en vrolijk zijn" (vers 23); hier zien we de vrolijkheid van God.
G. God is blij wanneer Zijn Zoon in ons wordt geopenbaard - "Het behaagde God... Zijn Zoon te openbaren in" mij” (Gal. 1:15-16) – en wanneer we volledig in het zoonschap van God zijn gebracht (4:4-6; Ef. 1:4-5); dit vervult Gods genoegen om vele zonen te hebben voor Zijn gezamenlijke uitdrukking; de in ons geopenbaarde Zoon heeft ons gebracht in de betekenis van de aarde, van de mens en van de geïncarneerde, gekruisigde en herrezen Heer. © 2021 Living Stream Ministerie
H. God is blij om in ons te werken "zowel de willen als de werkend voor Zijn welbehagen"
(Fil. 2:13); het christelijk leven met de voorziening van het Lichaamsleven (1:19) is een gelukkig leven; onze innerlijke vreugde is een indicatie dat we leven en wandelen in overeenstemming met het goede van God genoegen; aangezien het gaat om het boek Filippenzen, geschreven door Paulus in de gevangenis (vers 13; 4:22), met de ervaring en genieting van Christus, die uitmondt in vreugde, is het een boek vol met vreugde en blijdschap (1:4, 18, 25; 2:2, 17-18, 28-29; 3:1; 4:1, 4).
I. God is blij een man van God te hebben (Ps. 90, titel; Deut. 33:1; Ezra 3:2) die God leeft en leeft God uit om God te winnen door één te zijn met God (2 Tim. 3:16-17; 1 Tim. 6:11-12;
Fil. 3:8, 14); Jezus van Nazareth is het standaardpatroon van een man van God die leefde God (Johannes 6:57; 5:19, 30; 10:30); de Heer zei dat Hij niet kwam om Zijn eigen wil te doen of om Zijn eigen glorie te zoeken (5:19, 30; 6:38; 7:18); wanneer we Christus nemen als ons gekruisigde leven voor Zijn manifestatie als het opstandingsleven, we zullen Hem ervaren als de inwoning en de kracht van de opstanding in staat stellend onze wil en onze heerlijkheid te verloochenen (Fil. 3:10; 2 Kor. 4:5-7; Rom. 14:7-9).
J. God is blij als we Christus eten als ons geestelijk voedsel om dankzij Hem te leven (Johannes 6:57); Christus eten is Zijn woorden eten door onze geest te oefenen om zowel te bidden als te lezen en mijmer over Zijn woorden zodat Zijn woorden de blijdschap en vreugde van ons hart worden (Jer. 15:16; Ps. 119:15-16; Joz. 1:8-9); leven vanwege Christus betekent dat het stimulerende element van Christus de verstrekkende factor voor ons wordt om Christus te leven.
K. God is blij als we dagelijks gesterkt worden in onze innerlijke mens, zodat Christus moge maak Zijn huis in onze harten door geloof; onze innerlijke mens is onze wedergeboren geest,
die Gods leven als leven heeft (Ef. 3:16-17; Johannes 3:6b; Rom. 8:10).
L. God is blij als we in onze geest blijven en aandacht schenken aan onze geest (vs. 6b); wanneer de Heer zegt: “Blijf in Mij” (Johannes 15:4), dit wonderbare “Mij” is in onze geest, en wanneer we zijn in Hem door in onze geest te zijn, in ons heeft de heerser van deze wereld niets - geen grond, geen kans, geen hoop en geen mogelijkheid in wat dan ook (14:30; vgl. 12:31-32).
M. God is blij als we Hem als slaaf dienen door in de realiteit van het koninkrijk van God te leven op de weg van gerechtigheid, vrede en vreugde in de Heilige Geest; dit bevalt goed God en goedgekeurd door mensen, en het bewaart de eenheid van de kerk voor het praktische Lichaamsleven - Rom. 14:17-18.
N. God is blij als we Hem in de geest aanbidden; Gods eeuwige economie is gericht op en is uitgevoerd door onze vermengde geest - de goddelijke Geest vermengde zich met onze menselijke geest als één geest — Johannes 4:23-24; Rom. 8:16; 1 Kor. 6:17; Rom. 1:9.

O. God is blij als we één met Hem zijn in Zijn bediening om Zijn eeuwige economie uit te voeren; in de bediening van de Heer geven we alleen om de goddelijke uitdeling van de Drie-enige God, belichaamd in Christus en gerealiseerd als de Geest, in Zijn uitverkoren volk - Ef. 1:9-11; 3:2, 9-10; 2 Kor. 3:3, 6; 1 Huisdier. 4:10.

P. We moeten een volk zijn in wie, met wie en door wie God Zijn welzijn kan hebben genoegen; we moeten "vastbesloten zijn... om de eer te verwerven Hem welgevallig te zijn" (2 Kor. 5:9) door één te zijn met Christus als Degene die Zichzelf aan het kruis offerde om om nieuwe wijn te produceren om God en de mensen op te vrolijken (Richt. 9:12-13; Matt. 9:17).

Q. God zal blij zijn met onze verheerlijking: "Het lijden van deze tijd is niet... waardig om vergeleken te worden met de komende heerlijkheid die aan ons geopenbaard zal worden. Voor de angstigen kijken naar de schepping wacht reikhalzend op de openbaring van de zonen van God... De schepping zelf zal ook worden bevrijd van de slavernij van corruptie in de vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen van God. Want we weten dat de hele schepping samen zucht en worstelt tot nu toe samen pijn. En dat niet alleen, maar ook wijzelf, die de eerstelingen van de Geest hebben, ook wijzelf zuchten in onszelf, verlangend uitkijkend naar het zoonschap, de verlossing van ons lichaam” — Rom. 8:18-19, 21-23; vgl. Ef. 1:4-5.

week 2 outline

MEETING GOD’S NEED
AND PRESENT NEEDS IN THE LORD’S RECOVERY
(Friday—Second Morning Session)
Message Two
God’s Good Pleasure
Scripture Reading: Eph. 4:11-16; Phil. 2:13; Matt. 3:13-17; 17:5; Gal. 1:15-16; Rom. 14:17-18
I. God’s good pleasure, His heart’s desire, is to meet the demand of this age, which
is God’s need in this age:
A. God does not need “spiritual giants” any longer in this age; what He needs is the Body
testimony, which is the reality of the Body of Christ consummating in the New Jerusalem; this is to fulfill the Lord’s heart’s desire according to His word concerning the
building up of His Body—Matt. 16:18; Eph. 4:1-16.
B. Verses 15 and 16 say that all the members of the Body grow up into the Head and
function out from the Head; thus, “all the Body” (with the supplying joints and the
functioning of each one part) “causes the growth of the Body unto the building up of
itself in love.”
C. As ministers of the present age, Brother Nee and Brother Lee are patterns to us so that
we may be perfected “unto the work of the ministry, unto the building up of the Body of
Christ”; we are being perfected in this present age to become functioning members of the
Body of Christ—vv. 11-12; 1 Tim. 1:16; 4:12; 1 Cor. 4:16-17.
D. “Spiritual giants” are a hindrance to the producing of the church ministry; we need to
see what the church is intrinsically; the church as the Body of Christ is brought forth
when all the one-talented ones are functioning; talents signify spiritual gifts, and each
member of the Body of Christ has at least one talent—Matt. 25:14-30; Rom. 12:6; 1 Cor.
12:4, 12-27; 1 Pet. 4:10:
1. For the work of the Lord, we need the talent, the spiritual gift, that we may be
equipped as good slaves to accomplish God’s eternal economy; surely, we must make
all the five-talented ones serve and the two-talented ones serve, but even more, we
must make all the one-talented ones serve.
2. When five one-talented ones are put together, they equal one who has five talents; if
all the one-talented ones in the church today would bring forth their talents, there
would be no need for so many great gifts among us; just by the coming forth of the
one-talented ones, the whole world will be conquered (cf. Acts 17:6b)!
3. If our work does not bring out the one-talented ones, our work is a failure; 2 Timothy 2:2 and Ephesians 4:11-12 are the way of our work today; only those who teach others to work will succeed in the work; today the building up of the church hinges on the perfecting, building up, and raising up of the one-talented ones; what is needed today is men who can lead others into their function in serving the Lord for the church, not men who will replace others in their service.

E. God is recovering the most difficult thing today, which is the fulfillment of Ephesians 4:11-16; God’s ultimate work is the recovery of the Body testimony.
F. We need to see that the Body can be damaged by the misuse of “spiritual pursuit” (see Brother Lee’s testimony about this in The History and Revelation of the Lord’s Recovery, vol. 2, pp. 346-354):
1. In the twentieth century Mrs. Penn-Lewis and T. Austin-Sparks were people with high spiritual attainment who began to work together, but they were divided and could not be spiritual together; this shows that being “spiritual” can result in division.
2. Mrs. Penn-Lewis knew the subjective experience of the Lord’s death, and T. AustinSparks saw the resurrection of Christ and the resurrection life; but because he had his own spiritual knowledge and felt that his spiritual knowledge was higher than
that of Mrs. Penn-Lewis, he left and started his own work; there was even a sense of rivalry between them.

3. Although T. Austin-Sparks was “spiritual,” he was shallow in his understanding of
the church; because he did not have a sufficient understanding of the church (the oneness of the church and the ground of the church), during his second and final visit to Taiwan, he expressed dissenting views, and the loss brought about by this
was ten times, even fifty times, greater than the help he rendered.
4. Before that time we had the one accord and were in harmony, but those who said that they were “helped” by Brother Austin-Sparks became factors of division.
5. We surely need to be genuine spiritual men, those who are dominated, governed, directed, moved, ruled, controlled, and led by our mingled spirit; a true spiritual man, who lives according to the spirit, will do everything and speak everything not only in his spirit but also in the Body, through the Body, and for the Body; if we are truly spiritual, we will be diligent to “keep the oneness of the Spirit in the uniting bond of peace”—Eph. 4:3;

1 Cor. 2:14-15; 3:1, 3.

II. God’s good pleasure, God’s heart’s desire, is what makes God happy:
A. God is happy with the creation of the earth; His kingdom will be set up on the earth—
Job 38:4, 7; Matt. 6:10; Rev. 5:10; 11:15; 21:1; Zech. 12:1.
B. God is happy with the creation of man; for each of the items that God had created, He said “good” (Gen. 1:4, 10, 12, 21, 25), but for the creation of man, He said “very good” because man had God’s image and had been given God’s dominion for the glory of God and the kingdom of God (vv. 26, 31; Isa. 43:7; Matt. 6:10, 13b).
C. God is happy with the incarnation (Luke 2:9-14); Jesus is the Wonderful Counselor, the Mighty God, the Eternal Father, and the Prince of Peace to be the unique Governor, and the government of the Triune God is upon His shoulder (Isa. 9:6-7); He is our Savior and our Emmanuel, the God-man, the One who is united, mingled, and incorporated with man

(Matt. 1:21, 23; John 14:9-11, 16-20).
D. God is happy with Christ’s baptism; when He was baptized to begin His public ministry, “the heavens were opened to Him…And behold, a voice out of the heavens, saying, This is My Son, the Beloved, in whom I have found My delight”; the Lord Jesus, taking the standing of a typical man, was baptized to fulfill all righteousness and to allow Himself to be put into death and resurrection so that He might live and minister in resurrection—
Matt. 3:13-17.

E. God is happy with the resurrected and glorified Christ; when Christ was transfigured, as a foreshadowing of His resurrection, “behold, a voice out of the cloud, saying, This is My Son, the Beloved, in whom I have found My delight. Hear Him!” (17:5); God took pleasure in the resurrection and glorification of His Son (Luke 24:26).

F. God is happy when His prodigal sons return to Him; the parable of the prodigal son in Luke 15 may be called the parable of a happy father; after the father “ran” to his returning son (v. 20), he told his servants to bring the fattened calf and slaughter it, and he said, “Let us eat and be merry” (v. 23); here we see the merriment of God.
G. God is happy when His Son is revealed in us—“It pleased God…to reveal His Son in me” (Gal. 1:15-16)—and when we are fully brought into the sonship of God (4:4-6; Eph.1:4-5);

this fulfills God’s good pleasure to have many sons for His corporate expression; the Son revealed in us has brought us into the meaning of the earth, of man, and of the incarnate, crucified, and resurrected Lord. © 2021 Living Stream Ministry

H. God is happy to operate in us “both the willing and the working for His good pleasure”
(Phil. 2:13); the Christian life with the supply of the Body life (1:19) is a happy life;
our inward joy is an indication that we are living and walking according to God’s good
pleasure; since the book of Philippians, written by Paul in prison (v. 13; 4:22), is concerned
with the experience and enjoyment of Christ, which issue in joy, it is a book filled with
joy and rejoicing (1:4, 18, 25; 2:2, 17-18, 28-29; 3:1; 4:1, 4).
I. God is happy to have a man of God (Psa. 90, title; Deut. 33:1; Ezra 3:2) who lives God and lives out God in order to gain God by being one with God (2 Tim. 3:16-17; 1 Tim. 6:11-12;
Phil. 3:8, 14); Jesus of Nazareth is the standard pattern of a man of God who lived out God (John 6:57; 5:19, 30; 10:30); the Lord said that He did not come to do His own will or to seek His own glory (5:19, 30; 6:38; 7:18); when we take Christ as our crucified life for His manifestation as the resurrection life, we will experience Him as the indwelling and enabling power of resurrection to deny our will and our glory (Phil. 3:10; 2 Cor. 4:5-7; Rom. 14:7-9).
J. God is happy when we eat Christ as our spiritual food in order to live because of Him (John 6:57); to eat Christ is to eat His words by exercising our spirit to both pray-read
and muse upon His words so that His words become the gladness and joy of our heart (Jer. 15:16; Psa. 119:15-16; Josh. 1:8-9); to live because of Christ means that the energizing element of Christ becomes the supplying factor for us to live Christ.

 

K. God is happy when we are daily strengthened into our inner man so that Christ may make His home in our hearts through faith; our inner man is our regenerated spirit, which has God’s life as its life (Eph. 3:16-17; John 3:6b; Rom. 8:10).
L. God is happy when we remain in our spirit and pay attention to our spirit (v. 6b); when
the Lord says, “Abide in Me” (John 15:4), this wonderful “Me” is in our spirit, and when we
are in Him by being in our spirit, in us the ruler of this world has nothing—no ground,
no chance, no hope, and no possibility in anything (14:30; cf. 12:31-32).
M. God is happy when we serve Him as a slave by living in the reality of the kingdom of God in the way of righteousness, peace, and joy in the Holy Spirit; this is well pleasing to
God and approved by men, and it preserves the oneness of the church for the practical Body life—Rom. 14:17-18.
N. God is happy when we worship Him in spirit; God’s eternal economy is focused on and is
carried out by our mingled spirit—the divine Spirit mingled together with our human
spirit as one spirit—John 4:23-24; Rom. 8:16; 1 Cor. 6:17; Rom. 1:9.
O. God is happy when we are one with Him in His ministry to carry out His eternal economy;
in the Lord’s ministry we care only for the divine dispensing of the Triune God, embodied in Christ and realized as the Spirit, into His chosen people—Eph. 1:9-11; 3:2, 9-10;
2 Cor. 3:3, 6; 1 Pet. 4:10.
P. We must be a people in whom, with whom, and through whom God may have His good
pleasure; we must be “determined…to gain the honor of being well pleasing to Him”
(2 Cor. 5:9) by being one with Christ as the One who sacrificed Himself on the cross to
produce new wine to cheer God and men (Judg. 9:12-13; Matt. 9:17).
Q. God will be happy with our glorification—“The sufferings of this present time are not
worthy to be compared with the coming glory to be revealed upon us. For the anxious
watching of the creation eagerly awaits the revelation of the sons of God…The creation
itself will also be freed from the slavery of corruption into the freedom of the glory of
the children of God. For we know that the whole creation groans together and travails
in pain together until now. And not only so, but we ourselves also, who have the firstfruits of the Spirit, even we ourselves groan in ourselves, eagerly awaiting sonship, the
redemption of our body”—Rom. 8:18-19, 21-23; cf. Eph. 1:4-5.

VOLDOEN AAN GODS VERLANGEN EN DE HUIDIGE BEHOEFTEN IN HET WEDEROPBOUWWERK VAN DE HEER
Week 2: Gods welbehagen Voldoen aan Gods verlangen en de huidige behoeften in het wederopbouwwerk van de Heer © 2021 Living Stream Ministry 7

WEEK 2 – DAG 1
Ochtendvoeding

Ef. 4:15-16 Maar terwijl wij de waarheid vasthouden in liefde, in alles opgroeien tot Hem die het hoofd is, Christus, uit Wie het hele lichaam, samengevoegd en verbonden door elk gewricht dat de ondersteuning verleent naar de werking die elk deel is toegemeten, de groei van het lichaam bewerkt tot opbouwing van zichzelf in liefde.
Vandaag zoekt God geen geestelijke reuzen meer. Hij heeft het getuigenis van het Lichaam nodig.
Vandaag hoeven wij alleen maar leden te zijn. Een onbetekenend lid is een lid, en een belangrijk lid is ook een
lid. Niemand kan het hele Lichaam zijn. Als de hele gemeente opstaat om het evangelie te verkondigen, zeggen
anderen dat de gemeente hen heeft gered; ze zullen niet zeggen dat een specifiek persoon hen heeft gered. Dit
is niet de tijd waarin de medewerkers de Heer op zichzelf dienen, maar het is de tijd voor de hele gemeente
om op te staan en de Heer samen te dienen. (CWWL, 1932-1949, deel 2, blz. 242)
Vandaag herstelt God het getuigenis van het Lichaam. De gaven die Hij heeft gegeven dienen tot
vervolmaking van de heiligen voor de bediening. Enkele medewerkers met een bijzondere gave kunnen niet
langer deze taak volbrengen; alle broeders en zusters kunnen het evangelie verkondigen, de zieken genezen,
de heiligen onderwijzen en de verlorenen tot behoudenis brengen. De gemeente kan verwekken, kan worden
gevestigd, kan tot leven worden gewekt, kan stand houden en kan opstaan om te dienen. Zij zal worden
opgebouwd zoals het Nieuwe Jeruzalem en sterk zijn. (CWWN, deel 62, blz. 271)
Lezen voor vandaag
Wij moeten de evangelie-verkondiging herstellen die door de hele gemeente wordt gedaan. We hoeven
geen mensen uit te nodigen met grote advertenties. Nee, we moeten juist al de broeders en zusters vragen om
individueel mensen uit te nodigen. Op deze manier is de hele gemeente in staat op te staan om te dienen. Deze
vorm van dienen bestaat uit het hele Lichaam dat gezamenlijk dient. Als er vandaag maar enkelen praktisch in
de bediening zijn, dan voldoen we niet aan Gods standaard.
God wil vandaag de bediening van de gemeente en het dienen van gemeente herstellen. In China, en
zelfs in de hele wereld, zien we dat er geen grote evangelisten meer worden voortgebracht. Niet alleen worden
er geen nieuwe meer voortgebracht, maar de oude overlijden allemaal. Sommigen hadden nog niet moeten
overlijden, als we kijken naar hun leeftijd of hun bediening, maar toch zijn zij overleden. Dit komt
waarschijnlijk omdat geestelijke reuzen het voortbrengen van de bediening van de gemeente in de weg staan.
Ook onder de medewerkers is er altijd een gevoel van eenzaamheid. Hoewel het woord samenwerking niet
wordt gebruikt, toch is er een noodkreet voor werkelijke samenwerking. (Messages Given during the
Resumption of Watchman Nee’s Ministry, 1e druk, deel 2, blz. 324, 327-328)
Alle problemen in de gemeente vandaag komen voort uit de mensen met één talent. De Heer heeft ons
laten zien dat er niemand is met meer dan vijf talenten. Over een periode van twintig jaar kan er in de gemeente
misschien maar één iemand zijn met vijf talenten, maar elke dag kunnen er in de gemeente vijf mensen zijn
met ieder één talent. Al Gods kinderen, ook degenen die er slecht aan toe zijn, hebben één talent; en als je vijf
mensen met één talent bij elkaar zet, dan heb je hetzelfde als één persoon met vijf talenten. Als iedereen met
één talent in de gemeente zijn of haar talent zouden gebruiken, dan zou er geen behoefte zijn aan zoveel grote
gaven onder ons. Alleen al door het opstaan van degenen met één talent, zal de hele wereld worden veroverd.
Daarom moet het duidelijk zijn dat het niet gaat om hoeveel werk jij zelf kan verzetten, of hoe groot
de last is die jij zelf kan dragen, maar het gaat om de vraag in welke mate jij in staat bent om alle broeders en
zusters, al de mensen met één talent, op te laten staan om te werken en te dienen. Als jij zelf de enige bent die
van vroeg in de ochtend tot laat in de avond aan het werk bent, dan is dat niet de gemeente. Maar als jij bezig
bent van vroeg in de ochtend tot laat in de avond en je zorgt dat al de mensen met één talent aan het werk gaan
en druk bezig zijn; dan is dit de gemeente die dient, dit is de gemeente die het evangelie verkondigt. Het is de
gemeente die werkt; het is het Lichaam dat handelt en niet verschillende leden die de activiteit van het Lichaam
vervangen. (Watchman Nee, Further Talks on the Church Life, The Stream Publishers, 1974, blz. 143-144)
Ter aanvulling lezen: Messages Given during the Resumption of Watchman Nee’s Ministry, 2e druk, deel 1,
hfst. 26, 45-46, 49-50
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________

MEET GOD'S DESIRE AND PRESENT NEEDS IN THE LORD'S RECONSTRUCTION WORK
Week 2: God's Good Pleasure Meeting God's Desire and Present Needs in the Lord's Reconstruction Work © 2021 Living Stream Ministry 7

WEEK 2 – DAY 1
morning food

Eph. 4:15-16 But as we hold the truth in love, growing up in all things unto Him who is the head, Christ, of whom the whole body, joined together, and joined together by every joint, giving the support according to the working which each part is measured out. , works the growth of the body for the edification of itself in love.
Today God no longer seeks spiritual giants. He needs the testimony of the Body.
Today we just need to be members. An insignificant member is a member, and an important member is also a
member. No one can be the whole Body. When the whole congregation stands up to preach the gospel, say
others that the church has saved them; they will not say that a specific person saved them. This
is not the time when the co-workers serve the Lord by themselves, but it is the time for the whole congregation
to arise and serve the Lord together. (CWWL, 1932-1949, part 2, p. 242)
Today God restores the testimony of the Body. The gifts He has given are for
perfecting the saints for the ministry. Some employees with a special gift cannot
longer to accomplish this task; all brothers and sisters can preach the gospel, heal the sick,
teach the saints and save the lost. The church can beget, can become
established, can be revived, can endure, and can arise to serve. she will be
built up like the New Jerusalem and strong. (CWWN, vol. 62, p. 271)
Read for today
We must restore the gospel proclamation that is being made throughout the congregation. we need
don't invite people with big ads. No, we should just ask all the brothers and sisters for
invite people individually. In this way the whole congregation is able to stand up to serve. This one
form of service consists of the whole Body serving together. If only a few are practically in today
the ministry, then we are not meeting God's standard.
God wants to restore church ministry and church service today. In China, and
even in all the world, we see no more great evangelists being produced. Don't be alone
no new ones spawned, but the old all die. Some shouldn't have yet
death, if we look at their age or their ministry, yet they are dead. This comes
probably because spiritual giants stand in the way of producing the ministry of the church.
Also among the employees there is always a feeling of loneliness. Although the word cooperation is not
is used, yet there is a cry for real cooperation. (Messages Given during the
Resumption of Watchman Nee's Ministry, 1st ed., vol. 2, pp. 324, 327-328)
All the trouble in the church today comes from the people of one talent. The Lord has us
show that there is no one with more than five talents. Over a period of twenty years, the municipality
may be only one person with five talents, but every day there may be five people in the church
each with one talent. All of God's children, including those who are ill, have one talent; and if you're five
If you put people with one talent together, you have the same as one person with five talents. If everyone with
one talent in the congregation would use his or her talent, there would be no need for so many great ones
gifts among us. Just by the rising of those with one talent, the whole world will be conquered.
That is why it must be clear that it is not about how much work you can do yourself, or how big
is the burden that you yourself can bear, but the question is to what extent you are able to bear all the brothers and
sisters, to raise up all the people of one talent to work and serve. If you're the only one who
if you work from early in the morning until late in the evening, then that is not the municipality. But if you're busy
are from early in the morning until late in the evening and you make sure that all the people with one talent go to work
and being busy; then this is the church that serves, this is the church that preaches the gospel. It is the
municipality that works; it is the Body that acts and not different members that control the activity of the Body
to replace. (Watchman Nee, Further Talks on the Church Life, The Stream Publishers, 1974, pp. 143-144)
Additional reading: Messages Given during the Resumption of Watchman Nee's Ministry, 2nd Edition, Part 1,
chap. 26, 45-46, 49-50
Lighting and inspiration:

WEEK 2 – DAG 2
Ochtendvoeding
Ef. 4:12-13 Om de heiligen te volmaken, tot het werk van de bediening, tot de opbouwing van het
lichaam van Christus; totdat wij allen komen tot de eenheid van het geloof (…)
Ef. 4:3 En u beijvert de eenheid van de Geest te bewaren in de band van de vrede.
God herstelt in deze tijd de moeilijkste zaak. Efeziërs 4 zegt dat het werk van de bediening ons tot de
eenheid van het geloof brengt. De gemeente is het Lichaam van Christus, en dat bouwt zichzelf op in liefde.
Wij zijn niet zo bezig met dingen zoals de nieuwe hemel, de nieuwe aarde of de poel van vuur. Maar als ik in
bed lig, ben ik altijd bezorgd over de vervulling van Efeziërs 4. Tegenwoordig is er veel verwarring onder
Gods kinderen en zijn er veel vormen van verdeeldheid. Wanneer zullen wij één zijn? Vandaag zien we ook
veel soorten van bediening; de situatie is bijzonder ingewikkeld. Hoe kan dit hoofdstuk werkelijkheid worden?
Toch geloven wij dat er een dag komt waarin Gods herstel de vervulling van Efeziërs 4 zal bereiken.
God voert vandaag een werk van herstel uit. Het ultieme werk onder deze vele werken kan heel goed het herstel
van het getuigenis van het Lichaam zijn. Vandaag brengt Gods leiding ons terug naar het begin en herstelt ons
tot de situatie ten tijde van het begin. (Messages Given during the Resumption of Watchman Nee’s Ministry,
1e druk, deel 2, blz. 486-487)
Lezen voor vandaag
Voor een periode van tweeduizend jaar is de gemeente ernstig beschadigd door het zogenaamd
‘geestelijk najagen’. Het kan best moeilijk zijn dit woord te accepteren, omdat er niets verkeerd lijkt te zijn
met ‘het najagen van geestelijke zaken’. Ja, geestelijk najagen is heel goed, maar het kan mensen ook
beschadigen en ten val brengen. In de afgelopen tweeduizend jaar zijn er wel enkelen geholpen door het
geestelijk najagen. Maar er is een groot aantal mensen beschadigd als gevolg van het geestelijk najagen. Dit
wil niet zeggen dat geestelijk najagen op zichzelf verkeerd is, maar ook niet dat we geen geestelijke zaken
moeten najagen. Het betekent echter dat mensen geestelijk najagen hebben misbruikt.
Toen mevrouw Penn-Lewis (zij had op geestelijk gebied een hoog niveau bereikt) ongeveer vijftig jaar
oud was, kwam er een jonge medewerker bij haar met de naam T. Austin-Sparks. Zij werkten korte tijd samen,
waarna hij vertrok en zijn eigen samenkomst begon omdat mevrouw Penn-Lewis de tafel van de Heer en de
doop volkomen vergeestelijkte. Mevrouw Penn-Lewis vond dat er geen echt water nodig was bij een doop, omdat
iemand werkelijk gedoopt was als hij de Heilige Geest maar ervaarde. Met de tafel van de Heer was het hetzelfde.
Mevrouw Penn-Lewis en T. Austin-Sparks, beiden heel geestelijke mensen, waren verdeeld en
kwamen niet overeen op geestelijk gebied. Dit laat zien dat ‘geestelijk zijn’ kan ontaarden in verdeeldheid.
Mevrouw Penn-Lewis kende de subjectieve ervaring van de dood van de Heer. Dit was zeer kostbaar.
T. Austin-Sparks zag de opstanding van Christus, het opstandingsleven en het principe van het Lichaam. Dat
hij dit zag was ook heel kostbaar. Waarom ging T. Austin-Sparks weg, nadat ze beiden een tijd samen hadden
gewerkt? Dat kwam doordat hij zijn eigen geestelijke kennis had en vond dat zijn geestelijke kennis van een
hoger niveau was dan de kennis van mevrouw Penn-Lewis. Daarom ging hij weg en begon zijn eigen bediening.
T. Austin-Sparks is twee keer bij ons geweest en gaf bepaalde geestelijke boodschappen waarmee wij
in sommige zaken zijn geholpen. Maar hij had onvoldoende zicht op de gemeente, de eenheid van de gemeente,
de grond van de gemeente en het bewaren van de eenheid op de grond van de gemeente. In plaats daarvan
ventileerde hij een afwijkende mening en was de schade die hierdoor werd veroorzaakt tien tot misschien wel
vijftig keer groter dan de hulp die hij ons bracht. Ongeveer tien jaar lang leden wij hieronder omdat hij bijna
al onze arbeid van 1949 teniet had gedaan en veel voortreffelijke jonge mensen had beschadigd. Wij zijn
dankbaar dat dit geen gewoon christelijk werk is. Anders zou het al lange tijd geleden in elkaar gestort zijn.
Omdat dit het wederopbouwwerk van de Heer is, zijn de wortels en de verborgen stroom van leven nog steeds
hier; daarom zien we nu weer vruchten die worden voortgebracht. (CWWL, 1981, deel 2, “The History and
Revelation of the Lord’s Recovery,” blz. 328, 331, 335)
Ter aanvulling lezen: Messages Given during the Resumption of Watchman Nee’s Ministry, 1e druk, deel 2,
hfst. 46-47, 53, 55, 61
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________

WEEK 2 – DAY 2
morning food

Eph. 4:12-13 To perfect the saints for the work of the ministry, for the edification of the
body of Christ; until we all come to the unity of the faith . . .
Eph. 4:3 And you are zealous to keep the unity of the Spirit in the bond of peace.
God is restoring the most difficult case at this time. Ephesians 4 says that the work of the ministry leads us to the
unity of faith. The church is the Body of Christ, and that builds itself up in love.
We are not so concerned with things like the new heaven, the new earth, or the lake of fire. But if I'm in
I am always concerned about the fulfillment of Ephesians 4. Today there is much confusion among them
God's children and there are many forms of division. When will we be one? Today we also see
many kinds of operation; the situation is very complicated. How can this chapter become reality?
Yet we believe that there will come a day when God's restoration will reach the fulfillment of Ephesians 4.
God is performing a work of restoration today. The ultimate work among these many works may well be the recovery
of the testimony of the Body. Today God's guidance takes us back to the beginning and restores us
to the situation at the time of initiation. (Messages Given during the Resumption of Watchman Nee's Ministry,
1st edition, part 2, pp. 486-487)
Read for today
For a period of two thousand years, the municipality has been seriously damaged by the so-called
"spiritual pursuit". It can be quite difficult to accept this word, because there seems to be nothing wrong
with “the pursuit of spiritual things.” Yes, spiritual pursuit is very good, but it can also people
damage and overturn. In the past two thousand years, a few have been helped by the
spiritual pursuit. But a great number of people have been damaged as a result of the spiritual pursuit. This
doesn't mean that spiritual pursuits are wrong in themselves, but neither does that mean we don't have spiritual things
have to chase. However, it means that people have abused spiritual pursuits.
When Mrs. Penn-Lewis (she had reached a high spiritual level) about fifty years old,
old, a young associate named T. Austin-Sparks came to her. They worked together for a short time
after which he departed and began his own meeting because Mrs. Penn-Lewis had read the table of the Lord and the
baptism completely spiritualized. Mrs. Penn-Lewis felt that no real water was necessary in a baptism because
one was really baptized if only he experienced the Holy Ghost. It was the same with the table of the Lord.
Mrs. Penn-Lewis and T. Austin-Sparks, both very spiritual people, were divided and
did not match spiritually. This shows that being spiritual can degenerate into division.
Mrs. Penn-Lewis knew the subjective experience of the Lord's death. This was very costly.
T. Austin-Sparks saw the resurrection of Christ, the resurrection life, and the principle of the Body. That
he saw this was also very precious. Why did T. Austin-Sparks leave after they both had time together
worked? It was because he had his own spiritual knowledge and felt that his spiritual knowledge came from a
higher level than Mrs. Penn-Lewis's knowledge. So he left and started his own ministry.
T. Austin-Sparks has visited us twice and shared certain spiritual messages with which we
helped in some cases. But he had insufficient insight into the congregation, the unity of the congregation,
the land of the church and the preservation of unity on the land of the church. Instead
he expressed a dissenting opinion and the damage caused by this was ten to maybe
fifty times greater than the help he brought us. For about ten years we suffered from this because he almost
destroyed all our work of 1949 and damaged many fine young people. We are
thankful that this is no ordinary Christian work. Otherwise it would have collapsed a long time ago.
Since this is the Lord's rebuilding work, the roots and hidden stream of life are still there
here; therefore we now see fruit being brought forth again. (CWWL, 1981, part 2, “The History and
Revelation of the Lord's Recovery," pp. 328, 331, 335)
Read in addition: Messages Given during the Resumption of Watchman Nee's Ministry, 1st ed., part 2,
chap. 46-47, 53, 55, 61
Lighting and inspiration:

WEEK 2 – DAG 3
Ochtendvoeding


Mt. 3:16-17 Nadat nu Jezus was gedoopt, steeg Hij terstond op uit het water; en zie, de hemelen
werden Hem geopend (…); en zie, een stem uit de hemelen zei: Deze is mijn geliefde
Zoon, in Wie Ik welbehagen heb gevonden.
Gal. 1:15-16 Maar toen het God, die mij (…) afgezonderd (…) heeft, behaagde zijn Zoon in mij te
openbaren (…)
In het begin werd Gods welbehagen in de schepping van de aarde tot uitdrukking gebracht (verw. Job
38:4, 7).
Gods koninkrijk wordt op de aarde gevestigd, niet op een andere planeet (Mt. 6:10; Op. 11:15). Het
eeuwige universum zal de nieuwe hemel en de nieuwe aarde worden genoemd (Op. 21:1). Gods eeuwige
koninkrijk wordt niet op de maan of op Mars gevestigd. De aarde is de plaats van Zijn welbehagen, zelfs tot
in eeuwigheid. (CWWL, 1978, deel 2, “Life Messages, Volume 1,” blz. 418-419)
Lezen voor vandaag
Toen God de mens te midden van de rest van Zijn schepping zag, bracht Zijn liefde voor de mens dat
Hij verklaarde: “zeer goed” (Gn. 1:31). De mens is het welbehagen van Gods hart. God heeft de aarde lief
omdat zij gemaakt is voor de mens in wie Hij een welbehagen heeft. Net als toen de fundamenten van de aarde werden gelegd, verheugden de hemelse heerscharen zich
ook over de vleeswording. De engel van de Heer bracht “grote blijdschap” aan de herders (Lc. 2:9-14).
Waarom was God zo verheugd met de komst van de “Heiland (…), Christus de Heer” (Lc. 2:11)?
Voorafgaand aan de vleeswording was de aarde niets meer dan de aarde, de mens was de mens en God was
God. Maar op het moment van vleeswording maakte God Zichzelf één met de mens. Jezus is de vermenging
van God en mens. “‘Men zal Hem de naam Emmanuel geven’, dat is vertaald: God met ons” (Mt. 1:23).
Toen Jezus op aarde leefde was Hij een wonder. Hij was de grote God vermengd met Zijn schepping.
Christus begon Zijn openbare bediening door te worden gedoopt. Het woord welbehagen in Matteüs
3:17 komt van dezelfde stam in de Griekse taal als het woord welbehagen in Efeziërs 1:5 en 9. De Vader
verheugde zich in deze Ene die Zichzelf overgaf aan Johannes de Doper om te worden gedoopt. Door Zijn
doop ontving Hij symbolisch het kruis. Dat wordt duidelijk door de vragen die Hij veel later stelde aan de
zonen van Zebedeüs: “Kunt u de drinkbeker drinken die Ik drink, of met de doop worden gedoopt waarmee Ik
word gedoopt?” (Mc. 10:38). Met de doop bedoelde Hij Zijn kruisiging.
Daardoor was de dood van Christus aangenaam in Gods ogen. God heeft een welbehagen in de
gekruisigde Christus. Iedere week als we de tafel van de Heer vieren laten we deze aangename dood zien aan
het universum (1 Kor. 11:26).
Gods welbehagen heeft alles te maken met ons (verw. Gal. 1:15-16). Er was blijdschap in de hemel op
de dag dat wij werden gered omdat Gods Zoon toen in ons werd geopenbaard. Deze blijdschap van God staat
in relatie tot alle andere dingen waar God vreugde in vindt. Als er geen aarde was, hoe kon Jezus dan in
Nazareth hebben gewoond? Zonder de schepping van de mens, hoe zou “Emmanuel, God met ons” er kunnen
zijn? Zonder de aarde en zonder de mens zou er ook geen vleeswording kunnen zijn, geen kruisiging, geen
opstanding en geen Zoon van God. Door de vermenging van God en mens werd Hij de Zoon des mensen, in
plaats van de Zoon van God te blijven.
Toen Hij in ons kwam werd de betekenis van de aarde, van de mens, van de vleeswording, van de
kruisiging en van de opstanding ons erfdeel. Waar is Christus vandaag? Hij is overal. Hij is zowel God als
mens. Hij is in de hemel en ook op de aarde. Wij zijn één met Hem. Eens waren wij gewone mensen,
onbelangrijke zondaars. Maar nu is er iets fantastisch met ons aan de hand. Het is moeilijk aan anderen uit te
leggen wat we zijn, wie we zijn, of zelfs waar we ons bevinden! De Zoon die in ons is geopenbaard bracht ons
in de betekenis van de aarde, van de mens en van de vleesgeworden, gekruisigde en opgestane Heer. (CWWL,
1978, deel 2, “Life Messages, Volume 1,” blz. 419-421)
Ter aanvulling lezen: CWWL, 1978, deel 2, “Life Messages, Volume 1,” hfst. 33-38; CWWN, deel 50,
“Messages for Building Up New Believers (3),” hfst. 49
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________

WEEK 2 – DAY 3
morning food


mt. 3:16-17 Now when Jesus was baptized, immediately he ascended out of the water; and behold, the heavens
were opened to him . . . ; and behold, a voice from heaven said, This is my beloved
Son, in whom I am well pleased.
gal. 1:15-16 But when God, who hath set me apart (...), it pleased his Son to dwell in me.
reveal (…)
In the beginning God's good pleasure was expressed in the creation of the earth (ref. Job
38:4, 7).
God's kingdom is to be established on the earth, not on another planet (Mt. 6:10; Rev. 11:15). It
eternal universe will be called the new heaven and the new earth (Rev. 21:1). God's Eternal
kingdom is not established on the moon or on Mars. The earth is the place of His good pleasure, even to
in eternity. (CWWL, 1978, Part 2, “Life Messages, Volume 1,” pp. 418-419)
Read for today
When God saw man in the midst of the rest of His creation, His love for man brought that
He declared, “very good” (Gen. 1:31). Man is the good pleasure of God's heart. God loves the earth
because it was made for man in whom He is well pleased. Just as when the foundations of the earth were laid, the hosts of heaven rejoiced
also about the incarnation. The angel of the Lord brought “great joy” to the shepherds (Lk 2:9-14).
Why was God so pleased with the coming of the “Saviour . . . Christ the Lord” (Lk. 2:11)?
Before the incarnation, the earth was nothing more than the earth, man was man and God was
God. But at the moment of incarnation, God made Himself one with man. Jesus is the mix
of God and man. “'They shall call His name Emmanuel,' which is translated: God with us” (Mt. 1:23).
When Jesus lived on earth He was a miracle. He was the great God mixed with His creation.
Christ began His public ministry by being baptized. The word goodwill in Matthew
3:17 comes from the same root in the Greek language as the word goodwill in Ephesians 1:5 and 9. The Father
rejoiced in this One who surrendered Himself to John the Baptist to be baptized. By Being
baptism He symbolically received the cross. This is made clear by the questions He posed much later to the
sons of Zebedee: “Can you drink the cup that I drink, or be baptized with the baptism with which I
be baptized?” (Mark 10:38). By baptism He meant His crucifixion.
Therefore, the death of Christ was pleasing in God's sight. God is well pleased with the
crucified Christ. Every week when we celebrate the table of the Lord we show this pleasant death to
the universe (1 Cor. 11:26).
God's good pleasure has everything to do with us (ref. Gal. 1:15-16). There was joy in heaven on
the day we were saved because God's Son was then revealed in us. This joy of God stands
in relation to all the other things that God delights in. If there was no earth, how could Jesus
have lived in Nazareth? Without the creation of man, how could "Emmanuel, God with us" exist
are? Without the earth and without man there could be no incarnation, no crucifixion, no
resurrection and not a Son of God. Through the mingling of God and man, He became the Son of man, in
place of the Son of God to remain.
When He came into us, the meaning of the earth, of man, of the incarnation, of the
crucifixion and of the resurrection our inheritance. Where is Christ today? He's everywhere. He is both God and
man. He is in heaven and also on earth. We are one with Him. Once we were ordinary people,
unimportant sinners. But now something wonderful is happening to us. It's hard to tell others
explain what we are, who we are, or even where we are! The Son revealed in us brought us
in the sense of the earth, of man and of the Lord incarnate, crucified and risen. (CWWL,
1978, Volume 2, “Life Messages, Volume 1,” pp. 419–421)
Read in addition: CWWL, 1978, Vol. 2, “Life Messages, Volume 1,” chap. 33-38; CWWN, part 50,
“Messages for Building Up New Believers (3),” chap. 49
Lighting and inspiration:

WEEK 2 – DAG 4
Ochtendvoeding

Fil. 2:13 Want het is God die in u werkt, zowel het willen als het werken, om zijn welbehagen.
Joh. 5:30 (…) omdat Ik niet mijn wil zoek, maar de wil van Hem die Mij heeft gezonden.
Ons leven, ons christelijke leven en ons gemeenteleven, is in overeenstemming met Gods welbehagen.
Het christelijke leven is een vreugdevol leven. Vaak roept het Nieuwe Testament ons op tot blijdschap.
“Verblijdt u altijd in de Heer! Nog eens zal ik zeggen: Verblijdt u!” (Fil. 4:4). Wij moeten ons elke dag
verblijden, niet in ons zelf, maar in de Heer. Wij zijn een volk, dat “spreekt tot elkaar in psalmen, lofzangen
en geestelijke liederen, zingend en jubelend in [ons] hart tot de Heer, en dankt te allen tijde voor alles de God
en Vader in de naam van onze Heer Jezus Christus” (Ef. 5:19-20).
Wij zijn verheugd omdat we de ware God hebben die zowel het willen als werken in ons werkt, om
Zijn welbehagen (Fil. 2:13). Als wij ons verheugen, bemerken we Gods blijdschap in ons. Onze innerlijke
vreugde geeft aan dat we levend zijn en in overeenstemming met Zijn welbehagen wandelen.
God heeft ons mensen van te voren tot Zijn zoonschap bestemd (Ef. 1:5). Dit is volgens Zijn
welbehagen.
Het meest aangenaam voor God is dat mensen op aarde Hem tot uitdrukking brengen. Dit is Zijn
hartsverlangen. Ook als je nog jong bent, wil God dat je Hem in je familie tot uitdrukking brengt. Hem tot
uitdrukking brengen betekent dat je één met Hem bent. Dit maakt je ‘een mens Gods’. Het is niet alleen dat je
Hem vertegenwoordigt. God verlangt er naar dat je Hem tot uitdrukking brengt. In jouw spreken, wil Hij
spreken. Hij ziet er naar uit dat het werk dat je doet Zijn werk is. Je bent slechts een mens, maar je kunt een
goddelijk leven leiden. (CWWL, 1978, deel 2, “Life Messages, Volume 1,” blz. 422, 425-426)
Lezen voor vandaag
Paulus schreef de brieven aan Timoteüs in een tijd dat de gemeente in verval was geraakt. In zo'n
periode zie je dat “de mens Gods volkomen is, tot alle goed werk ten volle toegerust” (2 Tim. 3:17). Wil jij
een mens Gods zijn? Het voorafgaande vers laat ons de weg zien: “Alle Schrift is door God ingegeven” (2
Tim. 3:16). Door Gods woord in te ademen wordt je vanzelf Gods uitdrukking. Neem elke dag tien minuten
om het Woord biddend te lezen. Door Zijn Woord in te ademen en Hem te eten wordt je een mens Gods.
Jezus van Nazareth is het prototype van een mens Gods. Maar Hij bracht Zichzelf niet tot uitdrukking.
Hij verklaarde Zijn relatie van de Vader op deze manier: “Zoals de levende Vader Mij heeft gezonden en Ik
leef door de Vader (…)” (Joh. 6:57). Ook vertelde Hij de Joden: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: de Zoon kan
niets doen van Zichzelf, tenzij Hij de Vader iets ziet doen; want alles wat Die doet, dat doet ook de Zoon
evenzo” (Joh. 5:19). Hij kon zeggen: “Ik kan van Mijzelf niets doen” (Joh. 5:30). In 10:30 zegt Hij vervolgens:
“Ik en de Vader zijn één.”
Hier zien we mens die God tot uitdrukking bracht. Dit is waarom de Vader behagen in Hem had.
Hoeveel je ook probeert te doen voor God, Hij zal er niet van onder de indruk zijn. Breng Hem eenvoudig tot
uitdrukking en je zult Zijn hart raken.
Omdat we in ons binnenste zowel ons eigen leven als het goddelijke leven bezitten, hoe kunnen we
dan het goddelijke leven tot uitdrukking brengen? We kunnen aan het leven van Jezus zien dat ons eigen leven
aan de kant geschoven moet worden. Hij zei: “Ik ben van de hemel neergedaald, niet opdat Ik mijn wil zou
doen, maar de wil van Hem die Mij heeft gezonden” (Joh. 6:38). Dit vers geeft duidelijk aan dat de Heer Jezus
wel een eigen wil had, maar dat Hij niet Zijn eigen wil deed.
Problemen zullen komen wanneer we naar onze eigen wil en eer zoeken. Deze twee termen vatten de
essentie van ons menselijke leven samen. Omdat we ons onbelangrijk voelen als we een kleine taak toebedeeld
krijgen, ergeren we ons snel als iemand zich bemoeit met de manier waarop we dit doen. Maar er zal vrede
zijn in de familie en vrede in de gemeente als we de genade vinden om onze eigen wil en eigen eer opzij te
zetten. “Heer, maak mij bereid mijn eigen wil aan de kant te zetten, zoals U deed toen u op deze aarde was.
Geef mij de genade om op aarde te leven zonder mijn eigen eer en heerlijkheid te zoeken. Heer, wees de genade
in mij zodat ik mijn eigen wil en eer opzij kan zetten.” (CWWL, 1978, deel 2, “Life Messages, Volume 1,” blz.
426-428)
Ter aanvulling lezen: CWWL, 1989, deel 3, “The Experience and Growth in Life,” hfst. 3; Life-study of
Matthew, boodschap 65-66
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________

WEEK 2 – DAY 4
morning food

Phil. 2:13 For it is God who works in you, both to will and to work, for his good pleasure.
John 5:30 (…) because I seek not my will, but the will of Him who sent Me.
Our life, our Christian life and our congregational life, is in accordance with God's good pleasure.
The Christian life is a joyful life. Often the New Testament calls us to joy.
“Rejoice in the Lord always! Once more I will say, Rejoice!” (Phil. 4:4). Every day we have to
rejoice, not in ourselves, but in the Lord. We are a people who “speak to one another in psalms and hymns”
and spiritual songs, singing and rejoicing in [our] hearts to the Lord, giving thanks always for everything to the God
and Father in the name of our Lord Jesus Christ” (Eph. 5:19-20).
We rejoice because we have the true God who works in us both to will and to work,
His good pleasure (Phil. 2:13). When we rejoice, we find God's joy in us. Our inner
joy indicates that we are alive and walking in accordance with His good pleasure.
God predestined us humans for His sonship (Eph. 1:5). This is according to His
good pleasure.
The most pleasing to God is that people on earth express Him. This is Being
heart's desire. Even when you are young, God wants you to express Him in your family. Him to
to express it means to be one with Him. This makes you 'a man of God'. It's not just that you
represents him. God wants you to express Him. In your speaking, He wills
speak. He looks like the work you do is His work. You are only human, but you can be a
lead divine life. (CWWL, 1978, Vol. 2, “Life Messages, Volume 1,” pp. 422, 425-426)
Read for today
Paul wrote the letters to Timothy at a time when the church was in decline. in such a
period you see that “the man of God is complete, fully equipped for every good work” (2 Tim. 3:17). Would you
be a man of God? The preceding verse shows us the way: “All scriptures are inspired by God” (2
Tim. 3:16). By breathing in God's word you automatically become God's expression. Take ten minutes every day
to read the Word in prayer. By breathing His Word and eating Him you become a man of God.
Jesus of Nazareth is the prototype of a man of God. But He didn't express Himself.
He explained His relationship to the Father in this way: “As the living Father has sent Me, and I
live through the Father . . .” (John 6:57). He also told the Jews, “Verily, verily, I say unto you, the Son
doing nothing of Himself, unless He sees the Father doing something; for whatever He does, the Son also does
likewise” (John 5:19). He could say, "I can do nothing of Myself" (John 5:30). Then at 10:30 He says:
“I and the Father are one.”
Here we see man expressing God. This is why the Father was pleased with Him.
No matter how much you try to do for God, He won't be impressed. Simply bring Him to
expression and you will touch His heart.
Since we possess both our own life and the divine life within us, how can we
then express the divine life? We can see from the life of Jesus that our own life
should be pushed aside. He said, "I came down from heaven, not that I should do my will."
but the will of Him who sent Me” (John 6:38). This verse clearly indicates that the Lord Jesus
had a will of his own, but that he did not do his own will.
Problems will come when we seek our own will and honor. These two terms sum up the
essence of our human life together. Because we feel unimportant when we are assigned a small task
we are easily annoyed when someone interferes with the way we do this. But there will be peace
be in the family and peace in the church when we find the grace to set aside our own will and own honor
put. “Lord, make me willing to put my own will aside, as You did when You were on this earth.
Grant me the grace to live on earth without seeking my own honor and glory. Lord be the grace
in me so that I may set aside my own will and honor.” (CWWL, 1978, Part 2, “Life Messages, Volume 1,” p.
426-428)
Read in addition: CWWL, 1989, Vol. 3, “The Experience and Growth in Life,” chap. 3; Life-study of
Matthew, message 65-66
Lighting and inspiration:

WEEK 2 – DAG 5
Ochtendvoeding

Fil. 3:10 Om Hem te k

ennen en de kracht van zijn opstanding en de gemeenschap aan zijn lijden,
terwijl ik aan zijn dood gelijkvormig word.
Joh. 15:3 Blijft in Mij, en Ik in u (…)
Rom. 8:6 Want wat het vlees bedenkt, is de dood, maar wat de Geest bedenkt, is leven en vrede.
Het is voor ons onmogelijk om onze eigen wil en eer opzij te zetten, maar doordat we het graag willen,
denken we dat we het zelf wel kunnen. Zo'n leven kan alleen in opstanding worden geleefd. De Heer Zelf is
de opstanding (Joh. 11:25). Alleen in Hem kunnen we onder het kruis leven.
De vreugde van de Vader is dat we in de aarde vallen en sterven, dat doen we door een gekruisigd
leven te leiden. Als wij sterven wordt de innerlijke kracht van leven bekrachtigd. Dood brengt de
opstandingskracht binnen. “Heer, open mijn ogen zodat ik zie dat mijn eigen wil en eer opzij gezet moet
worden. Laat me dan zien dat U de opstandingskracht in mij bent. Ik prijs U dat ik geen levenloze steen ben.
Ik ben een tarwekorrel. In mij bent U de opstandingskracht. Heer, geef mij het visioen, dat wanneer ik sterf, ik
U tot uitdrukking zal brengen. Ik sta hier voor U.” De Heer werkt in ons de bereidheid uit. Dat komt niet vanuit
onszelf. (CWWL, 1978, deel 2, “Life Messages, Volume 1,” blz. 429-430)
Lezen voor vandaag
Onze ziel is de natuurlijke mens. Onze geest, wedergeboren en gevuld met de Heilige Geest, is de
innerlijke mens. Het is deze tweede persoon, de innerlijke mens, waar God een welbehagen in heeft. In
werkelijkheid is deze tweede persoon Jezus Christus, vermengd met ons. De persoon in jouw ziel is beledigend
en onaangenaam voor God, maar Degene in jouw geest is een zoete geur voor Hem.
God verlangt er naar dat wij in de geest wandelen. De ziel kunnen we gebruiken als een orgaan, maar
het is niet onze ‘persoon’. Gedurende de dag reizen we vaak heen en weer tussen de geest en de ziel.
Vraag de Heer om je te helpen dit te beoefenen. “Heer, dank U dat ik een nieuwe persoon in mij heb.
Ik ben niet meer die oude mens. Mijn wedergeboren geest, waar U woont, is mijn nieuwe persoon. Help mij
te wandelen, te leven, te handelen en te spreken in de geest en niet langer in de ziel. Ik wil vanuit de innerlijke
mens leven.”
De vreugde van de Vader is dat we kracht ontvangen in de innerlijke mens naar de rijkdommen van
Zijn heerlijkheid. Morele en ethische deugden kunnen niet vergeleken worden met de uitdrukking van het
goddelijke leven in ons. Het is geen kwestie van het niet bezoeken van een winkelcentrum of ander vermaak
in de wereld omdat we de wereld niet langer lief hebben. Die houding is veel te oppervlakkig. Wat we doen is
het gevolg van het ontvangen van kracht in de innerlijke mens door Zijn Geest.
Het wederopbouwwerk van de Heer gaat niet om leerstellingen of om uiterlijke gewoonten. Het gaat
om de ervaring van het ontvangen van kracht in onze innerlijke mens, zodat Christus ons hele wezen in bezit
kan nemen, totdat we helemaal gevuld zijn met God voor Zijn volledige uitdrukking. Bid op deze manier:
“Vader, dank U voor mijn wedergeboren geest waar Christus woont. Geef mij kracht in mijn innerlijke mens,
naar de rijkdommen van Uw heerlijkheid, door uw machtige Geest. Verspreid U vanuit mijn geest en maak
ook woning in mijn hart. Maak woning in mijn hele innerlijke wezen, zodat ik volledig gevuld wordt met U
voor Uw volledige uitdrukking.”
Mag de Vader ons allemaal kracht in de innerlijke mens geven, zodat Christus woning maakt in onze
harten en dat wij worden samengebouwd tot een woonplaats van God in de geest. Dit is Zijn vreugde en
blijdschap.
Waar we ook mee geconfronteerd worden: groot of klein, goed of slecht, juist of onjuist; wij moeten
in onze geest zijn. Deze geweldige “Mij” is in onze geest. We moeten in Hem blijven (verw. Joh. 15:4). Blijf
daar. Als je daar bent weggegaan, keer dan direct weer terug.
God is blij als Hij ziet dat we in onze geest blijven. Onze geest is onze hoop. Het is ons thuis. Het is
ons land. Er is geen andere plaats waar we zouden moeten zijn. (CWWL, 1978, deel 2, “Life Messages, Volume
1,” blz. 450-451, 453-455, 446-447)
Ter aanvulling lezen: De goddelijke economie, hfst. 1; CWWN, deel 62, hfst. 23, 30
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________

WEEK 2 – DAY 5
morning food

Phil. 3:10 To K Him

and the power of his resurrection and the fellowship of his sufferings,
while I am conformed to his death.
John 15:3 Abide in Me, and I in you (…)
Rom. 8:6 For the mind of the flesh is death, but the mind of the Spirit is life and peace.
It is impossible for us to set aside our own will and honor, but willingly,
we think we can do it ourselves. Such a life can only be lived in resurrection. The Lord Himself is
the resurrection (John 11:25). Only in Him can we live under the cross.
The joy of the Father is that we fall into the earth and die, we do that by a crucified
to lead life. When we die, the inner power of life is empowered. Death brings the
resurrection power within. “Lord, open my eyes to see that my own will and honor must be set aside
turn into. Then show me that You are the resurrection power in me. I praise You that I am not a lifeless stone.
I am a grain of wheat. In me You are the resurrection power. Lord, give me the vision that when I die, I
You will express. I stand here before you.” The Lord works out the readiness in us. That's not coming from
ourselves. (CWWL, 1978, Vol. 2, “Life Messages, Volume 1,” pp. 429-430)
Read for today
Our soul is the natural man. Our spirit, born again and filled with the Holy Spirit, is the
inner man. It is this second person, the inner man, that God is pleased with. In
reality is this second person Jesus Christ mixed with us. The person in your soul is abusive
and unpleasant to God, but the One in your mind is a sweet fragrance to Him.
God desires that we walk in the spirit. We can use the soul as an organ, but
it is not our 'person'. During the day we often travel back and forth between the mind and the soul.
Ask the Lord to help you practice this. “Lord, thank You that I have a new person in me.
I'm not that old man anymore. My born again spirit, where You dwell, is my new person. help me
to walk, to live, to act, and to speak in the spirit and no longer in the soul. I want from the inner
human life.”
The joy of the Father is that we receive strength in the inner man according to the riches of
His glory. Moral and ethical virtues cannot be compared with the expression of the
divine life in us. It's not a matter of not visiting a mall or other entertainment
in the world because we no longer love the world. That attitude is far too superficial. What we do is
the result of receiving power in the inner man by His Spirit.
The Lord's rebuilding work is not about doctrine or about outward habits. It's alright
for the experience of receiving power in our inner man, so that Christ possesses our whole being
can take until we are completely filled with God for His full expression. Pray in this way:
“Father, thank You for my born again spirit where Christ dwells. Give me strength in my inner man,
according to the riches of Thy glory, by Thy mighty Spirit. Spread out of my mind and make
also home in my heart. Dwell in all my inner being, so that I may be completely filled with You
for Your full expression.”
May the Father give us all strength in the inner man, that Christ may dwell in our
hearts and that we be built together as a dwelling place of God in the spirit. This is His joy and
joy.
Whatever we are confronted with: big or small, good or bad, right or wrong; we have to
be in our mind. This great "Me" is in our minds. We must abide in Him (ref. John 15:4). stay
there. If you left there, return immediately.
God is pleased when He sees that we remain in our spirit. Our mind is our hope. It's our home. It is
our country. There is no other place we should be. (CWWL, 1978, part 2, “Life Messages, Volume
1,” pp. 450-451, 453-455, 446-447)
Read in addition: The Divine Economy, chap. 1; CWWN, vol 62, chap. 23, 30
Lighting and inspiration:

WEEK 2 – DAG 6
Ochtendvoeding

Joh. 4:24 God is een geest, en wie Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid.
Rom. 1:9 Want God, die ik dien in mijn geest in het evangelie van zijn Zoon, is mijn getuige hoe ik
onophoudelijk u gedenk.
Gods nieuwtestamentische economie richt zich op onze menselijke geest en wordt ten uitvoer gebracht
door de goddelijke Geest vermengd met de menselijke geest (verw. 1 Kor. 6:17).
Paulus zegt: “Want te leven is voor mij Christus” (Fil. 1:21). Wie is Christus? Is Hij niet God? Wie is
“mij”? Dat is Saulus van Tarsus, gewoon een mens. Hoe kan een mens God tot uitdrukking brengen? We
begrijpen het niet helemaal, maar we kunnen genieten van wat het Woord zegt door het te eten. Als het Woord
zegt dat we met Hem zijn samengevoegd tot één geest, dan zeggen we: “Halleluja! Ik ben een mens, maar ik
heb een geest! Ik ben één geest met de Heer!” (CWWL, 1978, deel 2, “Life Messages, Volume 1,” blz. 458)
Lezen voor vandaag
In Johannes 4:23 en 24 wordt ons verteld dat God in geest aanbeden moet worden. Het woordje in
kunnen we beschouwen als een voorzetsel dat ook vertaald kan worden als ‘met’. Wij aanbidden met onze
geest. Dit geeft aan dat onze geest dienst doet als een orgaan. We zien met onze ogen, horen met onze oren en
aanbidden moet onze geest. Als we zeggen dat we aanbidden in geest, bedoelen we dat we aanbidden in het
bereik van de geest. Als we zeggen dat we aanbidden met onze geest, bedoelen we dat de geest het deel van
ons wezen is waarmee we aanbidden. De geest is dus niet alleen de nieuwe persoon geworden, de innerlijke
mens, maar ook het nieuwe orgaan waarmee we God aanbidden.
Het woord aanbidden wijst in het Grieks ook op de gedachte van bediening. Het woord dienen in
Romeinen 1:9 is in sommige andere vertalingen vertaald als ‘aanbidden’. Of we spreken over aanbidden of
dienen, de betekenis is hetzelfde. Onze aanbidding is onze bediening aan God; onze bediening aan Hem is ook
onze aanbidding. Als we Hem aanbidden, dienen we Hem; als we Hem dienen, aanbidden we Hem.
Het meest aangenaam in Gods ogen is dat wij in onze geest blijven. Mag het zo zijn dat we niets zeggen
buiten onze geest om. Mag het zo zijn dat we buiten onze geest om nergens heen willen gaan en niets willen
doen. De hele dag “in geest” zijn moet ons beheersen en al onze activiteiten aansturen. Als wij spreken, denken,
bewegen en handelen in geest, zijn we overwinnaars, geheiligd en geestelijk. We zullen aangenaam zijn, niet
alleen voor onszelf, maar ook voor God en voor anderen. Zo'n dagelijks leven is een welbehagen voor God.
Een christelijk leven en een gemeenteleven in geest maken Hem blij.
De dag zal komen dat we allemaal worden verheerlijkt. Wij zullen met Christus op de berg van
verheerlijking zijn. Op die dag is God buiten Zichzelf van opwinding en zal hij satans aandacht op ons vestigen:
“Satan, kijk naar Mijn kinderen! Mijn kinderen zijn verheerlijkt!” Deze gedachte zien we zeker terug in
Romeinen 8: “Het lijden van de tegenwoordige tijd [is] niet waard (…) vergeleken te worden met de
toekomstige heerlijkheid die aan ons geopenbaard zal worden. Want de schepping verwacht reikhalzend de
openbaring van de zonen van God. (…) De schepping zelf zal worden vrijgemaakt van de slavernij van de
vergankelijkheid tot de vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen van God. Want wij weten, dat de hele
schepping tezamen zucht en tezamen in barensnood is tot nu toe. En dat niet alleen, maar ook wijzelf, die de
eerstelingen van de Geest hebben, ook wijzelf zuchten bij onszelf in de verwachting van het zoonschap: de
verlossing van ons lichaam” (Rom. 8:18-19, 21-23).
Het wederopbouwwerk maakt dat God Zijn welbehagen herwint. Het hedendaagse christendom is
zeker geen reden tot blijdschap voor Hem. Wij horen een volk te zijn in wie God Zijn welbehagen heeft.
Wij leven en wandelen nu naar Gods welbehagen. Dat welbehagen bereikt het hoogtepunt op de dag
van onze verheerlijking. (CWWL, 1978, deel 2, “Life Messages, Volume 1,” blz. 457, 463, 422-423)
Ter aanvulling lezen: CWWL, 1994-1997, deel 3, “The God-man Living,” hfst. 8, 10, 14; CWWL, 1987, deel
3, “The Scriptural Way to Meet and to Serve for the Building Up of the Body of Christ,” hfst. 26
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________

WEEK 2 – DAY 6
morning food

John 4:24 God is a spirit, and those who worship Him must worship Him in spirit and in truth.
Rom. 1:9 For God, whom I serve in my spirit in the gospel of his Son, is my witness how I
unceasingly remember you.
God's New Testament economy focuses on our human minds and is implemented
mixed with the human spirit by the divine Spirit (cf. 1 Cor. 6:17).
Paul says, “For me to live is Christ” (Phil. 1:21). Who is Christ? Is He not God? Who is
"me"? That's Saul of Tarsus, just a man. How can a man express God? We
don't quite understand it, but we can enjoy what the Word says by eating it. If the Word
says we are joined in one spirit with Him, we say, “Hallelujah! I'm human, but I
have a mind! I am one spirit with the Lord!” (CWWL, 1978, Part 2, “Life Messages, Volume 1,” p. 458)
Read for today
In John 4:23 and 24 we are told that God is to be worshiped in spirit. The word in
can be regarded as a preposition that can also be translated as 'with'. We worship with our
spirit. This indicates that our mind acts as an organ. We see with our eyes, hear with our ears and
worship must be our mind. When we say we worship in spirit, we mean we worship in the
reach of the mind. When we say we worship with our mind, we mean that the mind is the part of
our being is what we worship with. So the mind has not only become the new person, the inner one
human being, but also the new organ with which we worship God.
The word worship in Greek also denotes the idea of ​​ministry. Submit the word
Romans 1:9 has been translated "worship" in some other translations. Whether we talk about worship or
serve, the meaning is the same. Our worship is our ministry to God; our ministry to Him is also
our worship. When we worship Him, we serve Him; when we serve Him, we worship Him.
The most pleasing in God's sight is that we abide in our spirit. May we not say anything
outside our minds. May it be that outside of our minds we don't want to go anywhere and want nothing
to do. Being "in spirit" all day should control us and direct all our activities. When we speak, think,
moving and acting in spirit, we are overcomers, sanctified and spiritual. We'll be pleasant, won't we
only for ourselves, but also for God and for others. Such a daily life is pleasing to God.
A Christian life and a church life in spirit make Him happy.
The day will come when we will all be glorified. We will be with Christ on the mountain of
be glorification. On that day God will be beside Himself with excitement and will draw Satan's attention to us:
“Satan, look at My children! My children are glorified!” We will definitely see this thought in
Romans 8: “The sufferings of the present tense [is] not worthy . . . to be compared with the
future glory to be revealed to us. For creation eagerly awaits the
revelation of the sons of God. (…) Creation itself will be set free from the bondage of the
corruption to the liberty of the glory of the children of God. Because we know that the whole
creation groans together and travails together until now. And not only that, but also ourselves, who
have the firstfruits of the Spirit, we ourselves also groan within ourselves in anticipation of sonship: the
redemption of our bodies” (Rom. 8:18-19, 21-23).
The rebuilding work causes God to regain His good pleasure. Contemporary Christianity is
certainly no cause for rejoicing for Him. We are to be a people in whom God is well pleased.
We now live and walk according to God's good pleasure. That well-being reaches the peak of the day
of our glorification. (CWWL, 1978, Vol. 2, “Life Messages, Volume 1,” pp. 457, 463, 422-423)
Read additionally: CWWL, 1994-1997, Vol. 3, “The God-man Living,” chap. 8, 10, 14; CWWL, 1987, part
3, “The Scriptural Way to Meet and to Serve for the Building Up of the Body of Christ,” chap. 26
Enlightenment and inspiration:

VOLDOEN AAN GODS VERLANGEN EN DE HUIDIGE BEHOEFTEN IN HET WEDEROPBOUWWERK VAN DE HEER

Voldoen aan Gods verlangen en de huidige behoeften in het wederopbouwwerk van de Heer

Week 1: Gods behoefte in de huidige eeuw

WEEK 1 – DAG 1

Ochtendvoeding

Mt. 6:10 Uw koninkrijk komen, uw wil gebeuren, zoals in de hemel, zo ook op aarde.
1 Kor. 12:27 En u bent het lichaam van Christus en ieder afzonderlijk leden.
1 Kor. 16:10 Wanneer nu Timotheüs komt, let erop dat hij zonder vrees bij u is, want hij werkt het
werk van de Heer evenals ik.
Toen de Heer met de kinderen van Israël wilde spreken en onder hen wilde werken, vroeg Hij eerst
aan Jesaja: “Wie zal Ik zenden en wie zal voor Ons gaan?” (Js. 6:8). Ondanks dat God reeds had besloten om
met de kinderen van Israël te spreken en onder hen te werken, had Hij iemand op de aarde nodig die volgens
Zijn denken met Hem zou meewerken. God roept en zoekt nog steeds naar mensen. Hij wil het evangelie tot de uiterste delen van de aarde verkondigen zodat alle volkeren Zijn behoudenis kunnen ontvangen (Mt. 28:19;
Hnd. 1:8; 13:47). Hij moet echter eerst mensen op aarde vinden en winnen die naar Zijn denken met Hem willen samen- en meewerken. Zolang er een aantal zijn die hetzelfde denken als God hebben en bereid zijn met Hem mee te werken, zal Gods werk door hen op de aarde uitgevoerd worden. Als God zulke personen niet op de aarde kan vinden, zal Zijn verlangen en plan tot de hemel beperkt blijven, zonder dat het op aarde vervuld en uitgevoerd kan worden. God is alleen in staat om zijn hemels plan op de aarde uit te voeren als Hij mensen
vindt die met Hem samen willen werken. (CWWL, 1950-1951, deel 2, “Serving according to Revelation,” blz. 231)

Lezen voor vandaag

God is almachtig, maar Zijn almacht is begrenst omdat Hij bepaalde condities aan Zijn werk moet stellen. De vraag is of wij in een positie voor Hem zijn om Zijn kracht te tonen. Ik weet dat ik God niet kan helpen; ik kan niets voor Hem bevorderen. Maar het is mogelijk dat iets van mij Hem kan hinderen. Zonden, ongeloof, natuurlijke energie, enz. verhinderen Gods kracht. De Heer moet ons licht gegeven om te kunnen zien wat Hij kan doen, en Hij moet ons ook licht geven zodat wij kunnen zien waar wij Hem verhinderen. We kunnen Hem in een positie plaatsen waar Hij niet kan doen wat Hij wil doen. De Schepper van de hemel en de aarde kan door ons worden beperkt. Mag de Heer ons hart doorzoeken en op een ingrijpende manier met ons afrekenen. Is er iets in ons dat Hem beperkt? Zijn er dingen die ons christelijke leven ondersteunen? Is er een
neiging naar wat we kunnen zien of wandelen we in geloof? Is God alleen in ons leven? Hij is ons leven en onze kracht, maar zijn er plannen of programma's die Hem vervangen? Vertrouwen wij Hem om iets uit het niets voort te brengen? Vertrouwen wij Hem om de doden tot leven te wekken? Hij is altijd de God van opstanding. Als wij in Hem blijven, zien we licht. Het is niet door zelfonderzoek dat wij zien wat Hem beperkt;
het is door in Zijn aanwezigheid te komen.
Het Lichaam van Christus is wat Christus tot uitdrukking brengt. Het Lichaam kan of voor Zijn uitdrukking of tot Zijn beperking zijn. Op aarde was Hij beperkt in een vleselijk lichaam; vandaag is Hij in een geestelijk Lichaam, Zijn gemeente, om Zichzelf tot uitdrukking te brengen en zichtbaar te maken. Hij beweegt in de Geest in Zijn Lichaam. Op de aarde manifesteerde Hij Zichzelf in Zijn lichaam en vandaag doet
Hij hetzelfde. Wij zijn de leden van zijn geestelijk Lichaam, en worden of gebruikt om Hem tot uitdrukking te brengen of Hem te beperken. Het zal een grote dag zijn wanneer het licht aanbreekt en we beseffen hoe groot onze verantwoordelijkheid is. We zijn de enige uitdrukking die Christus heeft. Het Lichaam is de manier om Zichzelf tot uitdrukking te brengen. Welke uitdrukking hebben wij buiten ons lichaam? Helemaal niets. In hetzelfde principe zijn wij in de positie om Hem een volledige uitdrukking te geven of om Hem te beperken in Zijn uitdrukking. Om deze reden is de volledige soevereiniteit van Christus van uiterst belang. Om Hem op slechte situaties in de geestelijke wereld in te laten spelen en Zichzelf tot uitdrukking te brengen, moeten wij Hem op geen enkele manier beperken of belemmeren. (CWWN, deel 46, blz. 1226-1227) Ter aanvulling lezen: CWWN, deel 46, hfst. 183; CWWL, 1955, deel 3, “The Central Work of God and Proper
Spiritual Experience,” hfst. 12
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________

WEEK 1 – DAG 2

Ochtendvoeding

Joh. 6:38 Want Ik ben van de hemel neergedaald, niet opdat Ik mijn wil zou doen, maar de wil van Hem die Mij heeft gezonden.
Mt. 26:42 Opnieuw (…) bad [Hij] aldus: Mijn Vader, (…) moge uw wil gebeuren.


God is El Shaddai: in de verleden eeuwigheid en in de toekomstige eeuwigheid kan niets Hem beperken. In de twee eeuwigheden kan niets Hem stoppen, verhinderen of vertragen. God heeft echter een wil. Hij heeft een Zoon, maar Hij wil vele zonen – een volk dat deel heeft aan Zijn leven en Zijn Zoon zichtbaar maakt. Om deze reden schiep Hij de hemel, de aarde en de mens. Maar hier ligt het probleem: Hij schiep de mens met een vrije wil. Op dit punt begon de beperking voor God. Van de tijd van de tuin van Eden tot nu, zijn er drie willen aan het werk geweest: de wil van God, satan en de mens. God geeft de menselijke wil niet op. Hij wil dat de menselijke wil aan Zijn kant staat; daarom accepteert Hij de beperking dat dit verlangen met zich mee brengt. God zal de mens tot niets dwingen terwijl Hij naar Zijn doel toe werkt. In de twee eeuwigheden is Gods almacht absoluut; vandaag is Zijn almacht relatief, omdat het aan bepaalde beperkingen
onderworpen is. (CWWN, deel 46, blz. 1227-1228)

Lezen voor vandaag

In de schepping plaatste God Zijn almachtige kracht onder de beperking van de menselijke wil. Deze wil kan aan de goddelijke kant staan, of aan haar eigen of satans kant om God te beperken. Als deze wil op God is gericht zal er iets veel meer zijn voor de glorie van God dan voor de schepping. Daarom zal Zijn almacht
in de toekomstige eeuwigheid veel groter zijn dan in de verleden eeuwigheid. Het zal mogelijk zijn om te beperken, maar er zal geen beperking zijn omdat wij naar een plek zijn gebracht waar we in alles voor God
zijn. Daarom zal God een veel grotere heerlijkheid hebben. Er zal altijd een andere wil zijn, maar het zal zo ondergeschikt zijn aan God dat het tot Zijn heerlijkheid is. God nam een risico om dit op deze manier te
bewerkstelligen. Onze bevoegdheid zal de bevoegdheid van de kracht van God zijn; God zal zo groot zijn als wat onze bevoegdheid Hem toestaat. Dit is de maat in het aarden vat. Als we onze bevoegdheid vergroten, vergroten we de kracht van God. Vandaag is de kracht van God beperkt door onze bevoegdheid en is onderworpen aan onze wil, onderdanigheid, gehoorzaamheid en geloof. De kracht van God neemt de vorm
van ons geloof in Hem aan. Wij zijn het meettoestel, de maat. De goddelijke almacht is vandaag aan ons onderworpen. Hij die absoluut één met Gods wil is en in wie God geen beperking heeft is de Heer Jezus. God kan met en door Hem doen wat Hij wil. Door Zijn dood en opstanding is er door de kracht van de Geest een Lichaam gevormd; God zoekt en verlangt naar leden die fijngevoelig zijn voor Hem en die alle beperkingen met betrekking tot Zijn wil hebben weg gedaan. Hij moet alle ruimte met ons hebben voordat we het eeuwige doel binnen kunnen brengen. De betekenis van het koninkrijk is dat God kan doen wat Hij wil, dat Hij Zijn
eigen manier heeft, dat Hij niet beperkt wordt, en dat Hij het gezag en de kracht en daarom ook de heerlijkheid heeft. De gemeente zal op een dag het vat zijn van alles wat Hij wil, maar het moet vandaag beginnen. We kunnen niet verwachten dat God een grotere maat vertoond dan wat wij Hem veroorloven. Hij is absoluut beperkt. De kracht van God is vandaag volkomen ondergeschikt aan onze maat. God is op veel manieren niet krachtiger dan wij. Hij heeft Zichzelf in ons geplaatst en ons Zijn kanalen gemaakt. Wij kunnen Hem buiten
sluiten of bevrijden. De volledige van zaak van het goddelijke doel is op het spel.
De Heer moet ons naar een plaatst brengen waar er niets is dat Hem hindert, waar we plooibaar in dehanden van de Heer zijn. Hij moet ons naar een plaatst brengen van uiterste ontvankelijkheid tot Hem zodat
Hij een vrije en ongehinderde weg heeft. Dan zal er niets zijn dat Hij niet kan doen. “De Zoon kan niets doenvan Zichzelf” (Joh. 5:19). Dit is het geheim. O, onze koppige natuur! “Heer, mag ik van vandaag af de genade hebben om niet op mijzelf te vertrouwen, niet mijn eigen kracht te gebruiken, noch goed over mijzelf te denken.
Mag alles wat U verhindert onder het bloed worden geplaatst.” (CWWN, deel 46, blz. 1228-1229) Ter aanvulling lezen: CWWN, deel 37, hfst. 28; CWWL, 1953, deel 1, “Knowing Life and the Church,” hfst. 15 Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________

WEEK 1 – DAG 3

Ochtendvoeding

Gn. 1:28 (…) Vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen der zee en over het
gevogelte des hemels en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt.
Op. 5:10 En hebt hen voor onze God gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters; en zij zullen over
de aarde regeren.
Twee woorden in Genesis zijn zeer betekenisvol. Eén is onderwerpen in Genesis 1:28, wat ook kan
worden vertaald door ‘overwinnen’. De ander is bewaren in Genesis 2:15, wat ook kan worden vertaald door
‘bewaken’. We kunnen uit deze verzen zien dat God de mens heeft aangesteld om de aarde te overwinnen en
te bewaken. Gods aanvankelijke voornemen was om de aarde aan de mens te geven als woonplaats. Het was
niet Zijn voornemen dat de aarde een chaos zou worden (Js. 45:18). God verlangde door het toedoen van de
mens dat satan niet de aarde binnen zou dringen, maar het probleem was dat satan op de aarde was en een
vernietigend werk wilde doen. Daarom wilde God dat de mens de aarde herstelde van satans hand. (De
heerlijke gemeente, blz. 13)

Lezen voor vandaag

Sommigen vragen zich wellicht af: waarom werpt God satan Zelf niet in de bodemloze put of de poel
van vuur? Ons antwoord is: God kan dit doen, maar wil dit niet Zelf doen. God wil de mens gebruiken om met
Zijn vijand af te rekenen en schiep de mens voor dit doel. God wil dat een schepsel met een schepsel afrekent.
Hij wil dat Zijn schepsel de mens afrekent met Zijn gevallen schepsel satan om de aarde naar God terug te
brengen.
Het werk van het redden van zielen is niet altijd Gods werk. Het redden van zielen lost het probleem
van de mens op, maar het werk van God vereist dat de mens gezag uitoefent om over alle dingen die door Hem
geschapen zijn te heersen. God heeft gezag in Zijn schepping nodig, en Hij heeft de mens uitgekozen om dit
gezag uit te oefenen. Als we hier alleen als mensen voor onszelf waren, dan zou al ons zoeken en verlangen
zijn om de Heer meer lief te hebben en heiliger en ijveriger te zijn en meer zielen te redden. Deze dingen zijn
goed maar zijn alleen tot voordeel van de mens; Gods werk en Gods behoefte worden volledig genegeerd. We
moeten zien dat God Zijn behoefte heeft. Dank God dat Hij de bediening van verzoening aan ons heeft
toevertrouwd, maar zelfs als we alle zielen in de hele wereld tot behoudenis brengen dan hebben we nog steeds
niet Gods werk volbracht of aan Gods voorwaarden voldaan. Er is iets wat Gods werk, Gods behoefte wordt
genoemd. Toen God de mens schiep, sprak Hij uit wat Hij nodig had. Hij openbaarde Zijn behoefte dat de
mens zou heersen en regeren over Zijn hele schepping en Zijn overwinning zou verklaren. Regeren voor God
is niet gering; het is een belangrijke zaak. Gods heeft mensen nodig die Hij kan vertrouwen en die Hem niet
zullen falen. Dit is Gods werk, en dit is wat God verlangt te verkrijgen.
Broeders en zusters, dit vereist het betalen van een prijs. We weten hoe de demonen kunnen spreken.
Een demon zei eens: “Jezus ken ik wel en van Paulus weet ik; maar u, wie bent u?” (Hnd. 19:15). Wanneer
een demon ons tegenkomt, zal hij dan wegvluchten? Het verkondigen van het evangelie betekent dat wij een
prijs moeten betalen, maar een veel grotere prijs moet worden betaald om met satan af te rekenen.
Dit is geen kwestie van een boodschap of een leerstelling. Dit vereist onze beoefening en de prijs is
zeer hoog. Als wij mensen willen zijn die God kan gebruiken om satans werk en gezag teniet te doen, moeten
we de Heer volledig en absoluut gehoorzamen! In het doen van ander werk maakt het niet zoveel uit of we een
beetje van onszelf behouden maar wanneer we met satan afrekenen, kunnen we geen enkele grond voor onszelf
hebben. We kunnen ons vasthouden aan iets van onszelf in onze studie van de Schrift, in het verkondigen van
het evangelie, in het helpen van de gemeente of de broeders maar wanneer we met satan afrekenen, moet het
zelf volkomen opgegeven zijn. Satan zal niet onder de indruk zijn als het zelf wordt bewaard. Mag God onze
ogen openen om te zien dat Zijn doel eist dat we volledig en absoluut voor Hem zijn. Een dubbelhartig persoon
kan nooit met satan afrekenen. (De heerlijke gemeente, blz. 13-16)
Ter aanvulling lezen: CWWL, 1970, deel 1, “Fulfilling God’s Purpose by Growing in Life and Functioning in
Life to Build Up the Church,” hfst. 1
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________

WEEK 1 – DAG 4

Ochtendvoeding

Heb. 11:7 Door het geloof heeft Noach (…) een ark gereed gemaakt tot behoudenis van zijn huis,
waardoor hij (…) een erfgenaam werd van de gerechtigheid die naar het geloof is.
Hnd. 2:40 (…) Laat u behouden van dit verkeerde geslacht.
Op. 11:15 (…) Het koninkrijk van de wereld van onze Heer en van zijn Christus is gekomen, en Hij
zal regeren tot in alle eeuwigheid.
Vandaag is de dag van de levende Jezus, en God wil een volk dat door deze Jezus leeft. Deze zullen
de Noach van vandaag zijn, die de huidige generatie beëindigen en de komende eeuw binnenbrengen, de eeuw
van het koninkrijk. Dit is wat de Heer aan het doen is vandaag. Zijn werk is om Zijn liefhebbers en zoekers
aan te trekken, zij die een zuiver motief met een open geest hebben om Hem op een absolute manier te volgen,
zodat Hij het gemeenteleven kan verkrijgen om de huidige trend van de wereld tegen te spreken, deze huidige
eeuw te beëindigen, en Gods koninkrijk binnen te brengen. Dit is Gods doel die Hij vandaag vervult. De Heer
verlangt dat ‘de familie van Noach’ de ark bouwt en tegen de trend van de eeuw getuigt, zodat Hij hen kan
gebruiken om deze eeuw te beëindigen en de eeuw van het koninkrijk in te luiden. We bouwen de hedendaagse
ark in het gemeenteleven voor onze behoudenis (Fil. 2:12) en voor de behoudenis van hen onder onze zorg.
(CWWL, 1975-1976, deel 1, “The Testimony of Jesus,” blz. 280)

Lezen voor vandaag

Noach werd niet alleen gered van Gods oordeel, maar ook van het krom, verdraaid en boos geslacht.
Toen Noach de ark binnenging, sloot Jehova de deur (Gn. 7:16). Het was alsof God zei: “Zelfs als je van
gedachten verandert, kun je er niet meer uit. Ik heb je opgesloten en je moet hier blijven.” In zekere zin werd
Noach verlost en gered, maar anderzijds werd hij gevangengezet. Een van zijn schoondochters zou kunnen
hebben gezegd: “Ik heb liever mijn oude huis met veel slaapkamers, badkamers en een grote woonkamer. Wat
je ons verkondigde was goed, maar deze ark is als een gevangenis.” Noach zou zijn schoondochter misschien
hebben geantwoord: “Wat kan ik doen en waar kunnen we heen? Ik kan de deur niet openen. Het is niet aan
mij; het is aan Jehova. Hij sloot ons op. We moeten eenvoudig hier blijven. Wees niet bedrukt; wees geduldig
en wacht nog even.” Na de zondvloed kwam Noach met zijn hele familie uit de ark en ging een nieuwe eeuw
binnen (Gn. 8:16, 18).
In de tijd van Noach moeten er meer dan acht personen zijn geweest die God vreesden en in Hem
geloofden. Volgens Genesis 5 bereikte de vroege voorvaderen hoge leeftijden. Omdat ze godvrezend waren,
leerden ze hun tweede, derde en daaropvolgende generaties om God te vrezen en op Hem te vertrouwen.
Daarom kunnen we er zeker van zijn dat er naast Noach en zijn familie nog een aantal anderen moeten zijn
geweest die in God geloofden. Het kan zijn dat zij gered werden van het eeuwige verderf, maar zij waren niet
van hun verdorven geslacht gered en gingen de nieuwe eeuw niet binnen. Sommigen zouden zich kunnen
afvragen hoe het kan dat sommigen buiten de ark werden gered. Denk echter eens aan het dagelijks leven van
velen die in de Heer Jezus geloven, die naar de film gaan, naar nachtclubs gaan, televisie kijken en de moderne
mode volgen. Zij die deelhebben aan deze verderfelijke dingen kunnen gered zijn van eeuwige straf, maar ze
zijn niet gered van het huidige kromme geslacht, en velen zullen niet het koninkrijk van Christus worden
binnengeleid om daar koningen te zijn. Niemand die waarlijk gered is van het krom en verdraaid geslacht van
vandaag, volgt de loop van de huidige eeuw. Aan de ene kant zijn we gered omdat we geloven dat de Heer
Zijn bloed vergoot en voor ons stierf. Daarom zullen we niet voor eeuwig verloren gaan. Aan de andere kant
zouden we echter nog steeds naar het winkelcentrum kunnen gaan om de dingen van de moderne, wereldse
mode te kopen. Als de Heer morgen komt, zijn we dan zeker dat Hij ons Zijn koninkrijk binnen zal leiden? In
plaats daarvan zou het kunnen dat we samen met het huidig geslacht worden gestraft. (CWWL, 1975-1976,
deel 1, “The Testimony of Jesus,” blz. 321-323)
Ter aanvulling lezen: CWWL, 1975-1976, deel 1, “The Testimony of Jesus,” hfst. 1, 3-4, 6-8; CWWL, 1977,
deel 1, “The Lord’s Recovery and the Present Situation of Religion,” hfst. 1, 4
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________

WEEK 1 – DAG 5

Ochtendvoeding

Mt. 16:18 (…) Ik [zal] mijn gemeente bouwen, en de poorten van de hades zullen haar niet
overweldigen.
Fil. 2:12-13 (…) Bewerkt uw eigen behoudenis met vrees en beven; want het is God die in u werkt (…).
Fil. 2:15 Opdat u onberispelijk en rein bent, onbesproken kinderen van God temidden van een
krom en verdraaid geslacht (…).
Slechts acht personen werden gered in de ark, door water heen, van het krom geslacht. Velen zijn
misschien gered van het eeuwige verderf, maar niet veel gingen de ark binnen. We hoeven niets te doen om
van eeuwig verderf gered te worden, maar om van het boze geslacht gered te worden moeten we de ark
opbouwen. Filippenzen 2:12 zegt: “Bewerkt uw eigen behoudenis.” Dit is geen behoudenis van het eeuwig
verderf. Het is behoudenis van het krom en verdraaid geslacht dat in vers 15 wordt genoemd. Velen van ons
kunnen alleen zeggen dat we gered zijn van het eeuwig verderf. Dit is slechts de helft van onze behoudenis.
We moeten ook gered worden voor het andere deel, van dit krom en verdraaid geslacht. (CWWL, 1975-1976,
deel 1, “The Testimony of Jesus,” blz. 323-324)

Lezen voor vandaag

Om van het eeuwig verderf gered te worden, moeten we eenvoudig zeggen: “O Heer Jezus, ik ben een
zondaar. Ik dank U dat U voor mij stierf. U bent de Zoon van God en U bent mijn Redder. Heer Jezus, vergeef
me. Ik bekeer mij en geloof in U.” Dit is voldoende voor onze behoudenis door genade. De rest van onze
behoudenis vereist echter onze samenwerking met God. Filippenzen 2:13 zegt: “Het is God die in u werkt,
zowel het willen als het werken, om zijn welbehagen.” Hierop moeten we zeggen: “Amen op Uw werk.” Als
we meewerken aan Gods werking, worden we aan de negatieve kant, spontaan uit dit krom geslacht gered.
Aan de positieve kant zullen we de ark binnengaan, wat een beeld is van het normale gemeenteleven.
We moeten het normale gemeenteleven binnengaan, welke een ‘gevangenis’ voor ons is. De ouders
van sommige heiligen zeggen: “Heb medelijden met jezelf. Ga toch niet zo vaak naar je gemeente. Je gaat elke
zaterdag en zondag al naar je gemeente. Dat is genoeg. Vergeet niet dat dit een vrije dag is. Waarom zou je
niet op vakantie gaan en genieten?” Degenen die zo spreken, realiseren zich echter niet dat we iets beters en
hogers hebben. Ze kennen het hemelse, geestelijke en wonderbaarlijke ‘vermaak’ niet waarvan wij genieten.
We zitten gevangen in het gemeenteleven, en we houden ervan. De gemeente is een gevangenis, maar het is
ook het beste ‘vermaak’. (CWWL, 1975-1976, deel 1, “The Testimony of Jesus,” blz. 324)
Terwijl de apostelen het evangelie verkondigden, bouwden ze ook de ark waarin ze volledige
behoudenis genieten. Wat was die ark? Het was de collectieve Christus. Terwijl de apostelen de individuele
Christus verkondigden, bouwden zij de collectieve Christus op. Door die collectieve Christus werden
duizenden mensen niet alleen gered van Gods oordeel, maar ook van het krom en verdraaid geslacht.
We bouwen de gemeente. De gemeente is de collectieve Christus (1 Kor. 12:12) die in zekere zin de
ark van vandaag is. Duizenden mensen zijn gered door het gemeenteleven binnen te gaan. Velen kunnen
getuigen hoe ze gered zijn door in de gemeente te komen. Hoewel je misschien al vele jaren gered was, werd
je niet van deze kromme wereld gescheiden totdat je in de gemeente kwam. Deze collectieve ark heeft je
afgezonderd. Toen we eenmaal in de gemeente kwamen, hoefde niemand ons te vertellen om uit de wereld te
komen. We begonnen simpelweg een leven van ‘het gemeenteleven ervaren’, en keer op keer kwamen we naar
de samenkomsten. Door het gemeenteleven te ervaren, zal alles van deze kromme eeuw verdwijnen. Wat kan
ons uit deze verdorven eeuw redden? De ervaring van het gemeenteleven kan ons redden. We bouwen de ark
die ons en anderen van de door God veroordeelde eeuw kan redden. (Life-study of Genesis, blz. 409-410)
Ter aanvulling lezen: Life-study of Genesis, boodschap 7, 29-31; CWWL, 1977, deel 1, “The Recovery of
Christ in the Present Evil Age,” hfst. 1-2, 5
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________

WEEK 1 – DAG 6

Ochtendvoeding

Op. 12:5 En zij baarde een zoon, een mannelijk kind, die alle naties zal hoeden met een ijzeren
staf; en haar kind werd weggerukt naar God en naar zijn troon.
Op. 12:10-11 (…) Nu is de behoudenis gekomen en de kracht en het koninkrijk van onze God en het gezag
van zijn Christus; want de aanklager van onze broeders (…) is neergeworpen. En zijzelf
hebben hem overwonnen door het bloed (…) en door het woord van hun getuigenis (…).

Het zaad van de vrouw in Genesis 3 verwijst hoofdzakelijk naar de Heer Jezus, maar de overwinnaars
hebben ook een aandeel aan dit zaad. Het zaad van de vrouw omvat de gemeente, voornamelijk de
overwinnaars. Ook al heeft de Heer satans hoofd vermorzeld, is hij nog steeds actief. De vervulling van het
zaad van de vrouw die satan vermorzelt is te zien in het mannelijke kind in Openbaring 12. De enige
Overwinnaar omvat alle overwinnaars (Op. 12:10-11).
Wanneer God van gedachte verandert over een bepaalde zaak, doet Hij iets om de eeuw te veranderen.
Elke beweging om de eeuw te veranderen, brengt Gods nieuwe weg binnen. Zijn belangrijkste beweging om
de komende eeuw te veranderen staat in Openbaring 12. Hij wil deze eeuw beëindigen en de eeuw van het
koninkrijk binnenbrengen. Zijn doel is niet algemeen en gebruikelijk. Hoe kan Hij deze eeuw tot een einde
brengen en een andere binnenbrengen? Hij moet Zijn instrument hebben om de komende eeuw in te luiden.
(De heerlijke gemeente, blz. 167)

Lezen voor vandaag

De opname van het mannelijk kind maakt een einde aan de eeuw van de gemeente en brengt de eeuw
van het koninkrijk binnen. Het mannelijk kind stelt God in staat om te bewegen. Als er geen mannelijk kind
en een opname is, kan God de komende eeuw niet inluiden. We moeten nooit vergeten dat God beperkt kan
worden. Hij wacht op de mens in al Zijn bewegingen. Gods binden in de hemel is gebaseerd op ons binden op
aarde; Gods ontbinden in de hemel is gebaseerd op ons ontbinden op aarde. Alles hangt van de gemeente af.
Het is Gods verlangen dat schepselen afrekenen met gevallen schepselen. Volgens Zijn doel zou de
hele gemeente met satan moeten afrekenen; de gemeente heeft echter gefaald. Daarom is het nodig dat de
overwinnaars opstaan. Gods doel wordt vervuld in de overwinnaars omdat zij met Hem meewerken. Door het
hele Woord van God heen zien we het principe van de overwinnaars. God verkrijgt altijd een groep
overwinnaars om de komende eeuw in te luiden.
In de kerkgeschiedenis was de Reformatie de eerste bijzondere beweging. God gebruikte Luther in
deze beweging om de nieuwe eeuw in te luiden. De Vergadering van Gelovigen werden ook gebruikt. Na de
opwekking in Wales begon een nieuwe beweging van God. Zowel Evan Roberts als mevrouw Penn-Lewis
waren bekend met geestelijke oorlogvoering; ze wisten hoe ze met satan moesten afrekenen. Toen Evan
Roberts na een afwezigheid van tien jaar werd gezien, zei hij: “Ik heb gebeden van het koninkrijk gebeden.”
Elke keer als God iets doet om de komende eeuw in te luiden, moet Hij Zijn instrument verkrijgen.
Zijn we aan het einde van de eeuw? Als dat zo is, zal de eeuw van het koninkrijk spoedig beginnen.
Als een beweging om de komende eeuw in te luiden dichtbij gekomen is, heeft God een instrument nodig.
Algemeen werk is niet langer voldoende. De kinderen van God missen een visioen; ze zien de ernst en
intensiteit van de situatie niet. Nu is het een zaak van het veranderen van de eeuw. Het is niet langer genoeg
om slechts een goede dienaar van de Heer te zijn; dit is niet van groot nut voor God. Ben je bewust dat we niet
zeggen dat het geen nut heeft. Wat doen we om deze eeuw te beeindigen? Wat doen we om het volgende eeuw
binnen te brengen? Dit is een bijzondere tijd, er is dus de noodzaak voor bijzondere christenen om een
bijzonder werk te doen.
Vandaag wacht God op het mannelijke kind. Alleen de opname kan de gebeurtenissen in Openbaring
12:10 bespoedigen. God houdt Zich aan een bepaalde volgorde en werkt ook volgens deze volgorde. Zijn ogen
hebben de gemeente verlaten; ze zijn nu op het koninkrijk gericht.
Van alle beweging om een nieuwe eeuw in te luiden is het mannelijk kind de grootste, omdat het de
macht van de mens en de macht van de duivel wegneemt, en het koninkrijk binnenbrengt. (De heerlijke
gemeente, blz. 167-168, 170-171)
Ter aanvulling lezen: CWWL, 1975-1976, deel 1, “The Building of the Church,” hfst. 2; CWWL, 1963, deel 2,
“The Living That Fulfills God’s Eternal Purpose,” hfst. 4
Verlichting en inspiratie: _________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________

Voldoen aan Gods verlangen en de huidige behoeften in het wederopbouwwerk van de Heer